Schone schijn op de kaart van de Zwinstreek uit 1501: Monnikerede was al midden 15de eeuw failliet
Caroline Terryn
Op onze verkenningstocht op de kaart van de Zwinstreek uit 1501 blijven we nog even bij Monnikerede. In het juninummer van 2013 stelden we dat de Hervy Monnikerede afbeeldde op een kantelmoment, dat 1501 het begin van het einde inluidde. We illustreerden dat aan de hand van het stadhuis van Monnikerede. Toen dat in 1462 afbrandde, kon Monnikerede nog een nieuw en steviger stadhuis met een tegeldak i.p.v. een strodak bouwen, maar nog geen 100 jaar later kon het niet eens meer de kelder onderhouden, want de gevangenis was er zo erg aan toe dat de kolfdrager, de politieman, de gevangene thuis moest opsluiten. Daaruit zou geconcludeerd kunnen worden dat het al bij al nog meeviel in de 15de eeuw en dat de miserie pas begon in de 16de eeuw. Een analyse van de stadsfinancien bewijst echter dat het hoogtij al eind 14de eeuw voorbij was.
De financiele crisis van Monnikerede
Brigitte Fossion schreef voor het tijdschrift van het Gemeentekrediet - dus dat is al een hele tijd geleden, nog voor Belfius en nog voor Dexia - een zeer boeiend, artikel met indrukwekkend, maar zeer verhelderend cijfermateriaal.1 Ze gaf niet alleen een inkijk in de stadskas van Monnikerede, maar legde ook haarfjn uit hoe het stadje in de 15de eeuw in een financiele put belandde het waar nooit meer uitkwam.
Er waren twee financiele rampjaren. In 1440 moesten die van Monnikerede het stapelrecht op de gedroogde vis terugkopen omdat de Bourgondische Hertog dat privilege had afgenomen als bestraffing voor hun deelname aan de opstand van 1437. In de jaren 1470 hief Karel de Stoute zware oorlogsbelastingen om zijn groot Bourgondisch koninkrijk te veroveren.
Telkens sloot het stadsbestuur nog maar eens een extra lening af bij kapitaalkrachtige Bruggelingen. Ze kwamen bovenop de andere leningen. Bovendien legden de burgers van Monnikerede zich in crisisjaren een ’taille’ op, een vermogensbelasting: iedereen moest bijdragen naar vermogen. Resultaat: een deel deed niet mee en verliet de stad en de rest verarmde dubbel zo snel. Doordat het bevolkingsaantal in de loop van de 15de eeuw van 500 naar 300 daalde, verminderden ook nog eens de stadsinkomsten uit indirecte belastingen op bloem, bier en wijn.
Midden 15de eeuw werd het ook voor de buitenwereld duidelijk dat het eens zo welvarende Zwinhaventje financieel aan de grond zat. De commissarissen van de graaf die jaarlijks de stadsfinancien nauwkeurig controleerden, roken onraad en legden strikte bezuinigingen op: de schepenen die zich voordien elk jaar in een nieuw ambtskleed van het duurste laken staken, moesten het voortaan stellen met een ambtskleed in een goedkoper stofje en dat moest twee jaar meegaan. Het stadsbestuur specialiseerde zich in schuldherschikkingen en schaamde zich niet langer haar deficiet toe te geven en uitstel van betaling en zelfs kwijtschelding van de schuld te vragen. Eind 1460 was er paniek. Up den 6sten dach van desembre [vergaderde] de wet ende tghemeene van der stede omme dat eeneghe van onsen poorters te brugghe ghevanghen waren van lijf rente. Wanbetalers kregen geen deurwaarder over de vloer, maar werden gegijzeld tot hun naasten de rekening vereffenden: middeleeuwse toestanden.
De economische crisis
Alle Vlaamse steden kreunden onder de verpletterende belastingsdruk van de Bourgondische Hertogen. Allen gingen leningen aan, maar de meeste steden kwamen een financiele crisis te boven omdat hun economie gezond was.
Voor Monnikerede en de andere Zwinhaventjes - Hoeke, Muide en Damme - gold dat niet. Monnikerede zou zelfs volledig verdwijnen. De verzanding van het Zwin trof de Zwinhaventjes meer dan Brugge. Dat had ook te lijden onder de verminderende handel, maar de bevolking was er veel groter en de economie meer gediversifieerd. De belastingen waren er in verhouding even hoog, maar de druk werd opgevangen door sectoren die wel winstgevend waren. In de 15de eeuw kende Brugge een bloeiende financiele markt en was 7% van de beroepsbevolking tewerkgesteld in de luxenijverheid. Brugge had zich op tijd weten te herorienteren.2
De Zwinsteden hingen af van de handel in een product en konden zich niet herorienteren naar nieuwe sectoren, want ze zaten vast aan regels in een netwerk dat gedomineerd werd door Brugge. Monnikerede had het stapelrecht van gedroogde vis. Dat wil zeggen dat alleen zij dat product mocht verhan-
delen, maar ook dat er in Monnikerede geen enkel ander goed gelost mocht worden. Zelfs al had de ondergeschikte voorhaven een financiele marge voor reconversie gehad, dan nog had Brugge dat niet toegestaan. Behalve gedroogde vis verhandelen, mochten die van Monnikerede ook alle producten die in het Zwin toekwamen, wegen en meten. Meter was, na visboer, het meest voorkomend beroep in Monnikerede. Tot Napoleon in Europa meter, liter en kilogram invoerde, had immers elke regio haar eigen maateenheden en die moesten allemaal omgerekend worden naar de Brugse maten. Dat zorgde voor veel tewerkstelling in de Zwinhavens. Ook die jobs verdwenen toen Antwerpen de rol van Brugge als markt plaats van Europa innam. De Zwinhavens waren de dupe: delocalisatie zonder reconversie...
- FOSSION Brigitte, Een voorbeeld van stedelijk verval: het stadje Monnikerede (1393-1482), in: Gemeentekrediet, Brussel, 44, 1990, 1, p. 43-60.
- SOSSON Jean*Pierre, Les “petites villes” du Zwin (XlVde-XVde siecles): des “espaces urbains” inviables?, in Commerce, finances et societe (Xle-XVIe siecles. Recueil de travaux d’Histoire medievale offert a M. le professeur Henri Dubois. Textes reunis par Philippe Contamine, Thierry Dutour et Bertrand Schnerb, Paris, 1993, pp. 171-184 (Cultures et civilizations medievales, IX).
Eric Huys attendeerde ons op beide artikels, waarvoor dank.
De Monnikeredewandeling
van 5 oktober 2013 trok een geinteresseerd publiek. In de lente trekken we er weer op uit om het prachtige polderlandschap te lezen en herlezen.
Ondertussen kunnen we voor de koude wintermaanden het Bezoekerscentrum van de Zwinstreek op de Markt van Damme warm aanbevelen, meer bepaald de interactieve voorstelling over landschapsevolutie van de Zwinstreek.
Verder is het uitkijken naar nieuwe inzichten als de archeologen van Raakvlak de werven van de AX en van de Elia - hoogspanningslijn zullen onderzocht hebben. Het worden boeiende tijden.
De Monnikerede als waterloop
Etymologen stellen dat het stadje Monnikerede - dat voor het eerst in 1226 werd vermeld - genoemd werd naar een waterloop met dezelfde naam. De naam duidt dus niet op ‘de rede (of kade) van de monniken’, wel op hun ‘ede ’ of waterloop.[1] In het middelnederlands was Ede of Ee een veelgebruikte naam voor een waterloop. Naast de Ede van A ardenburcht waren er nog andere, als de Noordede in Blankenberge.
De waterloop ‘Munnicareda’ werd al iets eerder, in 1219, vermeld in de uitspraak van een geschil over een gracht tussen Willem, zoon van Jan van Oostkerke en de abdij van Ter Doest. Ter Doest won want de gracht werd de ‘ede van de monniken’ genoemd.[2] Waar hij lag, zegt het document niet.
Historici[3] situeerden de gracht nabij het gelijknamige stadje, maar niet in de directe nabijheid: de waterloop die zij aanduidden als naamgever voor het stadje liep er niet door, maar lag minstens 700m verder. Als Monnikerede werd nl. een waterloop aangeduid tussen Lembeke en Peereboom, maar de Markt van Monnikerede lag 700m van Lembeke en zelfs 2,3km van Peereboom. Men kan zich afvragen of er begin 13de eeuw geen enkele andere gracht dichterbij het stadje lag, die Monnikerede haar naam kan gegeven hebben.
Dat de Hervy bij Monnikerede, noch bij Lembeke een zijarm van het Zwin schilderde, wil niet zeggen dat er geen waren. Zeker bij Lembeke mondde een waterloop, in 1440 aangeduid als Leugenzwin, uit in het Zwin. Hij scheidde de watering van de Romboutswerve van de Kerkwatering en de uitwateringssluis stond bij Lembeke. Deze waterloop Lembeke-Peereboom werd door Pourbus (onder) wel duidelijk afgebeeld, want hij maakte deel uit van de nieuwste waterweg van Brugge: de Verse Vaart via Peereboom werd in 1570 ingehuldigd, kort voor Pourbus zijn Kaart van het Brugse Vrije schilderde. Het Zwin (1) was een hopeloos verzande geul geworden. In 1556 was parallel met het Zwin de Verse Vaart aangelegd van Sluis via Damme naar Brugge, maar dat trace voldeed niet. Om Damme te ontwijken werd in Lembeke het afwateringskanaal gebruikt tot Peereboom om daar aan te sluiten op het Oude Zwin (3).
Dat is evenwel de 16de-eeuwse situatie. De middeleeuwse is complexer, maar we hopen er ooit inzicht in te krijgen, want in de komende jaren zal veel onderzoek verricht worden en hopelijk zekerheid en klaarheid geschapen. Naast de archeologen van Raakvlak o.l.v. Bieke Hillewaert bereidt Jan Trachet onder begeleiding van zijn promotor Prof. dr. Wim Declercq van de Vakgroep Archeologie van de Universiteit Gent volgend doctoraat voor:
Middeleeuws Brugge en zijn voorhavens. Een landschapsarcheologische bijdrage tot het Zwindebat
Het middeleeuws havengebied van het Zwin is een dynamisch landschap dat eeuwenlang bei'nvloed is door de interactie tussen natuur en mens. De brede zeearm van het Zwin maakte niet enkel van Brugge een economische en culturele metropool, maar kreeg er op zijn oevers ook een ketting van bloeiende voorhavens bij. Na 1500 waren de economische hoogdagen van Brugge en zijn voorhavens voorbij, verlandde het middeleeuwse havencomplex en bleven historici en archeologen achter met een rits ‘verloren dorpen ’. Dit Zwin-debat werd tot nu toe vooral vanuit historisch, bodemkundig en landschappelijk perspectief gevoerd. Ondanks het belang van dit internationaal debat, bleef de archeologische input jarenlang uit. Een stevige basis voor deze input werd gelegd door het prospectieonderzoek van B. Hillewaert in 1984, dat voornamelijk gebaseerd was op fieldwalking.
DE SMET Jos, Monnikerede. Een verdwenen zeestad van het Zwin in: Biekorf
Het laatste decennium kennen we echter snelle en spectaculaire evolutie in de landschapsarcheologie door de ontwikkeling van nieuwe non-invasieve prospectietechnieken. Een combinatie van deze oude en nieuwe prospectietechnieken zullen een waardevolle archeologische dataset opleveren die het Zwin-debat in een nieuwe stroomversnelling kan brengen.
De doestellingen van dit project zijn: Een cross-disciplinaire studie naar de historische en landschappelijke ontwikkeling en regressie van het havengebied tussen Brugge en Zwinmonding. De exacte locatie, morfologie en kwaliteit van bewaring van de verdwenen Zwinhavens detecteren.
Ontwikkelen en evalueren van de een gei'ntegreerde methodologie om bedekte landschappen te onderzoeken.1 2 * [1]
Onze Heemkundige Kring zit op de eerste rij om dit boeiend onderzoek te volgen. Op de eerstkomende Bestuursvergadering zal drs. Jan Trachet zijn werkwijze komen toelichten.
Waarom het Zwin ontbreekt op het plan van Monnikerede
Figuratieve kaart van eene hofstede 1813,
Rijksarchief Brugge, Kaarten en Plans, 997 A&B, (Microfilm)
In het Juninummer 2013 beeldden wij bovenstaand kaartje van Jos De Smet af en waren wij zo vermetel om op het kaartje van Bieke Hillewaert, dat daar ook op was gebaseerd, het Zwin toe te voegen. Als er immers iets niet mag ontbreken op een kaart van een Zwinhaven is het wel het Zwin. Ondertussen weten we waarom het Zwin op De Smets plan ontbrak: hij baseerde zich op een figuratieve kaart uit 1813 waarop het Zwin wel staat aangeduid, zij het enkel met de tekst: Schorre Bekken. Bij zijn plan liet De Smet die tekst weg en daarmee verdween het hele Zwin. Mysterie opgelost.
Kasteel van Lembeke
Tot slot nog deze prachtige luchtfoto van de kasteelgracht. Of er ooit een mottekasteel stond, betwijfelt prof. Declercq: ’Het kan, maar is geenszins bewezen. Enkel opgravingen of gericht non-destructief onderzoek kunnen hier mogelijk uitsluitsel over geven. ’
Voetnoten
1. DE SMET Jos, Monikerede. Een verdwenen zeestad van het Zwin in: Biekorf, 1938, pp 2-14.
2. DE KEYSER R., De Munnicareda in Rond de Poldertorens, 1960, p. 10
3. zie 1&2 4. archaeology.ugent.be/projectenmiddeleeuwen#Zwin
Luchtfoto © Prof. dr. Wim Declercq Vakgroep Archeologie, Universiteit Gent,