Bakker vindt veldsteen in Moerkerke-dorp
Caroline Terryn
Philip nam van elk een staaltje en bracht dat samen met enkele andere vondsten naar ons museum in de kerk. In de onderste laag had hij een groot been gevonden en ook een grijsgroene steen. Die steen trok onze aandacht, want het is een veldsteen. Veldstenen zijn er genoeg, maar deze is de eerste die wij hier ter plaatse hebben weten vinden. Het is een simpele kei, een vuist dik, grijsgroen, met roestplekjes. Niets bijzonders? Toch wel...
Dat Philip De Busscher een hart heeft voor heemkunde wisten we al lang; ‘t Bakkertje verzorgt de heerlijke broodjes op onze jaarlijkse Algemene Vergadering. Dat hij zich zou ontpoppen tot archeoloog, dat konden we niet vermoeden. Alhoewel, Philip was al gei'nteresseerd in geschiedenis van toen hij nog bij meester Raman op de schoolbanken zat. Na zijn bakkersopleiding gaf hij zijn ogen en oren de kost, als hij rondtoerde op broodronde, maar ook thuis in de Kasteelstraat, naast de kerk. Op het kerkhof vond hij al verschillende oude munten. Toen eind 2011 de Sint- Dionysiusstraat opengelegd werd voor rioleringswerken was zijn nieuwsgierigheid gewekt. Op oude kaarten staat zijn ouderlijk huis en bakkerij afgebeeld als een omwalde hoeve. Philip wou nagaan of de wal sporen had nagelaten.
‘t Bakkertje was een omwalde hoeve
Centraal op dit deel van de kaart van Ferraris uit 1777 staat het kasteel van Moerkerke in zijn ringwal. Het kasteel heeft ook nog een ruimere rechthoekige gracht. Ten noorden van het kasteel staat links de kerk met het kerkhof en rechts een hoeve in een vierkante gracht. Op de Poppkaart van midden 19de eeuw is de rechter helft gedempt. Dit was de gelegenheid om na te gaan of de gracht nog sporen naliet in de grond. Tijdens de drukke Sinterklaasperiode wachtte Philip tot de graafwerken naast zijn deur stilvielen. Als alle werklui vertrokken waren, daalde hij af in de diepe put. Daar vond hij wat hij zocht: drie meter diep zag hij tussen twee aardlagen een bruine dunne laag : de bodem van de gracht. Met een buis nam hij een staal van de ondergrond. Hij stelde duidelijk vast dat de onderlaag op drie meter diepte bestaat uit vette klei, maar dat de laag daaronder veel lichter is, meer zand dan klei.
Paniseliaanse ijzerhoudende zand- of veldsteen
De steen dankt zijn volkse naam aan het feit dat hij los ‘te velde’ in de heidevelden werd gevonden. Andere natuursteen komt in dikkere steenlagen voor en kan bijgevolg worden ontgonnen in steengroeven, kuilen of ondergrondse grotten (bv. de Limburgse mergelgrotten). Veldstenen worden daarentegen los of in dunne lagen aangetroffen. In de heidevelden tussen Brugge en Torhout zat - en zit er soms nog - op bepaalde plaatsen een veldsteenlaag onder het zand. Meest-al lag er zo’n 1,5 m zand op, maar op sommige plaatsen als Oedelemberg, lag de veldsteen open en bloot omdat de dekzandbodem er was weggeerodeerd. Philip De Busscher heeft in Moerkerke dus nu ook een veldsteen gevonden, op 4 meter diepte, maar niet onder een zandlaag, wel onder een kleilaag. We zitten hier immers in de polders, niet in de zandstreek.
Een kei van meer dan 2,5 miljoen jaar oud
Veldstenen zitten in een laag die gevormd werd tijdens de laatste fase van het tertiair tijdperk (65 miljoen tot 2,5 miljoen jaar geleden). Belgie lag toen grotendeels onder zeeniveau. Hier en daar werden op de zeebodem zandbanken gevormd en op bepaalde stroken zette de zee er klei en glauconiet af. Glauconiet is een groen, waterhoudend (K-Mg-Fe-Al) silicaat dat in kleine klontjes op de bodem van een warme, rustige zee neerslaat. Het zijn die glauconiethoudende zand- en kleikorrels die zijn gaan samenklitten tot veldsteen. Aangezien de omstandigheden in de zeebodem erg variabel waren, was de veldsteenlaag ook heel gevarieerd qua dikte (10 a 20 cm), sterkte en kleur,...
De enige stenen uit de omgeving
De oudste stenen gebouwen uit de middeleeuwen werden opgetrokken in veldsteen. De Romaanse kerk van Torhout uit de 11de eeuw is helemaal in veldsteen. In Brugge vind je veldsteen o.m. op de Burg in de Basiliuskapel en in de resten van de Sint-Donaaskerk. Ook voor de eerste stenen kerk van Damme werd veldsteen gebruikt. Dat kwam aan het licht toen bij de restauratie van 1900 alle muren gestript werden. Aan de ingang heb je links en rechts een veldstenen muur in een bonte afwisseling van kleuren en formaten: grote en kleine blokken, in allerlei tinten van bruin tot grijsgroen. Dit deel van de kerk wordt voor 1225 gedateerd.
Kapiteel met bloemknopmotief in Doornik gekapt, verscheept en kort na 1225 in Damme opgebouwd in het toenmalige schip van de O.L.V.-kerk
Veldsteen verdrongen door baksteen en Doornikse steen
Vanaf de 13de eeuw werd veldsteen vervangen omdat hij moeilijk te bewerken is (want te hard of te zacht) en moeilijker te ontginnen en transporteren dan stenen uit steengroeven langs een rivier. In Doornik lagen de steengroeven langs de Schelde. Ze exporteerden naar heel Vlaanderen, via de Schelde, haar zijrivieren en de Noordzee, overal verrezen er kerken in ‘Scheldegotiek’. Damme, Lissewege, de Sint- Salvatorskathedraal en de Sint-Jacobskerk in Brugge, maar ook de kerken in Gent en Oudenaarde: ze hebben allemaal dezelfde zuilen in grijze Doornikse steen. De zuiltrommels, kapitelen en boogsegmenten werden in de steengroeven rond Doornik gekapt, netjes ingepakt en verscheept. Ter plaatse werd het bouwpakket in elkaar gestoken. In Doornik zelf, in Kortrijk en in het rijke Gent waren niet alleen die dragende elementen in de dure grijze steen, maar ook de muren. Hier was dat te duur en had men een goed alternatief: vanaf de 13de eeuw had men de techniek van baksteen bakken weerom onder de knie. Klei was er genoeg en turf om te stoken ook. Het eenbeukige veldstenen kerkje van Damme werd vanaf 1225 uitgebreid in typische kustgotiek, met zuilenrijen in Doornikse steen en muren in baksteen.
info: Steen, Grondstof tot nadenken, Stichting Kunstboek, 2003.