Spannend verhaal uit de Eerste Wereldoorlog
Wilfried Morre
De Dienst Toerisme van de Stad Damme bracht ons op de hoogte van de avonturen van Edmond Senger uit de Elzas. De Elzas is een typisch grensgebied. Eeuwenlang werd het betwist tussen Frankrijk en Duitsland. Het maakte deel uit van het Heilige Roomse Rijk tot het in 1648 in Franse handen kwam. Duitsland heroverde de Elzas in de Frans-Duitse Oorlog van 1870, maar moest het na de Eerste Wereldoorlog weerom afstaan aan Frankrijk.
Edmond Senger zal zeer blij geweest zijn met het Vredesverdrag van 1919, want hij was een fransgezinde Elzasser. In 1915 deserteerde hij uit het Duitse leger om te kunnen meestrijden aan Franse zijde. Met de hulp van onder meer een inwoner van Den Hoorn ontkwam hij naar Nederland om via Engeland ingelijfd te worden bij het Franse Vreemdelingenlegioen.
Zijn kleindochter Beatrice Toutan kwam onlangs naar Damme op zoek naar gegevens en getuigenissen over het wedervaren van haar grootvader tijdens zijn vlucht. Hier volgt zijn verhaal in vertaling. Rechts: de eerste pagina van zijn handgeschreven verslag.
Naam: Senger Edmond, geboren 27 december 1880 te Illkirch (Beneden-Rijn, op 5 km van Straatsburg)
Klas: 1900 (20ste Gewest, subdivisie Straatsburg)
Stamnummer bij recrutering: LM39 Recruteringsbureel Selestat 898.
Van 14 augustus 1914 tot 25 april 1915 was ik soldaat bij het Duitse XVde Infanteriebataljon, 2de Compagnie.
Luidens een vermelding in mijn Duits militair zakboekje: verdwenen op 25 april 1915.
Als werkman verkleed, was ik er in geslaagd Holland te bereiken waar ik me aanbood op het Frans Consiilaat Generaal in Rottedam. Via Engeland kwam ik terecht in Boulogne-sur-mer waar ik als vrijwilliger voor de duur van de oorlog aangeworven werd bij het Vreemdelingenlegioen, ingedeeld bij het 1ste Regiment Zouaven en bij het korps aangekomen op 24 november 1916.
Met onbepaald demobilisatieverlof gestuurd op 10 maart 1919.
« Het verhaal van mijn ontsnapping
Gemobiliseerd sinds het begin van de oorlog moest ik mijn korps volgen naar Belgie. In april 1915 bevond ik mij in Brugge en daar heb ik besloten te deserteren in het gezelschap van twee kameraden. Belgische burgers, de heren Van Lede en Vermere, beiden Bruggelingen, bezorgden ons burgerkleren en een herbergier die aan de Siphon bij Damme woonde, gelastte zich er mee om deze mee naar huis te nemen.
Op 25 april 1915 verlieten we Brugge rond 13 uur en langs het kanaal begaven we ons naar de Siphon; het lukte ons door middel van een vervalste pas het Leopoldkanaal over te steken waar Pruisische dragonders de wacht hielden.
De herberg waar we onze kleren moesten ophalen, was bezet door 24 dragonders van de wacht, onder het bevel van een onderofficier en een Wachtmeister. We moesten ongeveer twee uur geduld oefenen vooraleer we de burgerkledij naar een bosje konden brengen op 400 a 500 meter van de wachtpost; een gids die tot onze beschikking was gesteld door voornoemde personen leidde deze operatie die slaagde zonder de aandacht te trekken van de wachtpost.
Via een omweg begaven we ons naar die plek en enkel beschut door licht gebladerte wisselden we onze kleren; na onze uniformen in de grond te hebben gestopt, vertrokken we naar Moerkerke-Den Hoorn waar we rond 19 uur aankwamen.
De Kock, onze gids, verborg ons bij hem thuis tot 's nachts.
Rond 21 uur, op het ogenblik dat onze afwezigheid bij het korps onvermijdelijk moest zijn opgemerkt, moest alles op alles worden gezet om het laatste onderdeel van onze vlucht te wagen.
Wij slopen door de kleine straatjes van Moerkerke, bezet door de Duitse troepen en, ons verstoppend, lopend of kruipend, konden we uiteindelijk tussen 23 en 24 uur voet zetten op Hollandse bodem.
We brachten de nacht door in Eede en 's anderendaags zetten we onze weg verder naar Vlissingen. We hadden ons doel bereikt, we moesten ons nog enkel ter beschikking stellen van de Franse autoriteiten. »
Het tijdstip van de vlucht, 25 april 1915, kwam er overigens niet te vroeg, want amper drie maand later, op 23 augustus, was de Hollandse grens afgespannen met electrische hoogspanningsdraden die het leven hebben gekost aan velen die probeerden langs deze weg uit ons land te geraken ("Herinneringen aan de Eerste Wereldoorlog” - Constant Devroe 1998).
In Nederland was Edmund Senger van 25 juni 1915 tot 24 oktober 1916 als bankwerker in dienst bij de Naamloze Vennootschap Rotterdamsche IJzeren Metaalgieterij (zie het getuigschrift hieronder). Precies een maand later was hij al bij het Vreemdelingenlegioen.
Marleen Agten van Toerisme Damme slaagde er in nabestaanden van de genaamde De Kock (of Decock) van Den Hoorn terug te vinden. Zij bevestigden het verhaal in grote lijnen; meer hierover wellicht in een volgend nummer.