Nostalgie in de landbouw
Guido Vermeersch
In Erfgoedblad Damme van September 2012 is uitgebreid ingegaan op het pikken met de hand en alles wat er mee samenging. In dit verhaal zullen we kennis maken met het verdere verloop van het oogstgebeuren. Het zal ons in deze koude wintermaanden met enige nostalgie herinneren aan de tijd van toen. Op vele plaatsen in Vlaanderen organiseren afdelingen van de LG en KLJ, oogstfeesten (foto A), waar het publiek getuige mag zijn van het landbouwwerk ongeveer 80 jaren geleden. Samen met vele geinteresseerden waren wij in 1978 te Vlissegem voor een open-oogstdag.
De pikbinder (foto rechts) wordt getrokken door een koppel paarden of een tractor. Een groot wiel ondersteunt het hele gevaarte en brengt al de onderdelen in werking. De messen snijden als scharen de strohalmen tot op ± 10 cm. af. Een lattenmolen legt het koren op de bewegende zeilen richting binder. De schoven worden met een vlaskoord stevig gebonden en uitgeworpen. Deze voor die tijd vernuftige machine wordt bestuurd door een persoon, die, gezeten boven het wiel, op een metalen, lichtjes verend zadel, ook de paarden ment.
Mijn schoonbroer Georges Vermeire volgde in die periode automechaniek in de technische school. Hij installeerde onderaan de pikbinder een motor die de kracht van het wiel overnam, waardoor de machine door een paard kon getrokken worden. De thans nog kranige 93-jarige tante Noella Tilmans-Van Loocke uit Oostkerke toonde uit ervaring aan onze Wim hoe een stuik moest gezet worden (foto C).
Als de in rijen geplaatste stuiken droog genoeg zijn, komt de boer met een door twee paarden getrokken boerenwagen (foto D) de oogst binnenhalen. De wagenvloer wordt met een raam van ronde balken breder gemaakt, zodat de tasser de schoven, die met een hooivork door de opgever aangereikt worden, ordelijk naast elkaar kan leggen. De opgever leidt de paarden van de ene naar de andere stuik. Het voer kan een hoogte bereiken van 3 tot 4 meter. Als het korenveld niet dicht bij de hoeve ligt, wordt het midden van de bovenste laag met dwarsliggende schoven opgevuld. Een dikke koord, een zeel, die aan de dissel vooraan vastgesnoerd is, wordt over het voer heen gespannen tot achteraan de staart. Het zeel wordt een keer rond de staart gewonden en vastgehouden; telkens de andere man het zeel stevig naar omlaag aantrekt, wordt de koord rond de staart meegetrokken tot het voer voldoende opgespannen is en stevig vastgebonden. De paarden, aangevuurd door de niet altijd gezegende krachttermen van de paardenknecht, zetten zich schrap en hun spannende lijven trekken de zware, lichtjes wiegende hoge vracht naar de boerderij. Door de grote poort in de schuur komt het voer binnen op de verharde vloer. Van op de wagen worden de garven met een hooivork naar beneden gegooid waar een toesmijter ze bij de tasser legt.
Op vele boerderijen werd het koren, in afwachting van de komst van de dorsmachine, ook in schelven gestapeld. Zij hadden de vorm van een huis of een grote ronde hut, en het dak werd bedekt met net om het tegen de regen te beschermen. Maar eerst moest het land klaar gelegd worden voor de winter: de korenvelden ontstoppelen en ploegen.
De graankorrels worden opgeschept en boven op de wanmolen of windmolen (foto G) gestort. Een handzwengel brengt via een groot tandwiel een kleiner wiel in beweging dat het schoepenrad vlugger doet draaien, zodat een krachtige luchtstroom het kaf van de uit de heen en weer bewegende schuif neervallende graankorrels wegblaast. Het opgevangen graan wordt onderaan opgeschept en in zakken gevuld. Het kaf kan dan gemengd worden met de gemalen bieten wat als dagelijkse kost in de voederbakken van het vee terecht komt, waar zij in hun warme stal op het stro kunnen uitrusten.
Ondertussen is de zomer voorbij. Landarbeiders en ook dagloners komen in de koude periode naar het hof, gewapend met hun dorsvlegel (foto rechts). Op de verharde dorsvloer in de schuur worden de opengesneden schoven met de kop naar elkaar gespreid. Drie of vier mannen slaan, elk om de beurt, vlug na elkaar, in een bepaald ritme, met hun vlegel op het graan , zodat de korrels er uit springen. Ik herinner mij nog uit mijn kindertijd dat typische geklop in de schuur bij mijn grootouders, die naast ons woonden.
Maar die tijd is toen ook niet blijven stilstaan. De dorsmachine (foto I) verscheen op het erf. Zij zal het werk van de dorsvlegel en de wanmolen overnemen. Op het schelfhof wordt dit toch wel indrukwekkend gevaarte tussen de schelven opgesteld. Een zware tractor, een Lanz Bulldog (foto H), trekt de machine op gang. Het vliegwiel brengt, via een lange meedraaiende drijfriem, de toestellen binnen die grote kast in beweging. Een transportband leidt de schoven boven in een trechter, waar zij worden losgesneden. We zien de mannen achteraan het graan in zakken vullen. Uit de kluiten gewassen kerels , het hoofd en schouders beschermd met een tot kap geplooide jutezak, moeten de zware zakken naar de graanzolder dragen. Het kaf wordt aan de achterkant weggeblazen. Het stro wordt opgevangen in een persmachine, waar de met vlaskoorden gebonden balen uitgeduwd worden. Wegens het helse lawaai dat de Lanz Bulldog maakte werd hij ook wel "den duuvel" genoemd.
Beschouwing
Als we bedenken dat het pikken, binden, stuiken, binnenhalen en dorsen, zoals het hier beschreven is, reeds sinds jaren door een machine, de maaidorser, ook pikdorser genoemd (foto J internet) geklaard wordt en slechts door een persoon bestuurd wordt, dan gaat onze bewondering uit naar het vernuft van de landbouwingenieurs, die tot zulke verwezenlijkingen in staat zijn. Onze bewondering gaat ook uit naar de landbouwers, die de overschakeling van handenarbeid naar mechanisatie hebben ondergaan. Ze mogen met fierheid terugkijken op de zware arbeid. Een zekere nostalgie is er niet vreemd aan. Hun arbeid en de middelen daartoe vormen het erfgoed dat bewaard moet worden.
De eigen foto's zijn gemaakt tijdens de open-oogst-dag, deze van de wanmolen en de dorsvlegel in het Landbouwmuseum bij Wilfried Van De Sompele.