Een brok heropgeroepen oorlogsleed (1998)
Roger Morre Τ
Met dank aan de Heer Gh. Desmet, verantwoordelijke uitgever van "De Kleine Kroniek", de Oostkerkse dorpskroniek, die ons welwillend toestond volgend artikel van wijlen Roger Morre over te nemen in ons Erfgoedblad Damme. Het verscheen in nummer 4 van "De Kleine Kroniek" in 1998
Te Moerkerke, tijdens de hevige doch tevergeefse bevrijdingsgevechten op 13 en 14 September 1944, verdween de daar gevestigde landbouwer Louis Corthals op geheimzinnige wijze. Wat is er met hem gebeurd? Werd deze burger toen, net als meerdere gedode soldaten, achteloos in de grond gestopt? Het blijven vragen waarop zijn familieleden tot op heden niet het minste antwoord hebben gekregen. Na verloop van meer dan 54 jaar werden deze pijnlijke onzekerheden nimmer ongedaan gemaakt.
Te Moerkerke, nabij de Jacxsensbruggen, op ongeveer tweehonderd meter ten zuiden van de buitendijk van het Schipdonkkanaal, lag in September 1944 een boerderijtje. Het werd uitgebaat door de eigenaars, zijnde de toen 89-jarige weduwnaar Charles Corthals en diens ongehuwd gebleven zoon, de 50-jarige Louis.
Zij waren onderscheidelijk de vader en de broer van mijn moeder Magdalena Corthals en leidden op hun kleine hoeve een eerder teruggetrokken leven. Hun wereld reikte nauwelijks verder dan de eigen landerijen, aanpalende weiden en boomgaard. Zij woonden midden een vreedzaam stukje natuurschoon dat langs de zijde van het Schipdonkkanaal prachtig werd afgezoomd met hoge, breedgekruinde bomen en dicht struikgewas waarvan het gebladerte naargelang de vordering van de seizoenen zich kleurde van lichtgroen tot okerbruin. Grootvader Charles en oom Louis waren twee brave, eerlijke mensen. Dat aan hun eenvoudige levenswijze, waarmee zij best tevreden waren, op noodlottige wijze een einde werd gemaakt, zal blijken uit het hierna volgend relaas. Het is gebaseerd op gegevens die ons na onze bevrijding -eind oktober 1944- ter ore kwamen.
Op maandagnamiddag 11 September 1944 namen een tiental terugtrekkende Duitse militairen ongevraagd inkwartiering op de hoeve Corthals. Het waren ongetwijfeld de meest ongewenste logeergasten welke grootvader Charles en oom Louis zich konden indenken.. .Iedere vorm van hoffelijkheid aan hun gespijkerde soldatenlaarzen lappend en een dreigende houding aannemend, eisten zij brood, boter, spek en eieren.
Noodgedwongen kon oom Louis niets anders doen dan de opgesomde voedingswaren aan zijn zeer brutale kostgangers te verstrekken. Met lede ogen moest hij even later toezien hoe
de Duitsers zich tegoed deden aan de uit zijn huiskelder opgediepte eetwaren.
Dit was dan incident nummer een. Het tweede volgde kort nadien en deed zich voor in het fornuishok.
Op het moment dat oom Louis er een ketel varkensvoer aan het gaar koken was, kwam een Feldwebel binnen. Hij eiste de fornuisketel op teneinde zonder verder verwijl een grote hoeveelheid van de door oom Louis gerooide eetaardappelen aan de kook te brengen. Door de woorden van deze Duitser ontstemd, zou oom Louis, een ogenblik zijn zelfbeheersing verliezend, toen uitgeroepen hebben: “Ik sta mijn fornuisketel aan niemand af. Als ge Kartoffeln wilt eten moet ge er maar voor zorgen ergens een kookpot te vinden!”
Nu was het de beurt aan de Feldwebel om zich kwaad bloed te zetten. Nopens hetgeen zich toen heeft voorgedaan, waren na de bevrijding een drietal versies in omloop.
Volgens sommigen werd de Feldwebel handtastelijk, duwde oom Louis tegen de muur, trok zijn zware revolver, plantte het wapen op de borst van de weerloze man en schreeuwde hem herhaaldelijk doodsbedreigingen toe.
Anderen wisten ons te vertellen dat oom Louis door de Feldwebel buiten het fornuishok werd geschopt en naast de deuropening, met de handen op het hoofd en het gezicht naar de muur toegekeerd, moest blijven staan. De Feldwebel zou vervolgens aan twee van zijn manschappen het bevel hebben gegeven oom Louis ter plekke met hun geweer neer te schieten. De terechtstelling zou dan op het laatste nippertje voorkomen zijn door een meerdere van de Feldwebel die op de luide angstkreten van oom Louis afkwam en onmiddellijk de zich schietensklaar makende soldaten liet afmarcheren.
Weer anderen meenden te weten dat die nakende fusillering geen doorgang vond omdat grootvader Charles, die het hulpgeroep van zijn zoon tot in de keuken hoorde, zich naar het fornuishok begaf om te zien wat daar gaande was. De nadering van de oude man bemerkend, zou de Feldwebel van zijn voorgenomen mensonterende daad afgezien hebben.
Wat daar precies is gebeurd, werd tot op heden nooit achterhaald. Betreffende een gegeven bestaat echter met de minste twijfel meer: vanwege de Duitsers werden er toen met wapengezwaai doodsbedreigingen gesnauwd die oom Louis diep geschokt en totaal ontredderd hebben.
De familie Corthals voor hun huis, rond 1930????, v.l.n.r. vader Charles Corthals, zijn vrouw en hun kinderen ???? Zenobie en Louis
De volgende morgen, dinsdag 12 september, kwam hij per fiets op het erf van de even buiten Moerkerke centrum nabij de afleidingsvaarten Schipdonk en Leopold gevestigde Hector Brandts, handelaar in steenkool, meel en granen.
Hector kreeg van een in paniekstemming verkerende Louis Corthals een verward verhaal te horen waarin herhaaldelijk de zin voorkwam: “De Duitsers zoeken mij...”
Op die voormiddag leefden de burgers te Moerkerke-dorp en omgeving in een heel gespannen sfeer. Na hevige en vier dagen durende gevechten om de wijk Moerbrugge te Oostkamp te hebben verloren, trok een resterend gedeelte van de ordeloze en hypernerveuze Duitse achterhoede zich snel terug over de reeds genoemde afleidingsvaarten en de toen nog bruikbare Jacxsensbruggen. Dit was de enige vluchtroute die hen nog overbleef. Enkele uren later was het voor een sectie Duitse genisten slechts een habbekrasje om de twee bruggen met dynamietladingen grondig in de vernieling te jagen. De allerlaatste noord-zuid verbinding over het Leopold- en het Schipdonkkanaal werd meteen voltooid verleden tijd.
Het tijdens de vorige dagen dreigend oorlogsgedonder langs de zijde van Oostkamp indachtig, vroegen de van hoop en angst vervulde Moerkerkenaren zich af op welke wijze de nakende bevrijding voor hen zou verlopen. Inzake het nemen van maatregelen ter beveiliging van het eigen huisgezin had iedereen zo de eigen problemen wat de heel nabije toekomst betrof. Dat was ook het geval voor Hector Brandts die er uiteindelijk in slaagde de meer dan opgeschrikte Louis Corthals de overtuiging bij te brengen onmiddellijk huiswaarts te keren en zijn hoogbejaarde vader niet langer alleen te laten.
Betreffende het verdere doen en laten van oom Louis gedurende de benarde uren die volgden, tast men tot op heden nog steeds volledig in het duister.
Feit is dat hij de volgende voormiddag, woensdag 13 september, staande werd gehouden nabij Oedelem-berg in de daar gelegen landerijen door twee leden van het Geheim Belgisch Leger. Op meer dan tien kilometer van de eigen hoeve verwijderd, dwaalde hij blootvoets en doelloos rond. De verzetsmannen stelden tevens vast dat de man schrammen in het gezicht had en bovenkledij droeg die op meerdere plaatsen gescheurd was. Ter plaatse ondervraagd over zijn zonderling gedrag, deelde hij hen met verwilderde blik in de ogen mee: “Ik ben Louis Corthals en woon te Moerkerke nabij de Jacxsensbruggen die gisterenmiddag werden opgeblazen. Ik ben van huis weggevlucht omdat Duitse soldaten mij wilden vangen en doodschieten.”
Voorts wist hij hen te vertellen zich tijdens zijn nachtelijke vlucht enkele malen gekwetst te hebben aan prikkeldraad vanvan weideafsluitingen en ergens tussen Maldegem-Donk en Sijsele langs de spoorweg naar Brugge in een gracht vol bramen en netels te zijn gevallen.
Daar hij geen bescheid op zak had waaruit zijn identiteit kon blijken, gaven de twee weerstanders hem het bevel hen te volgen tot in Sijsele, een gemeente die net als Oedelem daags voordien door de Canadezen werd bevrijd.
Onderweg bracht oom Louis ter sprake de kozijn te zijn van de nabij Sijsele-centrum gehuisveste Margriet Vercruysse. Door de twee verzetslieden werd dan ook besloten tot een onverwijlde confrontatie op het adres van genoemde vrouw.
Hierover gaf de nicht Margriet Vercruysse volgend relaas tijdens mijn opzoekingswerk jaren terug: “Omstreeks het middaguur hoorde ik de huisbel rinkelen. Wie beschrijft mijn verbazing en ontsteltenis toen ik na het openen van de voordeur drie mannen op de huisdrempel zag staan en waarvan ik de middelste herkende als mijn kozijn Louis uit Moerkerke! Hij zag er miserabel uit, beefde over het hele lichaam en had tranen in de ogen. Zijn gezicht droeg sporen van bloedige schrammen en zijn kleren waren op meerdere plaatsen in flarden getrokken. De twee mannen die links en rechts naast hem stonden, maakten zich bekend als zijnde leden van de Weerstand. Wijzend in de richting van mijn kozijn, stelde een van hen mij de vraag: “Kunt gij deze man met naam en voornaam noemen? Het schijnt dat hij u kent.”
“Natuurlijk kent hij mij” riep ik medelijdend en met toenemende verwondering uit. “Deze man is mijn kozijn Louis Corthals uit Moerkerke. Wat is er toch met hem gebeurd?” Alvorens een der mannen kon antwoorden, begon Louis luidop te wenen en vroeg aan zijn metgezellen: “Gelooft ge nu dat ik de waarheid heb gesproken?” In korte woorden legde het tweetal mij uit waar en in welke omstandigheden zij Louis hadden aangetroffen en vroegen of zij hem bij mij mochten achterlaten.
Op mijn bevestigend antwoord verontschuldigden zij zich en vertrokken. Ik nam mijn nog steeds schreiende kozijn bij de arm en leidde hem naar de woonkamer. Na iets gedronken te hebben, kalmeerde Louis een beetje. Toen vroeg ik hem: “Waarom zijt ge nu zo bang en zenuwachtig?” Zijn uitleg kwam hierop neer: er ontstond op zijn erf een heftige woordenwisseling tussen hem en Duitse soldaten die voedsel en naderhand zijn fornuisketel opeisten. Omdat hij onwillig was, hadden ze Louis met geweld tegen de muur gezet en hem met vertoon van hun geladen wapens herhaaldelijk doodsbedreigingen toegesnauwd. Op mijn vraag: “En waar is uw vader?” antwoordde hij: “Ik denk dat hij nog thuis is.” Louis bleef bij mij middagmalen. Enkele uren later zei ik hem: ”Louis, nu moet ge alleszins terug naar huis. Ge moet aan uw bejaarde vader denken en hem niet langer alleen laten.” Hij werd opnieuw zeer angstig en riep uit: ”Dat durf ik niet! De Duitsers zijn er op uit om mij dood te schieten!” Na herhaaldelijk aandringen kon ik hem uiteindelijk toch aan het verstand brengen huiswaarts te keren. Na het aantrekken van een paar pantoffels van mijn man, begaf hij zich op weg met mijn fiets. Doch amper een kwartier later stond hij terug aan mijn deur. Andermaal zeer ontdaan en bijna schreiend. Hij zegde: “Ik heb onderweg Moerkerkenaren gezien. Die mensen waren op de vlucht en hebben me afgeraden huiswaarts te keren. Ze zegden: “Van over de vaarten schieten Duitsers Moerkerke-dorp plat, dat vol Amerikanen zit. Ik durf niet naar huis terugkeren. De Duitsers zouden mij stellig weten te vinden en mij vermoorden.”
Andermaal moest ik langdurig pleiten. “Ge kunt niets beters doen dan mijn fiets achterlaten in het schuurtje van mijn vader Medard Vercruysse, die ge weet wonen in de Sloverhoek”, raadde ik hem aan.” Vervolgens gaat ge door de velden naar huis. Van op afstand kunt ge dan afspieden of er op uw erf en in uw boomgaard nog Duitsers zitten. Ik denk niet dat zulks nog het geval zal zijn aangezien ge zopas van vluchtende burgers hebt vernomen dat Moerkerke-dorp reeds is bevrijd.” Na lang aarzelen vertrok Louis opnieuw. Ik had er toen geen idee van dat ik hem nooit meer zou terugzien... Zoals afgesproken heeft hij mijn fiets gestald in het schuurtje van mijn vader in de Sloverhoek. Daarna moet hij te voet door de velden in de richting van de vaarten zijn getrokken. Wat hem naderhand is overkomen is altijd een raadsel gebleven.” Tot zover het verhaal van het familielid Margriet Vercruysse. Diezelfde woensdagnamiddag 13 september zag landbouwer Richard Vande Kerckhove, die toen op korte afstand van de hoeve Corthals woonde, vanuit zijn keuken oom Louis langs de smalle landweg “Het Leiken” (thans Brugstraat) huiswaarts stappen.
Even later begonnen de Duitsers vanaf de zijde Hoeke of Lapscheure aan hun zoveelste artilleriebeschieting. In de omgeving van de vernietigde Jacxsensbruggen langs de zuidkant van het Schipdonkkanaal sloegen toen meerdere projectielen kraters in de aarde zodat Richard Vande Kerckhove met zijn gezinsleden toevlucht zocht in de eigen huiskelder. Dat zijn gebuur Louis Corthals achteraf spoorloos zou blijven, als het ware van de aardbol verdwenen, kon Richard toen nog niet vermoeden.
Op zijn minst vanaf dinsdagavond 12 september zat de 89- jarige Charles Corthals moederziel alleen op zijn hoeve. De daar sinds de vorige dag gelegerde Duitsers hadden hun terugtocht hervat en lieten de in Frankrijk opgeeiste paarden en enkele hoogwielige karren in de boomgaard achter. Ongetwijfeld heeft de hoogbejaarde man toen veel angst geleden. En zulks gedurende meerdere etmalen. Tijdens de nachtelijke uren van woensdag 13 september woedde de slag om het nabijgelegen Moerkerks gehucht ’t Molentje. Het Canadese trommelvuur was niet van de lucht terwijl de Duitse veldartillerie en hun zware kustbatterijen repliek gaven door Moerkerkedorp en omgeving hevig en langdurig te beschieten.
Op circa tweehonderd meter van de hoeve Corthals, in de richting Moerkerke centrum, stond de woning van Karel Booy, echtgenoot van Emilie Corthals, een nicht van mijn moeder Magdalena Corthals. Nadat de Jacxsensbruggen op dinsdagnamiddag met springstoffen totaal onbruikbaar waren gemaakt, ontruimde het gezin Karel Booy inderhaast de eigen woonst en vond onderdak bij August Corthals, een te Vivenkapelle gevestigd familielid. Karel Booy durfde het aan iedere dag huiswaarts te keren om zijn achtergelaten huisdieren te voederen.
Op circa tweehonderd meter van de hoeve Corthals, in de richting Moerkerke centrum, stond de woning van Karel Booy, echtgenoot van Emilie Corthals, een nicht van mijn moeder Magdalena Corthals. Nadat de Jacxsensbruggen op dinsdagnamiddag met springstoffen totaal onbruikbaar waren gemaakt, ontruimde het gezin Karel Booy inderhaast de eigen woonst en vond onderdak bij August Corthals, een te Vivenkapelle gevestigd familielid. Karel Booy durfde het aan iedere dag huiswaarts te keren om zijn achtergelaten huisdieren te voederen.
Op donderdagnamiddag 14 september bevond Karel Booy zich in zijn stallingen, even nadat de Canadezen het slagveld op ’t Molentje hadden ontruimd via de Leopolds- en Schipdonkvaarten ingevolge de snel in hevigheid toenemende Duitse weerstand.
Na verzorging van zijn dieren stond hij op het punt de terugtocht naar Vivenkapelle aan te vangen, toen hij vanaf de hoeve Corthals iemand met een grote witte melkkan in zijn richting zag zwaaien. De mening toegedaan dat deze hoevebewoners omtrent hetzelfde ogenblik als hij hun erf hadden verlaten om ergens een veiliger onderkomen te vinden, verbaasde het Karel Booy ten zeerste in de voortdurend wenkende persoon niemand minder dan Charles Corthals te herkennen. In diens zwaaiende gebaren een dringend verzoek om hulp vaststellend, sloop Karel behoedzaam en zich laag bij de grond houdend naar het erf Corthals. Enkele minuten later stond hij naast grootvader Charles. Verbluft zag Karel Booy dat de oude man er beroerd aan toe was. Tevens vernam hij dat Charles met wist waar zijn zoon Louis zich bevond.
Daar de kruiwagen op de hoeve Corthals door granaatscherven versplinterd was, haalde Karel de zijne en vervoerde de grijsaard naar zijn woonst. In zijn woning haalde Karel enig voedsel boven, doch grootvader Charles kon met veel moeite een weinig in melk geweekt oud brood naar binnen krijgen. Vervolgens vervoerde Karel de oude man naar de Moerkerkebrug in levensgevaarlijke omstandigheden. Daar was een Canadees commando en hulppost ingericht. Later op de dag werd grootvader Charles met een legervoertuig overgebracht naar het Sint-Janshospitaal te Brugge. Een van mijn ooms langs vaderszijde, Andre Morre uit Moerkerke-dorp, was op dat ogenblik toevallig in het ziekenhuis aanwezig nadat hij daar zijn door een Duitse granaatscherf gekwetste buurman Henri Roels voor verdere verzorging achterliet. Op de vraag van oom Andre: “Waar is Louis?” had grootvader Charles hem geantwoord: “Dat weet ik met.” Door toedoen van Oscar Dalle, een te Sint-Kruis gevestigde oud-Moerkerkenaar, werd grootvader Charles na enkele dagen overgebracht naar een stedelijk bejaardentehuis.
Toen de portierster vernam dat Charles geen geld op zak had, vroeg ze aan Oscar Dalle: “Is dat wel een goed mens?” Deze vraag kwam bij Oscar Dalle in het verkeerde keelgat terecht. Toornig riep hij uit: “Deze oude man is een beter mens dan u en ik en alle anderen hier tezamen! Ik sta borg voor hem en als er hier te betalen valt, zal ik het gevraagde bedrag vereffenen.”
Vereenzaamd en in de mening verkerend dat zijn kinderen hem in de steek hadden gelaten, kwijnde grootvader Charles weg van verdriet en heimwee... Dat zijn zoon Louis ingevolge oorlogsomstandigheden werd vermist en zijn twee dochters, Zenobie en Magdalena, met naar hem toe konden wegens hun vestiging in het gebied dat nog wekenlang door de Duitsers werd bezet, kon men de oude man maar niet doen begrijpen. “Wat mag ik mijn kinderen toch miszegd of misdaan hebben dat zij mij met meer willen zien?” Met deze herhaaldelijk gestelde vraag op de lippen is grootvader Charles in Brugge gestorven op dinsdag 17 oktober 1944.
Nadat wij bevrijd waren, vernamen wij het droevige nieuws uit de mond van oom Andre Morre: “Grootvader Charles is dood.... Zijn zoon Louis wordt vermist.” Deze treurige berichten plaatsten een zware domper op onze vreugde om de bevrijding.
Vanaf begin november 1944 stelde mijn vader zaliger, Rene Morre, alles in het werk om het vermiste familielid terug te vinden. De hoeve Corthals werd na 14 september in brand geschoten. Het woonhuis en de stallingen gingen in de vlammen op. Zo ook de in augustus 1944 in schelven gezette graanoogst. In de onmiddellijke omgeving kwam het af en toe tot een bloedig treffen tussen infiltrerende en de vaarten overstekende Duitse commando-eenheden en Canadese gevechtspatrouilles.
Op wat op het erf Corthals aan geblakerde muren nog overeind was blijven staan, kon men de handpalm met leggen zonder door kogels of granaatscherven veroorzaakte beschadigingen af te dekken. Vrezend dat oom Louis in zijn uitgebrande hoeve de dood had gevonden, werd al het puin opgeschept en verplaatst. Alle arbeid bleek een maat voor niets te zijn geweest.
Tot ver buiten West-Vlaanderen werd navraag verricht in alle tehuizen en hospitalen omtrent Louis Corthals. Het was nutteloze moeite. Aangezien wij aan de weet kwamen dat de Canadezen naast een deel van hun strijdmakkers die tijdens de slag om ’t Molentje zwaar gekwetst werden, ook nog ernstig gewonde burgers op transport zetten naar Noord-Frankrijk, vonden ook daar in ziekenhuizen nasporingen plaats. Andermaal werd het een vruchteloos gezoek. Op zekere dag kreeg mijn vader het bericht zich onverwijld naar het politiebureel te Sijsele te begeven. Daar toonde men hem een achter de bloemisterij van Edward De Mey tussen Maldegem-Donk en Sijsele langs de spoorwegberm gevonden jutezak. De inhoud ervan bestond uit een overjas, een deken, een pet en een paar klompen. Vader herkende de overjas als zijnde de eigendom van zijn schoonbroer Louis Corthals. Tijdens zijn vlucht in de nacht van 12 september 1944 moet oom Louis deze jutezak op de genoemde plaats verloren of achtergelaten hebben.
In het voorjaar 1946 was er ander nieuws. Tijdens de september- en oktoberdagen 1944 had een aantal franssprekende Canadese militairen inkwartiering langs de zijde Scheewege en Sloverhoek in Moerkerke.
Op zekere avond terugkerend van een verkenningsopdracht, hadden de daar gelegerde Canadezen aan burgers medegedeeld Duitsers te hebben begraven in open veld op korte afstand van het Schipdonkkanaal, bij een uitgebrande hoeve. De Duitsers waren enkele dagen eerder daar neergeschoten tijdens een treffen met een Canadese patrouille. Een van de Duitsers, ofschoon zwaargewond, het wapen nog in de hand, had zich voor dood gehouden en probeerde moeizaam op de tegenstrevers te mikken toen zij ruggelings naar hem toegekeerd stonden. Gelukkig voor hen werd het gebaar tijdig opgemerkt door een van de Canadezen. Hij sprong toe en met de kolf van zijn karabijn verbrijzelde hij de schedel van de Duitser.
Tevens wisten de Canadezen te vertellen dat een van de begravenen burgerkledij droeg. Aangezien Louis Corthals spoorloos bleef, achtte men het niet uitgesloten dat de persoon in burgerkledij niemand anders was dan Louis Corthals die reeds eerder de dood had gevonden en wiens stoffelijk overschot toevallig op de plaats lag waar naderhand de dodelijke schietpartij tussen Canadese bevrijders en Duitse infiltranten plaats had gevonden.
Het hiervan verwittigde parket in Brugge vroeg ons zoveel mogelijk gegevens omtrent de lichaamsbouw van oom Louis mede te delen. Zijn twee zusters (mijn moeder Magdalena en mijn meter Zenobie) herinnerden zich dat hun broer Louis omtrent zijn zestiende levensjaar te Brugge werd gehospitaliseerd om een heelkundige bewerking aan het linkerbeen te ondergaan. Uit de archieven van het ziekenhuis werden hieromtrent alle medische bijzonderheden opgediept die de gerechtelijke diensten nuttig achtten voor de eventuele identificatie van de vermiste. Korte tijd nadien werden de volwassen familieleden van Louis Corthals verzocht tot het bijwonen van de ontgraving op vrijdag 19 april 1946. Op die vrijdag, terwijl een aantal kijklustige Moerkerkenaren onder bewaking op afstand diende te blijven, werd tijdens het luguber karwei inderdaad een dode in burgerkledij bovengehaald. Bij nader onderzoek ter plaatse bleek het een vermomde Duitse militair te zijn.
Op het gedenkteken dat in 1949 ter nagedachtenis van de oorlogsslachtoffers te Moerkerke werd onthuld, is na de naam Corthals Louis als datum van afsterven 13/09/1944 gebeiteld. Zulks is niets meer dan een veronderstelling. Totnogtoe is het onbekend gebleven wanneer, waar en door wie of wat oom Louis werd gedood.