Moerkerkebrug, Gentse Lieve, Pieter Bladelin en renten in de 15de eeuw
Denis Raman
Deze foto is de inleiding over een geheimzinnig proces rond Moerkerkebrug dat in de vijftiende eeuw gevoerd werd rond dat gehucht, een site die blijkbaar vroeger tot het ‘Graefschap Middelburg’ behoorde.
We spraken heel wat kaartmateriaal aan, diepten verslagen uit, onderzochten ‘Heemkundige kronieken’, omlopers en verhandelingen, en tenslotte voegden we bij dit alles fotografisch materiaal. In dat verband lijkt het me toch opportuun een korte inleiding te geven over de volgende teksten. Via de heer Notteboom en Marc Martens, beiden onderzoekers in de heemkunde, werd het onderzoek dat Daniel Verstraete pleegde over de 'Brieven van Aertrijke', een zeer interessante piste om rond Moerkerkebrug het verhaal van het rechtvaardig innen van 'belastingen', verder aan te vullen.
Uit de briefwisseling die ik voerde met de heren Notteboom en Marc Martens:
Zoals u zult merken schoof Walter Notteboom uw vraag naar mij door. Zoals hij aangeeft, staat DV voor Daniel Verstraete, een eminent kenner van het Brugs ommeland en van het Meetjesland, auteur van, alleen al in het Vrij Maldegem waarnaar u verwijst, ruim 800 artikels, verschenen tussen 1950 en 1980.
Voor zijn uiteenzetting in het bewuste artikel steunt Daniel Verstraete op een processtuk waarvan een al even interessante kaart van Moerkerke-brug deel uitmaakt. Het document hoorde bij een proces, gevoerd voor de Raad van Vlaanderen in de jaren 1497-1499 en wordt bewaard in het Rijksarchief te Gent, Raad van Vlaanderen nr. 8684.
De kaart is afgebeeld in het boek De Lieve, tscoenste juweel dat de stede heeft.
De situatie is nogal complex, de vork zit ongeveer als volgt aan de steel: de heerlijkheid Middelburg is territoriaal erfgename van het leen, in casu het belastinggebied dat de Brieven van Aartrijke heette. Dat bestond al sinds de eerste helft van de 13de eeuw. Ten tijde van Bladelin is men dat occasioneel de Brieven van Middelburg gaan noemen. Door koop was Bladelin namelijk erfachtig ontvanger van die brieven. Bladelin had bovendien in 1448 het ammanschap van Moerkerke, zijnde een gerechtelijk ambt, afgekocht van Margaretha, dame van Oostkerke. Hij speelde daar zelf niet voor amman, maar stelde iemand aan in die functie. In 1464 bijvoorbeeld was dat Marie, de dochter van ene Jaques Wulfaert.
In 1449 kocht Bladelin de vis-, vogel- en zwanenrechten binnen het ambacht Moerkerke af van Vrancke van Praet, heer van Moerkerke.
De heerlijkheid, later het graafschap Middelburg, omvatte een deel van de parochie Moerkerke.
Maar meer ter zake: in het artikel waar u naar verwijst en dat u in bijlage meezendt, heeft Daniel Verstraete zich meer dan waarschijnlijk vergist. Laat me zeggen: misschreven. Zelf had ik het processtuk in handen bij de voorbereiding van de tentoonstelling "550 jaar Middelburg", bijna 20 jaar geleden
De kaart werd toen geexposeerd. In de catalogusnota die ik daarbij schreef luidt het: "Het proces in eerste aanleg, gevoerd voor de Raad van Vlaanderen in 1497-1499 tussen Guillaume II de Saillant met de burgemeester en schepenen van Middelburg tegen de schepenen van het Brugse vrije en de "pointers en setters" van Moerkerke, gaat over de grens tussen Middelburg en Moerkerke, ter hoogte van Moerkerke-brug op de Lieve. De kwestie is, of dit al dan niet grondgebied Middelburg is, wat consequenties heeft voor de omwonenden voor de betaling van zettingen en rechten aan Brugge. De uitspraak valt uit ten gunste van Brugge."
De kaart die bij de processtukken hoort brengt de situatie rond Moerkerkebrug in beeld. Vermeld zijn o.m. ‘den wech te brugghe waers’, ‘svisschers wech duer de Lieve’, ‘den paelwech.’
Ze is vooral attractief vanwege de vrij realistische weergave van woningen en boerderijen omtrent Moerkerke-brug. Bij een ervan wordt expliciet vermeld "ghedect met tighelen"."
Blijkt dus dat de Raad van Vlaanderen in zijn uitspraak het Brugse Vrije in het gelijk stelde, op grond van de getuigenissen dat de betwiste grond "nooit belast geweest was in de Brieven van Aartrijke"; het vervolg had moeten zijn: "en dus niet bij Middelburg hoorde", vermits de heerlijkheid Middelburg territoriaal nagenoeg overeenkwam met het fiscaal gebied van de Brieven van Aartrijke.
Ik hoop daarmee enige klaarte in de zaak gebracht te hebben. ” Vriendelijke groeten,
Marc Martens,
Middelburg.
Om nu de essentie van dit dossier te vatten is de geschiedenis van Pieter Bladelin van groot belang.
1.1.Familiestamboom
Pieter Bladelin, oorspronkelijk Pieter de Leestemaker genoemd, was de zoon van (1)Pieter de Leestemakere (+ 1433) en van Elizabeth Hugheleins (+ 1418). Vader Bladelin was bokkraanverver in Brugge.
-
Loopbaan
Rond 1435 huwde Pieter Bladelin Margaretha van de Vagheviere, dochter van Jan van de Vagheviere en Margaretha de Vrient. Het huwelijk bleef kinderloos.
Van 1436 tot 1438 was hij tresorier van de stad Brugge. Nadien trad hij in dienst van de Bourgondische hertogen.
-
Hoveling
Door zijn kwaliteiten als tussenpersoon en als diplomaat bij de opstandige Bruggelingen en de hertog te tonen in 1438, werd hij door Filips de Goede naar het hof aangetrokken. In 1440 werd hij raadsheer van Filips. In 1444 werd hij thesaurier en gouverneur van financies en in 1447 werd hij zelfs benoemd tot opvolger van de thesaurier van de in 1430 in Brugge gestichte Orde van het Gulden Vlies. De definitive benoeming viel op 1451 na het overlijden van Guy de Guilbert
-
Levensstijl
Bladelin had door zijn functies een belangrijke politieke en artistieke invloed. Er bestaat een triptiek die hij door Rogier van der Weyden liet schilderen waarop Bladelin zelf staat afgebeeld met de pas voltooide burcht van Middelburg. Zijn woning (residentie) werd in 1435 gebouwd in de Naaldenstraat te Brugge. Heel wat elementen daaruit, werden verweven en opgenomen in zijn heerlijkheid Middelburg.
Wordt vervolgd