De peerspits en klokkenverdieping van de kerktoren van Oostkerke op de kaart van de Zwinstreek uit 1501 (deel 5)
Caroline Terryn
Jan de Hervy - Kaart van de Zwinstreek - 1501 - Groeningemuseum Brugge © Foto: Lukas - Art in Flanders VZW (www.lukasweb.be) Hugo Maertens Brugge onder: Processie in Oostkerke op 7 juli 1939, Foto © www.beeldbankbrugge.be
In onze reeks over Damme op de Zwinkaart, die sinds 2012 de cover van Erfgoedblad Damme siert, bespreken we de kerktoren van Oostkerke. Dit detail (links) toont een peervormige spits op een veelhoekige toren. Op een van de acht zijden staat een cirkel.
Deze kerktoren lijkt geenszins op de huidige poldertoren, zoals hij herrees, nadat de Duitse troepen hem op 22 oktober 1944 hadden gedynamiteerd om te voorkomen dat de geallieerden hem als uitkijktoren gebruikten.
Volgens de Inventaris Bouwkundig Erfgoed kreeg de Sint-Kwintenskerk in 1954 een ‘totale, historisch getrouwe reconstruct^’.1 De vraag kan gesteld worden of dat ook voor de toren geldt. Onderstaande foto’s bewijzen dat de toren heropgebouwd werd zoals hij er voor de Tweede Wereldoorlog uitzag. De vierkante klokkenverdieping van de toren heeft aan elke kant twee galmgaten en twee blindnissen. De vraag is: sinds wanneer zag de toren er zo uit?
De bouw van de toren startte in de tweede helft van de 13de eeuw in vroeggotische stijl. De vierkante toren dankte zijn stevigheid aan de zware muren en steunberen op de hoeken. De steunberen versmalden naarmate de toren hoger werd. Elke generatie werd verondersteld haar steentje bij te dragen om de toren te verhogen. Ondertussen kreeg de toren een tijdelijk dak. Eind 15de eeuw vond men de toren blijkbaar hoog genoeg, want men investeerde in een peervormig dak. Dat is een van de meest complexe dakgebinten en dus ook een van de duurste. Het dak moest dan ook een hele tijd meegaan, dit was m.a.w. een definitief dak, geen tijdelijk dak.
Het peervormig dak was een uitvinding van de late middeleeuwen (14de-15de eeuw). Duitsers zien er een ajuin in, want ze spreken van Zwiebeldach; ook het Nederlands kent de term uidak, maar de voorkeur gaat naar peerspits.'2
Een mooi voorbeeld van een peerspits (foto rechts) staat op de kerk van Kerkrade (NL). Hoewel de kerk pas in 1928 gebouwd werd, is ze als monument beschermd, juist vanwege doordachte en verfijnde details, als de ‘peerspits’ op de klokkentoren die verzonken is in het tentdak.3 Een gewoon tentdak heeft een nokpunt. Een tentdak op een vierkante toren, ook wel piramidedak genoemd, was de simpelste en meest voorkomende dakvonn. Een tijdelijk dak was een laag, haast platgedrukt tentdak, onzichtbaar vanop de begane grand.
De peerspits van Oostkerke was geen fantasietje van Jan de Hervy
Nu zijn wij zo vertrouwd met de ‘afgeknotte poldertorens’ dat het moeilijk valt om ons de kerk van Oostkerke in te beelden met een peervormig dak. We zijn zelfs geneigd de schilder van de Zwinkaart ervan te verdenken een loopje met de werkelijkheid te nemen. Dat is hier niet het geval, want ook Pourbus beeldde meer dan vijftig jaar later op zijn Grote Kaart van het Brugse Vrije de Oostkerkse toren met peerspits af. Mocht u moeite hebben de peerspits op het fotootje (rechts) te zien, kan u altijd (tijdens de kantooruren) het schilderij bekijken in de leeszaal van het Stadsarchief van Brugge (op de Burg). Neem dan wel een verrekijker mee.
Oostkerke had een eeuw lang een peervormig dak
Volgens de inventaris Bouwkundig Erfgoed werden in 1501 werken uitgevoerd aan een aanwezige torenspits.4 De peerspits dateert dus ten laatste van 1501, toen Jan de Hervy hem schilderde. Of hij vele jaren eerder gebouwd werd, weten we niet. In welk jaar de peerspits verdween is evenmin gekend, maar het was in de loop van de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648), t.t.z. na 1574 - want hij staat op Pourbus’ Grote Kaart van het Brugse Vrije - en voor 1639, volgens een geschreven bran uit 1639.
De toren is van naald en dak beroofd zodat de klok er bloot in hangt
Zo citeerde pastoor Opdendrinck de ‘oorkonden van het kerkarchief.5 Bij zijn onderzoek ging Luc Devliegher nauwkeuriger te werk; hij noteerde: Structura eiusdem insignis fuit cum turri in fine Ecclesie satis alta, que modo turri carens acu ad intra omnino est aperta a summitate in terram, solam inest campanula.6 Dat kunnen we verkort vertalen tot: De kerk heeft een redelijk hoge toren, die nu in een zorgwekkende toestand verkeert: hij is binnenin van boven tot beneden helemaal open; enkel de klok hangt er nog in. Dit schreef deken Jenijn in zijn verslag van zijn bezoek aan de parochie Oostkerke in 1639.7 Het is verbazingwekkend dat er in 1639 nog een klok hing; ze was dus niet hersmolten tot oorlogstuig of was al vervangen.
Heropbouw zonder torenspits
Op het einde van de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) werden overal in de grensstreek kerken (her)bouwd. In Oostkerke was in 1650 de toren aan de beurt. Volgens Monumentaal West-Vlaanderen - de officiele versie van de Provincie - ‘wordt op de bestaande toren een klokkenverdieping in gotische stijl opgetrokken, met aan elke kant twee galmgaten en twee blindnissen (dus zoals op de foto’s links). In 1661 wordt een gewelf in de toren gemetseld. Torenspits wordt niet gerealiseerd.8
De toren zonder spits is te zien op de kaart van Damme en de Spaanse grensforten (zie rechts), die landmeter Jacques Lobberecht in 1661 maakte. Ze bevindt zich nu in het Brugse Groeningemuseum. Net als de kaarten van de Hervy en Pourbus is ze online te raadplegen op www.lukasweb.be. Uren kijkplezier verzekerd. Als u inzoomt op Oostkerke ziet u het fotootje rechts in kleur. Oostkerke heeft inderdaad geen torenspits meer, maar heeft geen toren met aan elke kant twee galmgaten en twee beeldnissen (zoals op de foto’s links). De klokkenverdieping lijkt meer op de achthoekige toren die Jan de Hervy in 1501 afbeeldde. Hij heeft ook een cirkel.

De achtzijdige klokkenverdieping van ca. 1500
Dat Jan de Hervy in 1501 de peerspits afbeeldde op een achtzijdige toren blijkt duidelijk als we zijn afbeelding (rechts) vergelijken met de peerspits van Aarschot, die rechtstreeks op een vierkante toren staat (A) en die van Hoogstraten (B).10
De Hoogstraatse toren werd in de 16de eeuw in één korte bouwperiode opgetrokken, volgens een toen al klassiek ’patroon: een vierkant benedendeel met vier hoektorentjes en een achthoekig bovendeel met torenspits, in dit geval een peerspits.
In onze streek zijn de torengeledingen, onder vierkant en boven achthoek, meestal het gevolg van twee bouwfasen. Vele kerk- en stadsbesturen zaten in de 15de eeuw met een hopeloos ouderwetse, plompe 13de-eeuwse toren. Ze wilden niet langer in die vroeggotische stijl verder bouwen. Ze kozen voor de eigentijdse laatgotische stijl en plaatsten boven op de vierkante ondertoren - die zijn stevigheid dankte aan de zware muren en steunberen - een lichtere, achthoekige toren. Door die fijnere torengeleding leek de toren slanker en dus ook hoger.
Het opvallendste voorbeeld is wel het Brugse belfort: in 1486 kreeg de zware vierkante bakstenen toren (die ook al uit 2 delen bestond) een achtzijdige constructie van zandsteen met houten spits.11 Hij staat afgebeeld op het Sint-Niklaasretabel, waarvan we links een detail tonen. Hoe klein dit detail is kan u zien op www.lukasweb.be of beter nog: live in het Groeningemuseum.12 De houten spits brandde al kort na 1486 af en werd in 1499-1502 vervangen door een peerspits. Die hield het uit tot hij in 1741 door de bliksem werd getroffen en afbrandde. Allaert schilderde de ramp van 1741 (rechts).
Toen Oostkerke eind 15de eeuw haar toren afwerkte met een peerspits, plaatste ze die niet op een vierkante, maar op een achthoekige klokkenverdieping volgens de laatgotische mode. Mogelijk was er ook een uurwerk bij. Dat zou althans de cirkel verklaren die zowel de Hervy in 1501 als Lobberecht in 1661 afbeelden. In de literatuur is echter nergens sprake van een uurwerk.
Het verhogen van de klokkenverdieping in 1650
Volgens het visitatieverslag van deken Jenijn was de toestand van de toren in 1639 zorgwekkend. Toch schoot er nog een groot deel van de klokkenverdieping over want er hing immers nog een klok in en die hing uiteraard boven de galmgaten. In 1650-1651 werd de klokkenverdieping 8,22m verhoogd, want de kerkrekening meldt: «Betaelt aan Joos brocket met de synen over het eerste payement van het verhooghen de nieuwe dertich voeten op de torre vande kercke.»u
Die verhoging beeldde Lobberecht af in 1661, dus 10 jaar na de renovatie van 1650. Vergelijken we immers de plaats van de cirkel - wat die cirkel ook moge geweest
zijn - op beide schilderijen: bij de Hervy staat die vlak onder de peerspits (zie uiterst links) en bij Lobberecht (rechts) halverwege de bovenste torengeleding. Wat ook opvalt bij Lobberecht is het grote contrast tussen de twee torengeledingen: de onderste is breder, heeft duidelijk zware steunberen en is grijs in plaats van roze. Zoals gezegd kan u op www.lukasweb.be alles in kleur volgen. Op basis van deze afbeeldingen en de kerkrekening menen we dat men in 1651 de achthoek met 8m verhoogde. Het lijkt ons dan ook onwaarschijnlijk dat - zoals Monumentaal West- Vlaanderen stelt - in 1650-1651 op de bestaande toren een klokkenverdieping in gotische stijl wordt opgetrokken, met aan elke kant twee galmgaten en twee blindnissen, m.a.w. een vierkante toren zoals we die nu kennen (foto’s op vorige pagina).
De Oostkerkse westtoren leek op de vieringtoren van Maldegem
De toren van de Maldegemse Sint-Barbarakerk (foto rechts) dateert van 1639, toen een achthoekige torengeleding boven op de 13de-eeuwse vierkante toren werd gezet. De basis van de Maldegemse vieringtoren is ‘naar stijl en materialen [net als] andere 13de-eeuwse torenconstructies zoals in Damme, Lissewege en Sint-Anna ter Muiden, tot de baksteengotiek van de Vlaamse kuststreek te rekenen.’ Toen Maldegem in 1639 haar toren verhoogde, zette ze op haar vroeggotische vierkante toren een laatgotische achthoek, met als resultaat de toen gebruikelijke dubbele torengeleding. Oostkerke had al sinds 1501 (of iets vroeger) een vierkante ondertoren en achthoekige boventoren; in 1650 verhoogde ze die achthoek met 8m.
De vierkante klokkenverdieping werd pas in 1891 opgetrokken
Als de vierkante klokkenverdieping niet van 1650 dateert, van wanneer dan wel? In elk geval van voor 7 juli 1939, want de foto op de vorige pagina toont immers een vierkante klokkentoren met aan elke kant twee galmgaten en twee blindnissen. Volgens de Inventaris Bouwkundig Erfgoed werd de toren “hersteld” in 1891. Aan die verbouwing ging een hele lijdensweg vooraf. «In 1865 maakt architect Pierre Buyck uit Brugge plannen voor restauratie en verbouwing van de toren in de '13de- eeuwse stijl', met toevoeging van een torenspits met vier kleine hoektorentjes. De gemeente Oostkerke vindt het echter nutteloos de toren te herstellen. In 1875 wil de gemeente de toren afbreken wegens bouwvallige staat. Gedwongen door provinciale overheid en Koninklijke Commissie voor Monumenten wordt de toren in 1891 toch hersteld, door Medard De Clerck uit Roeselare.»14 Monumentaal West- Vlaanderen houdt het erop dat ‘het niet duidelijk is of de plannen van Antoine Verbeke uit 1890-91 gerealiseerd werden’.15 Dat is een zwak argument want de Inventaris Bouwkundig Erfgoed vermeldt de aannemer van 1891 met naam.
De harde restauratie van 1891
Tenslotte is er nog een stilistisch argument om de vierkante klokkentoren niet in 1650, maar wel in 1891 te dateren. Daarvoor moest immers eerst de laatgotische achthoekige klokkenverdieping (zie de Hervy en Lobberecht) worden afgebroken tot op de vroeggotische vierkante toren om die vervolgens in ‘neovroeggotiek’ te verhogen. Zo’n ingreep past in de 19de-eeuwse tijdsgeest, de gouden tijd van de ‘harde’ restauratie. Eerst ‘zuiverde’ men het monument van alle latere verbouwingen om er dan in de ‘originele’ stijl elementen aan toe te voegen. Men bouwde een klokkenverdieping zoals men dacht dat de 13de-eeuwse torenbouwers ze zouden gerealiseerd hebben, als die er toen de middelen voor hadden gehad. Naarmate de 20ste eeuw vorderde, werd dat not done. Nu behoudt men bij een restauratie ook latere toevoegingen. Bijbouwen gebeurt in eigentijdse stijl. Het nieuwe Rijksarchief in Brugge is een mooi voorbeeld. Het complex heeft een gotische kapittelzaal en rococosalons van toen het een klooster was, gietijzeren verwarmingstoestellen van toen het een hotel was, naast een leeszaal in hedendaagse stijl.
Is de toren van Oostkerke een historisch getrouwe reconstructie?
Tien jaar na de ramp van 1944 werd de Oostkerkse Sint-Kwintenskerk herbouwd. De Inventaris Bouwkundig Erfgoed spreekt van een ‘totale, historisch getrouwe reconstructie’.16 Wat de torentop betreft, is dat met een korrel zout te nemen: de reconstructie was wel heel getrouw, maar niet bepaald ‘historisch’, want de vierkante klokkenverdieping dateert uit 1891. Dit is een reconstructie van ‘neovroeggotiek’ en dus dubbel fake. Dat hadden we niet verwacht toen we Oostkerke onder de loupe namen op de Zwinkaart van 1501.
Voetnoten
1. CALLAERT G., HOOFT E., Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen : inventaris van het bouwkundig erfgoed : provincie West-Vlaanderen : gemeente Damme, Brussel, 2006, dl.2 2. HASLINGHUIS E. JANSE H., Bouwkundige termen. Verklarend woordenboek van de Westerse architectuur– en bouwhistorie, Leiden, 2001 3.www.kerkgebouwen-in-limburg.nl
4. zie 1. 5. OPDENDRINCK J., De kerk van Oostkerke in: Biekorf, 26 (1920), p. 273 6. DEVIEGHER L., ‘De Sint-Kwintenskerk te Oostkerke-bij-Brugge’ in: Bulletin van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen, 4 (1953), p. 115 7. idem 8.CORNILLY J., Monumentaal West-Vlaanderen. Beschermde monumenten en landschappen in de provincie West-Vlaanderen, deel III: Arrondissementen Brugge, Diksmuide, Oostende en Veurne, Brugge, 2005, p. 63 9. idem 10. Aarschot Onze-Lieve-Vrouw en Hoogstraten Sint-Catharina, zie www.inventaris.onroerenderfgoed.be 11. Belfort Brugge, zie www.inventaris.onroerenderfgoed.be 12.Groeningmuseum Brugge, Sint-Niklaasretabel door de Meester van de Legende van de heilige Lucia (Fransois vanden Pitte?) 13. zie 6; een Brugse voet was 0,2743m lang. 14. zie 1 15. zie 8 16. zie 1