Een middeleeuwse moefe van bij het kasteel van Moerkerke
Remi Schillewaert
Het museum in de kerk van Moerkerke werd onlangs aangevuld met een “echte” moefe. Metselaars hebben het soms over Brugse moefen. Daarmee bedoelen ze dan een gelijkaardige baksteen van latere datmn en kleiner van formaat. Omdat bakstenen in de 12de eeuw vrijwel uitsluitend gebakken werden voor kloosters en openbare gebouwen sprak men bij ons van kloostermoefen en in Nederland van kloostermoppen. In de cistercienserkloosters werden soms moefen gebakken door de lekenbroeders. Was dat ook het geval in Ter Doest? De monumentale schuur is volledig opgetrokken in kloostermoefen. Ook de kerk van Lissewege, doch liier zijn de formaten nogal wisselvallig.
Onze moef komt uit een zware funderingsmuur van de oude paardenstallen van het kasteel, die zich bevonden op de plaats waar vorig jaar het oud gemeentehuis plaats ruimde voor sociale woningen en een open plein.
Het formaat van de meeste moefen die gevonden worden is ongeveer 28x14x7 cm. Soortgelijke moefen zijn nog steeds zichtbaar in tal van gebouwen in Brugge. Die waren meestal afkomstig van de Brugse steenbakkerijen op Aaishove te Ramskapelle en dateren van de 14de-15de eeuw. De gevonden moef echter meet ongeveer 31x15x8 en moet dus veel ouder zijn, eerder uit de 13de eeuw. Het nieuw opstarten van het steenbakken nadat het was stil gevallen bij het uiteenvallen van het Romeinse Rijk, gebeurde vermoedelijk in de 12de eeuw.
Een ander teken, dat de de ouderdom van onze moef zou kunnen bevestigen, is het feit dat die nog geheel is. Veel funderingen in het Brugse bestonden uit halve moefen en wijzen op een latere datum. Die halve moefen kwamen wel eens van afbraak.
Niet alleen het fonnaat kemnerkte een moef, ook de handvorm was belangrijk, evenals de samenstelling. Bij het vormen van de kleisteen drukte men met de hand de soepele klei in een houten vorrn. Daarbij bleven de hoeken en de ribben minder scherp dan bij het hedendaags macliinaal handvormen. Vandaag de dag worden er massaal macliinehandvonnstenen gemaakt, en zelfs, in mindere mate, ook moefen.
De samenstelling van de klei was minder homogeen dan nu. De klei was niet zo goed geplet en gemengd, waardoor er bij het bakken hardere en zachtere kernen ontstonden.
Dat had echter een voordeel: mits goed gebakken, waren de stenen minder breekbaar. De huidige recuperatieveldovenstenen - de zogenaamde boeresteen - heeft nog gedeeltelijk diezelfde eigenscliap.
De grondstof, klei, was in ons poldergebied beperkt voorradig in een laag van 1 a 2 m met daaronder vaak een laag “darink” of turf, die diende als brandstof voor het branden van de gedroogde kleistenen, de zgn. groene of grauwe stenen. Het bakken of branden geschiedde inveldovens.
Foto's
- foto rechts boven: middeleeuwse moefen tegen hedendaagse baksteenmuur; foto © Joost Huysman
- foto links boven: zware middeleeuwse funderingswerken blootgelegd tijdens de afbraak van de voormalige paardenstallen van het kasteel; foto © Denis Raman
- foto midden boven: de voormalige paardenstallen werden tussen 1923 en Tweede Wereldoorlog gebruikt als schoolinternaat; fotoverzameling Denis Raman foto links: dezelfde gebouwen werden na de Tweede Wereldoorlog herbruikt als Gemeentehuis en gesloopt in 2011; foto © Denis Raman
- foto onder: nieuwbouw; foto © Caroline Terryn