☰ Extra

Roger had nogplannen om te schrijven over het evacuatieverblijf van het gezin Rene Morre bij de familie Rene Maenhout-Bruselle, Fort Sint-Donaas in Lapscheure van 21 September tot 20 oktober 1944. Zware gezondheidsproblemen hebben verhinderd dat hij dit werk heeft kunnen voltooien. We willen onze lezers evenwel de twee eerste afleveringen ” Op ’t Fort Sint Donaas te Lapscheure ” niet onthouden.

De Redactie

Op 't Fort Sint-Donaas te Lapscheure.
Evacuatie- en Oorlogsherinneringen - herfst 1944 (deel 1)

Roger Morre

Donderdag 21 september

“Eigen haard, goud waard".

"Oost West, thuis best".

In de vooravond van donderdag 21 september werd het ons duidelijk hoeveel wijsheid in deze spreuken vervat lag.

Ofschoon de landbouwersfamilie Rene Maenhout - Irma Brusselle haar welgemeende gastvrijheid liet blijken met woorden als "doe maar of ge thuis bent", bekroop ons - als evacues - meteen het enge gevoel een soort ontheemden te zijn, machteloos meegesleept in de meer dan hachelijke maalstroom van oorlogsbelevenissen.

Als zovele door het uitgevaardigde Duitse dwangbevel tot evacuatie gedoemde streekbewoners, misten wij van meet af aan het eigen onderdak en het dagelijkse eigen reilen en zeilen.

De noordoostelijk gelegen Lapscheurse wijk Fort Sint-Donaas - in de plaatselijke volksmond kortweg 't Fort genoemd - is een dun bevolkte plattelandsvlakte waarvan de vruchtbare akkergronden en weiden "als wiegende zeeen", jaar in jaar uit zorgvuldig worden uitgebaat door noeste, welvarende polderboeren.

Halfweg september werd het landelijk leven van dat vreedzaam stukje West-Vlaanderen eensklaps verstoord door de komst van Wehrmachttroepen die inkwartiering namen op de boerderijen. Met lede ogen zagen hoevebewoners van 't Fort aan hoe de Duitsers beslag legden op hun bijgebouwen voor stalling van de tijdens hun overhaaste terugtocht in Frankrijk opgeeiste en/of ontvreemde trekpaarden, boerenwagens en hoogwielige karren.

Tegen hun zin moesten hoeve-uitbaters dulden dat Wehrmachtofficieren - soms ook onderofficieren - binnenskamers hun intrek namen, terwijl de manschappen zich ophielden in de stallingen.

Op de dakbedekking van de heel oude Sint-Donaashoeve - een indrukwekkend en uniek gebouwencomplex - gelegen halverwege tussen Hoeke en Sluis, en grenzend aan de zuidelijke buitendijk van de Damse vaart, werd in passende kleur een Roodkruis -embleem geschilderd als opvallende aanwijzing voor vijandelijke piloten dat binnen de muren van de hoeve een Feldlazarett werd ingericht.

De landbouwers waren ook terecht bevreesd dat van Wehrmachtswege eveneens de hand zou worden gelegd op hun labeurpaarden. Derhalve poogden zij - sinds geruime tijd - de eigen dieren, zo goed en zo kwaad als het ging, aan het zicht van de wijkende Duitse legerhorden te onttrekken. Men hield ze verborgen langs ver van de bewoonde wereld afgelegen en geschikt bevonden benedendijkse oeverkanten met hoog opgeschoten rietkragen, dichtbegroeide haagkanten, en veilig gewaande ruimten van in onbruik geraakte bouwsels.

Alsof de komst van de Wehrmachttroepen nog niet genoeg problemen met zich bracht, kwam daar nu nog bij dat het verzorgen en bijvoederen van de weggestoken paarden nog stiekemer en omzichtiger dan voorheen diende te gebeuren, niet enkel te Lapscheure, doch evenzeer

2025 02 07 120027Hoeve Maenhout is omcirkeld. Ten noorden van de Damse Vaart is de waterpartij van het natuurgebied Sint-Donaaspolder aangeduid. Het is een deel van het fort uit begin 17de eeuw. Het fort Sint-Donaas, dat Brugge beschermde, werd genoemd naar de beschermheilige van de toenmalige kathedraal van Brugge.

in omliggende gemeenten. Voor geevacueerde landbouwers werd het een aartsmoeilijke opgave hun paarden aan Duitse "pottenkijkerij" te onttrekken.

Wat het ontbreken van de hoevepaarden betrof, konden de boeren zich moeilijk voorstellen dat zulks de Duitsers nog niet was opgevallen. Net als elders werd het dus ook op 't Fort Sint-Donaas 'n bang afwachten en in stilte hopen dat de Wehrmacht alles op zijn beloop zou laten.

Wijlen Antoon Vermeersch, destijds hoofdonderwijzer ter gemeente Lapscheure, heeft betreffende de beroerde periode 1 september- 4 novem­ber 1944 veel genoteerd en uitstekend in zijn herinnering bewaard.

Voor zijn afsterven in 1979 verzocht hij Guido - zijn zoon en opvolger als schoolhoofd - zijn met foto's gei'llustreerd oorlogsdagboek te bewaren en te herschrijven. Guido heeft aan die wensen voldaan.

Als 13-jarige knaap ondervond hij die zo rampzalige oorlogstijd aan den lijve en voegde zijn met angst en onraad doordrongen herinneringen toe aan het dagboek van zijn vader.

In 2004, precies zestig jaar na de met zoveel tragiek beladen 65 oorlogsdagen die in de eigen regio aan de zolang verbeide bevrijding voor - af gingen, liet Guido het gebundelde dagboek verschijnen met als titel "Dagen om nooit te vergeten". 'n Stukje streek- en oorlogsgeschiedenis, omgedeeld aan familieleden en vrienden die het stellig dankbaar en met veel waardering gelezen en herlezen hebben.

Zo vermeldt genoemd dagboek op datum van vrijdag 01 september: ‘In Damme en Moerkerke worden paarden en wagens opgeeist. Bij ons blijft het nog kalm en rustig.” (Einde citaat)

Dat kalmte en rust echter van heel korte duur zijn geweest, blijkt uit de aantekeningen van maandag 04 september: ‘De boeren trachten nog beter hun paarden te verstoppen langs de lager gelegen kreken, tussen het hoge riet, ver van de straat of in een met grote strobalen ge'isoleerde- en zo geluiddicht mogelijke stal. De burgemeester, Jules Dreypondt, is ook ondergedoken; niet uit schrik, maar omdat de Duitsers hem niet zouden vinden, wanneer zij de lijsten van de paarden kwamen opeisen. Aldus konden de boeren zeggen dat hun paarden reeds opgeeist waren. Moedige man, onze burgemeester! ” (Einde citaat)

Inzake de aftocht van de Wehrmachttroepen werd het volgende genoteerd: ” Van 4 tot 24 september trekt het 15de Duitse Leger vanuit Frankrijk naar de overzetplaatsen Breskens en Terneuzen, omdat de terugtocht naar Duitsland is afgesneden. In totaal worden ruim 90.000 militairen, 7.500 paarden en 700 stukken geschut overgezet. Dagenlang zien wij deze stoet voorbij trekken.” (Einde citaat)

Tja, "het kan verkeren”, zei Bredero destijds... Van de modern toegeruste Duitse heirscharen die in mei 1940, in minder 3 weken tijd, ons Belgenland tot onvoorwaardelijke capitulatie hadden gedwongen, was, na ruim 4 jaar, heel weinig meer te merken...

Omdat geen andere keuze meer mogelijk bleek, werd door de Duitsers noodgedwongen overgeschakeld van hoge aantallen gemotoriseerde "paardenkrachttransporten" naar de enkelvoudige trekkracht van het gewone paard. Met het rampzalig gevolg dat honderden, op onwettige wijze toegeeigende trekdieren, na een lange lijdensweg 'n ellendige oorlogsdood stierven...

Het volgend dramatisch gebeuren speelde zich af op Maldegems grondgebied en toont aan hoe de grote bekommernis voor het behoud van de eigen paarden sommige landbouwers in de greep hield. Op korte afstand van de Leeskensbruggen, langs de baan Maldegem-Knokke, ligt de eenzame hoeve die het landbouwersgezin De Prest van oudsher bewoont.

Tijdens de zomer 1944 - beducht voor 'n eventuele opeising door de Duitse bezetter - hielden zij hun paarden zorgvuldig verborgen in een achter hun erf geschikt bevonden bosje, met enige bomen en hoog, ondoorzichtig struikgewas.

Bijna ter hoogte van de hoeve De Prest - zich verplaatsend in de richting van de kuststreek - werd op vrijdag 8 september (datum waarop de vier dagen durende Slag om Moerbrugge-Oostkamp begon) een wijkende kolonne Duitse militairen onverhoeds door een formatie van vier Spitfire-jachtvliegtuigen hevig onder vuur genomen en grotendeels uiteengeslagen. Ofschoon deze luchtaanval amper drie minuten duurde, was de ravage enorm. Benevens een aantal gewonden - enkelen waren zo erg toegetakeld dat zij hun opname in het Duitse noodhospitaal te Sluis niet overleefden - werd het merendeel van de in Frankrijk buitgemaakte transportmiddelen (boerenwagens en dito karren) zwaar beschadigd. Tevens moest de Wehrmacht dodelijk gewonde trekdieren achterlaten.

Opgeschrikt door het oorverdovend oorlogsrumoer en het gekerm van mensen en dieren, zagen August De Prest en een van zijn zonen even later hoe woedende Duitsers het erf opstormden en in hun richting naderden. Met heftig wapengezwaai en herhaaldelijk geschreeuwde dreigementen eisten uitzinnige soldaten hun paarden op.

De halstarrig volgehouden bewering geen paarden in bezit te hebben, betekende voor vader De Prest en zoon het doodvonnis. Zonder enig aarzelen werden zij ter plekke neergeschoten.

  • /§/§/§/§/§/§

Periode van vrijdag 22 September tot zondag 24 September

Het leek alsof de milde septemberzon zich inspanningen bleef getroosten om de sombere oorlogsdagen iets op te vrolijken. Voortdurend prachtig weer tot en met zaterdag 23 september.

Doch op zondag 24 september was het liedje uitgezongen wat zonneschijn betrof. Op 't Fort kregen wij af te rekenen met gutsende regen en forse rukwinden die aan storm deden denken.

Op de hoeve Rene Maenhout, waar wij als geevacueerden verblijf hielden, stond ik aan het keukenraam en keek naar de pletsende regen. Onwillekeurig gingen mijn gedachten uit naar "onze" vaartdijk op Platheule. Waar Duitse soldaten vanuit hun schamel beschutte loopgraven en schuttersputjes staarden naar het uitgestrekte verdronken landschap. "Stellig", zo dacht ik, "zien zij hoe felle windstoten de regen op die troosteloze watervlakte striemen". En ik vroeg mij af wat er nu door hen heen moest gaan. Zo ver van hun Heimat en hun geliefden verwijderd, omringd door allerlei onverhoedse gevaren die nooit veraf konden zijn... Onder hen waren tal van "weder onder de wapens geroepen oudgedienden" die ten tweede male - in minder dan dertig jaar - in een door het water geteisterde frontlinie waakten. De eerste maal in Vlaanderens Westhoek tijdens de Eerste Wereldoorlog (de zogenaamde Grooten Oorlog) en thans, na verloop van amper drie decennia, in Vlaanderens noord-oosthoek gedurende de Tweede Wereldoorlog.

Voor al die inmiddels grijs geworden "Wehrmachters" gold ongetwijfeld de uitdrukking: "DE GESCHIEDENIS HERHAALT ZICH". Maar dan in negatieve zin...

Periode van maandag 25 September tot zondag 1 oktober

Het hondenweer, dat gisteren begon, bleef nog even aanhouden. Regenen of niet regenen, het kon de geallieerde jachtpiloten blijkbaar niet deren.

Naarmate de week vorderde, won de oorlogsroffel aan sterkte in de vier windstreken. We vingen af en toe ratelende geluiden op die ons toelieten te vermoeden dat in de kuststreek van Knokke tot Heist de boordmitrailleurs van Spitfires en/of Typhoons duchtig vijandelijke doelwitten bestookten. “Hoor” zei ons gezinshoofd dan telkenmale en wijzend in noordelijke richting:” ‘t Is daar weeral ’n klopjacht aan de gang!”

Op een avond voelden wij een aantal schokken, gedreun en gedaver dat de ruiten deed rinkelen, gevolgd door verwijderde explosies. “Hoogstwaarschijnlijk veroorzaakt door ’n luchtbombardement”, dachten wij erg onder de indruk, en waren de mening toegedaan dat de getroffen plaats ergens tussen Heist en Westkapelle gelokaliseerd moest worden.

Moeder dacht aan haar zuster Zenobie (voornaam door ons verbasterd en uitgesproken als “Zonnebie). Zij woonde in de Westkapellestraat te Knokke en had samen met haar man jarenlang in Amerika verbleven.

“Van al die ontploffingen en al dat schieten zal Zonnebie nog iets opdoen,” zuchtte zij bezorgd. Waarop ons gezinshoofd wedervoer:”Ge weet toch nog wel dat Zonnebie ons meer dan eens heeft verteld dat ze in Amerika heeft geleerd om niet benauwd te zijn van donderen en weerlichten, maar dat ze alleen doodschuw was van rukwinden en orkaanweer.” Moeder vond zijn weerkundige explicatie niet veel zaaks. Volgens haar ging het niet op natuurgeweld met oorlogsgeweld te vergelijken.

(Wordt vervolgd).

Op 't Fort Sint-Donaas te Lapscheure. Evacuatie- en Oorlogsherinneringen - herfst 1944 (deel 1)

Roger Morre

't Zwin Rechteroever
2011
04
145-151
BV
2025-02-07 12:12:01