Het schip op het oudste stadszegel van Damme is een kogge; vandaar ons bezoek aan de kogge van Kampen in Lillo op 11/8/2013
Caroline Terryn
De kogge was het belangrijkste scheepstype tijdens de Gouden Eeuw van Damme. Op het oudst gekende stadszegel uit 1239 ligt een groot zeeschip aangemeerd aan een kade. Met zijn rechte voor- en achtersteven, een mast en overnaadse zijden gaat het hier zeker over een kogge. Onze nieuwsgierig -
heid was dan ook gewekt toen we vernamen dat er een kogge ging deelnemen aan het jaarlijkse havenfeest Lillo Waterdorp. Ter gelegenheid van Schelde Vrij 2013, de viering van de 150ste verjaardag van de Afkoop van de Scheldetol was er dit jaar ook een botenparade met o.m. de Kamper Kogge.
De Kamper Kogge is een reconstructie van een kogge uit de 14de eeuw, gebaseerd op een scheepswrak dat in 1981 ontdekt werd in Kampen in de Flevopolders. De replica op ware grootte werd in 1997 te water gelaten en ligt normaal in Kampen, bij het IJsselmeer (NL), maar was dus nu uitzonderlijk dichter bij huis te zien. Nikolay Holthoff ging aan boord en nam een hele reeks foto’s. Het was vooral interessant de dimensies van een kogge in het echt te zien.
De kogge kon aanzienlijk meer vracht vervoeren dan de oudere scheepstypes en was meer zeewaardig. Dat maakte de kogge tot het eerste betrouwbare koopvaardijschip. Als je er met je neus voorstaat is zo’n kogge van 20m lang en 7 m breed toch maar een klein bootje en wordt het des te indrukwekkender als je weet dat de Hanzekooplui daarmee tot in Novgorod (meer dan 150km ten zuiden van het huidige Sint-Petersburg) zeilden. Uit het noorden haalden ze hout, graan, pelzen, stokvis, haring, wat verhandeld werd met zout uit Portugal, wijn uit Frankrijk, wol uit Engeland, laken uit Vlaanderen en specerijen uit Genua. Zo groeide en bloeide de handel tussen de Hanzesteden tot grote hoogte en bracht rijkdom en welvaart, zo stond te lezen op het informatiebord op de Kamper Kogge (zie foto’s). Doorgaans wordt aangenomen dat de kogge rond 1200 ontwikkeld werd uit de knarr, het vrachtschip van de Deense Vikingen, omdat dat schip ook overnaadse zijden heeft en omdat de kogge typisch is voor de Noord- en Oostzee. Recent onderzoek houdt voor de scheepsontwikkeling echter ook rekening met invloed uit de Romeins-Keltische scheepsbouwtraditie en die van de Franse westkust. De overnaadse constructie houdt in dat de planken van de huid elkaar overlappen. Dat maakt de huid beter waterdicht, maar de romp minder sterk dan bij een gladde afwerking van de huid. Daarom werd bij latere scheepstypes als de karveel liever de techniek van de gladboordige bouw toegepast. Vanaf ca. 1400 werd de kogge ingehaald door de hulk. Dit scheepstype had een grotere capaciteit, minstens 125 ton (t.o.v. 80 tot 100 ton voor de kogge) en meerdere masten. Vanaf de 15de eeuw konden schepen ook kanonnen aan boord nemen en vanaf de 16de eeuw werden er speciale oologsschepen gebouwd. In de tijd van de koggen, de 12de -14deeeuw werden de koopvaardijschepen in de strijd gezet.
De kogge was het vrachtschip van de Hanze
Het is geen toeval dat een kogge gevonden werd in Kampen. In 2000 werd er trouwens nog zo ’n wrak ontdekt. Kampen was een Hanzestad aan de IJssel, een zijrivier van de Rijn en lag op een drukbevaren handelsroute. Bovenstaand kaartje toont de belangrijkste trafieken van de Hanze. De Hanze was een stedenbond in heel Noord- Europa, die vanaf de 12de eeuw gegroeid was uit international samenwerkingsverbanden tussen individuele kooplieden. Goede afspraken maakten handel in den vreemde minder gevaarlijk. Dankzij die overeenkomsten werden de handelsbetrekkingen alsmaar intenser. In de woelige wateren van de Noord- en Oostzee was de ontwikkeling van de Hanze en van de handel ook te danken aan de vooruitgang van de scheepvaart: een ruimer en betrouwbaarder zeeschip: de kogge.
Brugge werd een belangrijke handelspartner van de Hanze; in de 15de eeuw zelfs de enige in de Nederlanden. In de 14de eeuw kwamen ook Italiaanse galeien het Zwin opgeroeid. Zo werd Brugge echt de ’draaischijf’ tussen Noord- en Zuid-Europa. De koggen kwamen echter al sinds de 12de eeuw het Zwin opgezeild. Reeds in 1160 schreef de graaf van Vlaanderen ‘het toltarief van Letterswerve’. De tol voor de koopwaren met bestemming Brugge, moest daar betaald worden. Twintig jaar later, in 1180, werd in de buurt van Letterswerve het Zwin afgedamd en nam Damme de rol van grafelijk tolkantoor over. Door de aanleg van de dam konden de zeeschepen met langer tot Brugge varen en moesten de waren overgeslagen worden in binnenscheepjes. In de zeevaart was de kogge het belangrijkste, maar lang niet het enige scheepstype. In de winter van 1401 lagen op de oevers van het Zwin volgende types te overwinteren: cogghen, schepen, crayers, evers, ende bargen. Verder lagen er ook pleyten, clene cogghen schepen van Brabant, de Hollandesche, Zeelandesche unde van anderen vremden steden.
De kogge van Doel
In 2000 werd in de buurt van Doel een groot en relatief goed bewaard exemplaar van een kogge gevonden bij graafwerken aan het Deurganckdok. In 2002 werd een tweede, kleiner exemplaar in hetzelfde dok gevonden. Ze worden Doel 1 en 2 genoemd en worden sinds 2010 door het Agentschap Onroerend Erfgoed onderzocht in het Waterbouwkundig Laboratorium in Borgerhout. Het project De Kogge zal uitmonden in een bewaring en een museale tentoonstelling. Het hout van Doel 1 werd gekapt in de winter van 1325-1326 in het noordwesten van Duitsland; dat van Doel 2 rond 1328 in Polen. De 774 planken en spanten van Doel 1 zijn allemaal al gekuist en met een FaroArm opgemeten. Dat toestel meet in drie dimensies en is aangesloten op een 3D-printer. Van elk stuk stuk werd een print gemaakt en de 774stukken samen leverden een getrouw schaalmodel. Daaruit bleek dat de koggebodem symmetrisch opgebouwd is. De scheepsbouwer haalde telkens 2 planken uit eenzelfde boom en legde die links en rechts van de kielplank. Bak- en stuurboordzijde zijn elkaars spiegelbeeld. Dit toont hoe professioneel de scheepsbouw was in de 14de eeuw.
Het onderzoek wordt opgevolgd door een internationaal en interdisciplinair wetenschappelijk comite. Door de verschillende scheepswrakken met elkaar te vergelijken - in Nederland zijn er al 14 koggen ontdekt - groeit de aandacht voor de diversiteit binnen het scheepstype. Er waren blijkbaar grote en kleine koggen, van 15m tot 30m, en afhankelijk waarvoor men ze gebruikte, varieerde de vorm. Na het onderzoek wacht de conservering. In 2014 verschijnt een academische publicatie en een boek voor het grote publiek.
Met dank aan Jeroen Vermeersch van het onderzoeksteam De Kogge voor het ter beschikking stellen van zijn presentatie.