☰ Extra

Onderwijs in Groot-Damme tot de 19de eeuw
Deel 4: les in de kosterie in de 17de en 18de eeuw

Caroline Terryn

Ook nu blijven we nog in de 17de-18de eeuw. We moeten nog eens kijken naar het gebouw waarin de dorpsjeugd onderwezen werd. Het typische dorpsschooltje met schoolpoort, speelplaats, gang en klassen ontstond pas in de 19de eeuw. Eerst na de onderwijswet van 1842 werden er gemeentescholen gebouwd en kwamen er nonnenschooltjes voor meisjes. Voordien leerden de kinderen hun ABC en gebeden in een kamer in een gebouw dat daar niet speciaal voor opgetrokken was.

Zoals al aangetoond in de vorige nummers liepen alle kinderen school. Leerplicht zou pas in 1914 worden ingevoerd, maar omdat iedereen zijn Pasen moest houden en biechten - en desgevraaagd het geschreven bewijs van de paasbiecht moest kunnen voorleggen1 -, moest iedereen leren biechten en ter kerke gaan. De voorbereiding voor de eerste Communie gebeurde zowel in de catecheseles ‘s zondags in de kerk, als ‘s winters tijdens de weekdagen op ’school’.

Scholing was niet gratis, maar de gemeenschap betaalde voor de arme kinderen. Rijkere dorpsgenoten bij wie het armenbestuur arme (wees) kinderen uitbesteedde, moesten hun diskinderen naar school sturen ‘tot de leeringhe van de eerste communie wat in de kerk moet geobserveert wor­den.’ Dat godsdienstonderwijs was dus verplicht; leren lezen en schrijven niet. Het Oostkerkse reglement uit 1782 stelde dat de dis voor elk kind zou bepalen ’of de aanneemer sal gehouden wezen het selve kind te doen naer schole gaen tot de gewoonlijke onderwijsinghe die aldaer leert’. Of er veel gei'nvesteerd werd om zo’n arm kind te leren lezen en schrijven blijkt niet uit de bronnen. De rekeningen vermelden wel een jaarlijkse som voor het (godsdienst)onderwijs aan de arme kinderen. Koster Jan Daneels kreeg er 6 pond voor in 1596. Hij was ook kleermaker en werd betaald voor de communiekleren die hij voor de arme kinderen maakte.

Kosterieschool tegenover de kerk

Aangezien het lerarenkorps in het decanaat Damme voor 90% bestond uit koster-schoolmeesters, gingen de lessen meestal door in de kosterie. De kosterswoning lag dicht bij de kerk omdat de schoolmeester-koster voor, na of zelfs tijdens de lessen in de kerk moest zijn. Zo moest hij om 12 uur het kleine Angelusklokje luiden voor het middaggebed.4 Om 6 uur ’s morgens en ’s avonds trouwens ook. Volgens Wikipedia mag je ‘De naam van de Angelusklok niet verwarren met 'papklok'. Deze klok luidde 's avonds om 9 uur, de mensen aten toen pap voor het slapen gaan. Dit werd door de papklok ingeluid.’ Al dat klokkengelui kon de koster desnoods delegeren, maar hij bleef wel verantwoordelijk en dus was het handig om dicht bij de kerk te wonen. In Oostkerke woonde de koster onder de kerktoren.

2025 02 07 131500 

Eeuwenlang liepen de Oostkerkenaartjes school in het huis rechtover de kerktoren. Koster-kleermaker-schoolmeester Jan Daneels hield er al eind 16de eeuw school. Hij pachtte zijn woonst van de kerk van Oostkerke. In 1618/19 bouwde de kerk aan dit huis een klaslokaal met zolder.5 Ook in Lapscheure was het schoollokaal in de kosterij; in 1793 ontving koster Bernaert Van Speybroeck 5p.gr ‘over het furnieren van de camer voor de schoole ten tijde van 1 jaer’.6

De kosterie was een lemen huis

De Oostkerkse school lag tegenover de kerktoren, maar het huidige huisje lijkt weinig op dat waarin de kosters eeuwen geleden les gaven. Op het platteland bleven stenen woningen tot in de 18de eeuw erg schaars. De meeste families woonden in een lemen hutje. Sommige huizen hadden een grotere houten structuur, maar de muren bestonden uit een houten vlechtwerk, afgedekt met leem. Op dit detail van De draaiorgelspeler van Pieter Breughel de Jonge uit 1608 is boven de deur de deklaag losgekomen en is het wilgen vlechtwerk zichtbaar.

 2025 02 07 131536

De meeste huizen waren - toch zeker in de 17de eeuw - bedekt met een strooien dak. Omwille van de brandveiligheid in de winterschooltjes werd dit strooien dak in de tweede helft van de 18de eeuw door aarden pannen vervangen.

De Lapscheurse Parochierekening van 1656-58 vermeldt: ‘betaelinghe over reparaetie ende leveringhe van 750 gley aan thuis daer den pastoor ingewoont heeft mette schole daernevenst, 3 p. 13 sch.8 Gley staat doorgaans voor gleiswerk: geglazuurd, fijn aardewerk. Mogelijk gaat het hier om vloertegels. Ook in Oostkerke maken de rekeningen meermaals melding van een nieuwe vloer voor de school. In 1740 liet het kerkbestuur ‘de haard en de vloer tot de kosters in de schole’ herstellen. In 1754 kreeg de koster opnieuw ‘eene schoolvloer en een bakoven.’ In 1770 moest de vloer weerom vernieuwd worden.9 Een winter lang een hele bende kinderen met moddervoeten over de vloer krijgen, een vloer zou van minder verslijten.

De bron bij uitstek voor de geschiedenis van het onderwijs zijn de visitatieverslagen waarin de dekens aan de bisschop berichtten over hun jaarlijks bezoek aan de parochies. Over de infrastructuur noteerden de dekens evenwel heel weinig. Enkel als er geen lokaal was om les te geven brachten zij het schoolgebouw ter sprake.10 We komen wel het een en ander te weten via andere bronnen. Naast de rekeningen zijn er ook schilderijen. Een klas zag er helemaal an­ders uit dan in onze jeugd: geen rijen banken waar alle leerlingen netjes per twee zitten. Neen, het heeft meer weg van een klas van nu waar de kinderen verspreid zitten - alleen of in groepjes - en bezig zijn met ‘hoekenwerk’. Wie klaar is, laat zijn werk zien aan de leerkracht of wordt bij hem of haar geroepen. Het verschil tussen individueel en klassikaal lesgeven komt in een volgende bijdrage aan bod.

Nu bekijken we het leslokaal zelf. Het Louvre in Parijs bewaart een mooi werk van Adriaan van Ostade, een van de vele genreschilders van de Hollandse Gouden Eeuw.

 2025 02 07 131553

Hierboven de vrolijke troep bij Van Ostade (Haarlem, 1610-1685). De afbeelding rechts komt eveneens uit de Noordelijke Nederlanden (het huidige Nederland). Jan Miense Molenaer schilderde het tafereel in 1634. Het schilderij hangt nu in SchloB Wilhelmshohe in Kassel (Duitsland). Een medewerker van het Ieperse Schoolmuseum mailde ons o.m. deze reproductie door, waarvoor dank.

De vraag kan gesteld worden of we ons wel een correct beeld kunnen vormen van onze Vlaamse parochieschooltjes op basis van schilderijen uit de Noordelijke Nederlanden. In de 17de eeuw voltrok zich immers de scheiding tussen de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden. De afgebeelde schooltjes waren wellicht protestants en de klasjes mogen er op het eerste zicht wat rommelig uitzien, de algemene situatie was er veel beter dan hier. Nederland was toen veel rijker. De 17de eeuw was voor het noorden de ‘Gouden Eeuw’ terwijl het zuiden een ‘ongelukseeuw’ doormaakte. Zeker onze streek werd getroffen door langdurige oorlogen met voorbijtrekkende troepen die oogsten vernielden en naar hartelust plunderden. Als de dorpschooltjes open waren, zullen de kinderen er dus lang niet zo mooi uitgedost bijgezeten hebben.

Maar hoe zat het met het klaslokaal zelf? In het schilderij hieronder hangt boven de deur een landkaart. Die mogen we wel wegdenken. Aardrijkskunde kwam niet aan bod in onze dorpsscholen, laat staan dat er geld was voor landkaarten. In Holland, waar toekomstige handelaars en zeevaarders school liepen, hingen er wel kaarten aan de muur. De ABC-tafel kan eventueel ook in een Vlaamse klas gehangen hebben. Verder valt er weinig weg te denken, want veel meer staat er niet in de klas. Zelfs in deze ‘betere’ scholen zitten kinderen soms gewoon op de grond. Er zijn amper lessenaars en er zijn meer leerlingen dan plaatsen op de banken. Weinigen hebben en een stoel en een tafel. De meester wel..

 2025 02 07 131620

Wat in dit detail opvalt, is een massa kinderen van verschillende leeftijden, meisjes en jongens door elkaar, her en der verspreid. Er zijn er zelfs een paar die ontsnappen naar de zolder. De grote jongens hebben de beste plaatsen ingenomen: ze zitten bij de schouw.

Hier hebben we een aanrakingspunt met onze dorpsschooltjes. Uit de rekeningen weten we dat het Oostkerkse schoollokaal ook een zolder, een haard en zelfs een bakoven had.11 Een haard was nodig in de winterschooltjes. Het was gebruikelijk dat de leerlingen hout meebrachten. Dat noteerde Rene De Keyser in 1969 nog uit de mond van oudere Oostkerkenaren. Het schoolreglement van 1730 in Sliedrecht (Zuid-Holland) schreef de meester het volgende voor : ‘In de koude tijd des jaars ... zal hij een vuur moeten stoken van het hout dat de knegjes ter schoole koomende, meede brengen’. Als de ouders wilden dat hun kinderen geen kou leden op school, moesten ze dus hout meegeven en de meester mocht dat niet achterhouden, maar moest het meteen opstoken. Nu is er een dag per schooljaar ‘warme truiendag’. De tijden zijn veranderd...

Een printe vande helle aen de schouwe

Jan-Baptist van Lokeren, pastoor van Wingene (1687-1731) schreef enkele veelgebruikte schoolboekjes. In De parochiale Schole gaf hij de schoolmeesters de raad het lokaal te voorzien van een “schoon crucifix om daer vooren te bidden, een wij -watervat omtrent de deure, ook een printe vande helle ofte vagevuer aen de schouwe voor het vuer.”. Een afbeelding van de hel bij het knetterend haardvuur! Voorwaar aanschouwelijk onderwijs. Stoute kinderen gingen eeuwig branden in de hel. De godsvrees werd er van jongsaf ingeprent. De hoofdtaak van de dorpsschool was duidelijk: de vorming van brave katholieken.

2025 02 07 131654

Wordt Vervolgd

Voetnoten

1. CLOET M. e.a., Het Bisdom Brugge (1559-1984). Bisschoppen, priesters, gelovigen, Brugge, 1984, p. 233. 2. DE KEYSER R., Een en ander over de scholen in Oostkerke in Rond de Poldertorens, 1969, p.8 3. POPPE Petra, Het volksonderwijs in het decanaat Damme in de 17de en 18de eeuw, Leuven, 1985, onuitgegeven licentiaatsverhandeling KUL, in POB Damme. Damme, Sijsele 1985 , p. 71 4. CLOET M., p. 248. 5. DE KEYSER R., p. 5 6. VERMEERSCH A., Het onderwijs te Lapscheure in Rond de Polder­torens, 1961, pp. 134-139, p. 134 7. POPPE Petra, p. 147 8. VERMEERSCH A., p. 134 9. DE KEYSER R., p. 8 10. POPPE Petra, p. 145 11. DE KEYSER R., p. 8 12. www.historie-sliedrecht.nl 13. CLOET, p. 249.

Onderwijs in Groot-Damme tot de 19de eeuw. Deel 4: les in de kosterie in de 17de en 18de eeuw

Caroline Terryn

't Zwin Rechteroever
2011
04
160-167
BV
2025-02-07 13:26:14