De ligging van het ‘Oude Lapscheure’ op de Kaart van de Zwinstreek
Caroline Terryn
Voor we onze speurtocht op de kaart van de Zwinstreek verder zetten willen we u er op wijzen dat u het schilderij van Jan de Ilervy uit 1501 momenteel niet alleen op www.lukasweb.be. inaar ook in het echt kan zien. De Brugse Musea haalden dit Vlaains topstuk - sinds 2009 opgenomen in de topstukkenlijst van de Vlaamse Ge- meenschap - uit het depot en liingen het in de eerste zaal van het Groeninge- museum op de Dijver.
Vorige keer bespraken we Brangheers. Dat gehuchtje lag vlak naast Sluis, maar hoorde bij Lapscheure. Op de kaart van de Zwinstreek is Lapscheure veel te dicht bij Brangheers en Sluis afgebeeld. Brangheers lag nl. net ten westen van Sluis, ter hoogte van de huidige brag van de Rondweg over de Damse Vaart en op Google Earth (rechts) valt na te meten dat dit 2,2 km ten noorden van het ‘Oude Lapscheure’ lag. Meer over het ‘Oude’ en ‘Nieuwe Lapscheure’ op volgende pagina.
Het ‘Oude Lapscheure’ is veel correc- ter gesitueerd op Pieter Pourbus’ Kaart van het Brugse Vrije (links onder) uit 1574. Terloops wijzen we op het wa- pen van Lapscheure. Pourbus’ kaart wordt ook de Heraldische Kaart ge- noemd omdat bij de meeste locaties een wapenschild staat. Zo hccft Sluis liaar stadswapen (links) en Moerkerke het wapen van de familie van Praet die toen de heerlijkheid Moerkerke bezat (onder).
Het wapen bij het ‘Oude Lapscheure’ is niet wit; het werd gewoon niet inge- kleurd De schildjes van o.m. Westka- pelle, Ramskapelle en Koolkerke zijn eveneens blanco gelaten. Waarom is niet geweten.
Het ‘Oude en Nieuwe Lapscheure’
Het huidige Lapscheure ligt 1,4 km ten zuidwesten van het oorspronkelijke Lapscheure. Na de onderwaterzetting vau 1583, die we in de vorige aflevering bespraken, werd begin 17de eeuw het ‘Nieuwe Lapscheure’ gesticht op een andere plaats. Minder gekend is dat het Oude Lapscheure ook al eens eerder, maar dan ter plekke, was heropgebouwd.
De oudste geschreven vermelding van Lapscheure dateert van 1110. Toen maakte de Sint-Kwintensabdij uit Verman- dois die de Tienden van een ruim gebied rond Oostkerke inde voor het eerst melding van vier hulpkapellen: Lapscheure, Moerkerke, Westkapelle en Wulpen. Dat betekent niet dat die dorpen in 1110 gesticht werden, wel dat ze toen al zo groot en rijk waren dat de Tiendeninkomst - 10% van landbouw- en veeteeltopbrengst bedoeld voor de eredienst - volstond om een lokale priester te betalen. Lapscheure had er mogelijk al eerder een, Volcranus genoemd. Daarover later meer.
In elk geval was de inpoldering van de kuststreek al sinds de 10de eeuw begonnen. Voordien was het waddengebied enkel ‘s zomers bewoond door herders die hun schapen hoedden op de zoute schorrenweiden of seizoenarbeiders die turf staken of zout wonnen. Vanaf de 10de eeuw gingen dappere boeren- families zich permanent vestigen op de hoogste plekken. Om hun hoeve en akkers te beschermen tegen stormweer hoogden ze rond hun land een dijkje op. Bij eb werd overtollig regen- water geloosd via een sluisje in de dijk. Bij vloed ging de sluis dicht, want liepen de geulen, waartussen de eerste polders lagen, over met zout zeewater. Bij stormvloed over- stroomden niet alleen de slikken, die bij elke vloed onder stonden, maar ook de schorren (die normaal droog bleven) en dikwijls ook de polders. Dan vernielde het zoute zeewater alle zoetwaterplanten. Elke generatie polderboeren probeerde grond bij te winnen door de schorren te bedijken en de geulen tussen de polders af te dammen. Zo ontstonden grotere polders die langs een sluis afwaterden.
De uitbreiding van de polders verliep niet overal even snel. In de 11de eeuw was de streek ten noorden van Brugge al volle- dig ingepolderd en beschermd door een ring van dijken. Het bovenste kaartje is gebaseerd op de reeks kaarten van Willy Wintein die op www.sincfala.be staan. Het toont hoe vanuit Brugge (B) een ringdijk vertrekt die opgebouwd is uit de aan- eenschakeling van oudere dijken die opgehoogd werden: Blankenbergse dijk, Evendijk, Kalveketendijk, Bloedlozen- dijk en Krinkeldijk. Ten oosten van de Krinkeldijk waren er wel al polders met bewoning, zoals Lapscheure (L), maar nog geen grote aaneengesloten dijk zoals ten noorden van Brugge. Dat was de reden waarom de storm van 1134 het Zwin deed ontstaan. Op 2 tot 4 oktober 1134 woedde een uitzonderlijk hevige storm, die de zeeboezem Sincfal ver- grootte tot de zeearm Zwin. Toch ontstond het Zwin niet en- kel door de natuurkracht maar ook door de ingreep van de mens: de bedijking. Juist doordat het gebied ten noorden van Brugge beschermd werd door de ringdijk, beukte de zee met des te meer kracht in op het veel minder beschermde gebied ten oosten daarvan. Daardoor kon de zee de Sincfal breed, diep en lang uitschuren tot aan de Gapaard, een zandrug, ten zuidwesten van het latere Damme. De zee kwam nu veel die- per landinwaarts.3 Het verschil tussen de Sincfal en het Zwin kan niet plastischer uitgedrukt worden dan met de termen zeeboezem en zeearm: een arm is altijd langer dan een boe- zem. De zeearm Zwin stak diep landinwaarts, maar niet tot in Brugge: hij werd tegen gehouden door de Gapaard. De linke- roever van het Zwin was een diepe zeegeul langs de ringdijk, maar de rechteroever was een grote overstromingsvlakte: heel de driehoek tussen het latere Damme, Sluis en Heille stond blank. Langs de zuid- en oostrand van de overstromingsvlakte lagen hogere zandruggen. Lapscheure lag in 1134 midden in het overstromingsgebied. Pas pas een eeuw later werd het heringepolderd.
De herinpoldering van de rechteroever van het Zwin is goed gedocumenteerd en bestudeerd.4 Die herinpoldering verliep heel langzaam en begon pas een halve eeuw na de storm van 1134. Pas na de afdamming van het Zwin (iets voor 1180) werd de dam van Damme verlengd met de Branddijk- Damweg tot Heille. Die sloot de zee- geulen ten noorden van Moerkerke af. Het duurde weer een halve eeuw eer de eerste eigenlijke herinpoldering klaar was, want pas in 1228 is sprake van de Sluissedijk-Maldegemse dijk. Die lag nog geen kilometer ten noorden parallel met de Branddijk-Damweg. Op het kaartje hiernaast5 heet die ingepolderde strook de Maldegemse Polder. Pas in het tweede kwart van de 13de eeuw - we zijn dan een eeuw na 1134! - werd het Oude Lapscheure bereikt. De inpol- dering raakte toen in een stroomver- snelling omdat kapitaalkrachtige Bruggelingen er voor eigen rekening of voor nieuwe abdijen in investeerden. Een mooi voorbeeld is de Nonnenpol- der en de aangrenzende Spermaliepol- der ter hoogte van het in 1110 ver- melde Lapscheure dat in 1134 was weggespoeld. Initiatiefnemer was de grafelijke ambtenaar Egidius van Bre- dene die het gebied in 1236-1246 liet droog maken voor de Spermalieabdij die hijzelf gesticht had. Zijn bedoeling was duidelijk: de vruchtbare kleigron- den moesten de zusters verzekeren van een vast inkomen zodat ze zich in hun Sijseelse kapel ten voile konden wijden aan de verering van het graf van hun stichter: Egidius vanBredene.6
In Lapscheure werd ca. 1240 op de plaats van de oude kapel een nieuwe parochiekerk opgericht. De grondves- ten van die kerk werden in de jaren 1980 bloot gelegd; daarover meer in een volgend nummer. Dat kerkje staat op de Kaart van de Zwinstreek en op die van het Brugse Vrije (beiden op vorige pagina). Pourbus zette ten noord -oosten van de dorpskern van Lapscheure een dijk in west-oostelijke richting dik in de witte verf. Volgens het inpolderingskaartje (boven rechts) is dit de noordelijke dijk van de Non- nenpolder. Vergelijken we nu de Kaart van Pourbus uit 1574 (vorige pagina) met die van Claes Jansz Visscher uit ca. 1622 (rechts) dan valt uiteraard eerst de brede geul op: ten westen van Sluis begint het Lapscheurse Gat langs waar bijna heel de rechteroever van het Zwin overstroomt.
In tweede instantie valt op dat het Lapscheurse Gat een verbreding is van het Ge- leed van Moerkerke-Noord-over-de Leye (MNoL) dat Pourbus afbeeldde. Dat Geleed was het afwateringskanaal van de watering ten noorden van de Lieve. Het verzamelde het water van de polders van MNoL en volgde vanaf Lapscheure tot Brungheers een gekanaliseerde zijarm van het Zwin. Merkwaardig is ook dat Visscher rond 1622 het kerkje van het Oude Lapscheure nog afbeeldde (boven). Dat klopt, want pas ”in 1649 vroegen pastoor en parochianen toestemming om de middeleeuwse kerk af te breken en met het afbraakmateriaal de bouw van een nieuwe stenen kerk te starten.”7 Nieuw Lapscheure verrees 1,4km ten zuiden.
Voetnoten
- DUVIVIER, Actes et Documents anciens, 1898, p. 324;
- DEVLIEGHR L., Volcranus Levita uit Lapscheure in: Nieuwsbrief ‘tZwin, 2003, nr 2;
- RYCKAERT M, ‘Ontstaan van het Zwin’ in 2000 jaar Zwinstreek, p. 17;
- VERHULST A. Landschap en landbouw in Middeleeuws Vlaanderen, 1995, p. 58.
- idem.
- idem & STRUBBE, Egidius van Bredene, grafelijk ambtenaar en stichter van de abdij Spermalie, Brugge, 1942.
- Vlaamse Inventais Onroerend Erfgoed (www.vioe.be)