In 1884 werd de Lieve van de kaart geveegd De Lieve in de gemeentelijke atlassen in de 19de eeuw
Caroline Terryn
Het is wel heel ironisch dat de eersten die het Gentse kanaal negeerden de cartografen van de gemeentelijke Waterlopenatlassen waren. De wet van 1877 verplichtte per gemeente alle waterlopen in kaart te brengen. In 1884 waren Moerkerke en Damme aan de beurt. De Lieve was er al eeuwenlang de belangrijkste waterloop. Tot 1884 was ze altijd getrouw in kaart gebracht. Plots werd de Lieve van de kaart geveegd, uitgerekend door de tekenaars van de gemeentelijke atlas der waterlopen. Waarom? Hoe is het zover kunnen komen?
Uiteraard was de bloeitijd van de Lieve in 1884 al lang voorbij. De Gentenaars hadden hun kanaal zeven eeuwen voordien gegraven om hun stad te verbinden met de zee, omwille van de winstgevende kustvaart. Immers, van hoe verder de goederen komen, hoe exclusiever ze zijn en hoe groter de winstmarges. Na de middeleeuwen werden er over de Lieve geen dure vrachten meer verscheept, hoogstens landbouwproducten die in nabijgelegen stadjes op de markt gebracht werden. De Gentenaren waren niet meer gei'nteresseerd in de Lieve en verwaarloosden hun lieveling. Toch werd ze ook toen nog uitdrukkelijk in kaart gebracht. In de 16de-17de eeuw kon ze immers op haar faam teren, maar ze speelde toen ook een militaire rol. Nog tijdens de Oostenrijkse Successieoorlog (1740-1748) werd opgemerkt dat de Lieve met haar hoge waterstand nuttig kon zijn voor militaire inundaties: er was weinig voor nodig om de bermen door te steken en het land onder water te zetten.1
In de 19de eeuw verloor de Lieve ook die militaire functie. Toch bleef ze tot 1884 aanwezig op kaarten. Ondertussen was de Lieve wel veranderd van statuut. Oorspronkelijk was ze het private kanaal van Gent: exclusief door en voor de Gentenaars.
In 1805 schafte de Franse Staat dit recht af.
Van 1795 tot 1815 werd Vlaanderen geregeerd door de Fransen die hun revolutionaire ideeen ook hier toepasten. Eeuwenoude gebruiken werden afgedaan als Ancien Regime. Private wegen en kanalen die eeuwen geleden door een bepaalde heer of stad op eigen kosten waren aangelegd werden zonder pardon aangeslagen. Ze waren voortaan eigendom van de gemeenschap en werden overgedragen aan het meest gepaste overheidsniveau. De delen die de staat niet van gemeenschappelijk belang achtte en niet voor zichzelf wilde houden, werden per opbod verkocht. Zo is het ook de Lieve vergaan in Damme en Moerkerke: in 1805 onteigende de Franse overheid de Gentse Leye en in 1813 verkocht ze de bermen in een veiling.
Die ‘recentere’ plaatselijke geschiedenis is nog niet volledig uitgeplozen, laat staan geschreven. Toch zijn er al veel puzzelstukjes verzameld. Zo kennen we de onteigeningsdatum dankzij het antwoord op een brief die kolonel Hubert Van den Broeck al op 16 december 1974 schreef. Op zijn vraag naar de eigenaar van de Lieve antwoordde het Gentse stadsbestuur dat de Lieve staatseigendom werd door het decreet van 17 juli 1805. Het Gentse stadsbestuur schreef: ‘Op 28 messidor jaar XIII tastte de Franse overheerser het eigendomsrecht van Gent aan.’ In 1975, na bijna twee eeuwen, beschouwde Gent de overdracht van haar stadsbezit naar staatseigendom dus nog steeds als een ‘aantasting’ van haar recht. Gent treurde nog steeds om het verlies van t scoenste juweel dat de stede heeft.
De Lieve werd in 1805 onteigend en in 1813 deels verkocht
Een ander puzzelstukje van de Lievegeschiedenis danken we aan Denis Raman en zijn goede contacten met ‘Emmeke’. Maria Roels, zoals ze officieel heette, bewoonde het hoekhuis bij Moerkerkebrug. In 2001 mocht Denis haar hele dossier met eigendomsakten kopieren. Ondertussen is Emmeke overleden en heeft de nieuwe eigenaar het huis met het mansardedak en het jaartal 1773 op de zijgevel mooi gerestaureerd
Op de zijgevel van het hoekhuis op Moerkerkebrug vermelden de ankers het jaartal 1773
In de verkoopsakte van 1841 werd het eigendom beschreven als volgt: « een huis zijnde eene bakkerij en winkel met alle deszelfs toebehoorten en afhankelijkheden, benevens schuur, stallingen en verder edificien ... bebouwde grond, hoveniershof, boomgaard’. Dit deel had de vader van de verkoper Romanus Roelofs gekocht op 15/9/1812. Verder was er nog een aangrenzend land: „een lange partie land streckende meest oost en west tusschen de Lieve aen de zuidzijde, sieur Constant Schutijszer, Jonkheer Coppieters-tWallant, Jonkheer Dhanins de Moerkerke- Deurwaerder alle aen de noordzijde, met westeinde aen den verkoper en met oosteinde in de straet leidende van Moerkerkebrugghe naer het dorp Moerkerke.’ Dit langwerpig stuk land was de noordelijke Lieveberm. De moeder van Romanus Roelofs, die inmiddels weduwe geworden was, had de grond het jaar na het huis verkregen ’bij koope jeghens het fransch gouvernement als voortkomende van de stadt Gent volgens proces verbal van opveiling en definitieve toewijzing opgemaeckt in de prefecture van het voor dezen departement der Leye in daten zeventien augusty achtien hondert dertien”. Op 17/8/1813 was er dus een openbare verkoop geweest van de Lievebermen.
Moerkerkebrug (rechts onderaan) op een detailkaart van de Buurtwegenatlas uit 1845. De brug over de Lieve is heel duidelijk herkenbaar. Het hoekhuis met de verschillende bijgebouwen eveneens. De percelen links ervan, de Lieveberm, werden gekocht op de veiling van 17/8/1813.
De openbare verkoop van 1813 betrof evenwel enkel de bermen. De eigenlijke Lieve, de waterloop zelf, bleef overheidseigendom. Het kanaaltje viel tijdens het Franse bestuur onder het beheer van het Departement van de Leie. Twee jaar later - na Napoleons nederlaag in Waterloo in 1815 - maakten de Fransen plaats voor de Nederlanders. Onder het Koninkrijk der Nederlanden (1815-1830) kwam de Lieve onder het gezag van de provincie West-Vlaanderen. De provinciegouverneur ontving in september 1824 een petitie uit Moerkerke. Zestien Moerkerkenaren deden hun beklag over de verdroging van de Lieve en vroegen om iets te doen aan het watertekort. Niet om te kunnen varen op de Lieve, wel om er uit te kunnen drinken!
De Lieve als drinkwater in 1825
Eeuwenlang dronken de dieren, maar ook de mensen water uit de beek. Er was nog lang geen sprake van kraantjeswater, laat staan van flessenwater. Blijkbaar zorgde ook de Lieve voor drinkwater. Omdat er in de zomer van 1825 geen water in de Lieve stond, hadden de Moerkerkenaren putten in de verdroogde bedding gedolven. Het water uit die putten was echter van slechte kwaliteit. In hun wanhoop wendden ze zich tot de Gouverneur.4
Moerkerke, den 14 September 1825
Aen zijn edelheyd den gouverneur der Provincie West Vlaanderen te Brugge
Vertoont met een ootmoedig respect de ondergeteekende wonende te Moerkerke, een groot gevaer, rakende de gezondheyd voor menschen en ook voor beesten, ik en kan niet genoegzaam u edelheyd laten zien wat nood wij hebben van water. Wij hebben putten gemaekt in het midden van onze Nederlieve tot Moerkerke waer dat wij met een leere het water uyt halen om te drinken.. U edelheyd kan wel gedenken dat dit water slegt is om te drinken zoo wel voor menschen als voor beesten.
U edelheyd zal misschien gedenken dat wij verzien zijn van regebakken. Niet eenen regebak word er gevonden aan onze Nederlieve. Maer pompen zijn er verschijden maar veelle zijn drooge door dat het water zo leege gezonken is in den grond. Het is de Gendsche Lieve die onze commune door loopt al waer het water ons kan bezonden worden.
Verhoppen wij u edelheyd wilt ons helpen. ten teken der waerheyd hebben wij ondertekent
Of het Provinciebestuur maatregelen heeft ondernomen om het waterpeil in de Lieve te verhogen, moet nog onderzocht worden. In de 18de eeuw was de Nederlieve al eens ‘doorgespoeld’ door de stuw te Balgerhoeke, die de Lieve opsplitste. (t Scoenste Juweel).
Scheepvaart op de Lieve?
Enkele jaren later zouden de Moerkerkenaren weerom klagen. Ditmaal om te kunnen varen op de Lieve. Waar er dus in 1825 geen druppel water in stond om te drinken wilden ze in 1834 naar Damme kunnen varen om via de Damse Vaart door te varen naar Brugge en daar hun landbouwproducten op de markt te brengen. Dat kon niet (meer?) omdat tijdens de Belgische onafhankelijkheidsoorlog van 1830 de bruggen over de Lieve waren vernield. De Moerkerkenaren vroegen om de Hoge Brug in Damme te laten herstellen. Die brug over de Lieve lag ter hoogte van de Oude Sluissedijk. Aan de kruising met de Rabattestraat is er nu nog altijd het gehuchtje dat Hoge Brug heet.
Op dit plan van Damme uit 1817 staat bovenaan de Hooge Brugge over de Gendsche Lieve5 De brug verbond de (Oude) Sluisschen dijk komende van Platheule met een weg die langs de buitengracht van de vesting slingerde, net zoals de Rabattestraat nu nog doet. Pas in 1865 werd de weg rechtgetrokken (zie zwarte streep op de luchtfoto). Toen werd ook de Hoge Brug gesloopt en de Lieve plaatselijk gedempt. In 17 was ze er nog. De Lievebermen -hier de Leybarm genoemd waren al verkocht aan particulieren.
In 1830 vernielden de Belgen de brug om Nederland te hinderen als zij haar opstandige provincies manu militari zou willen heroveren. De vraag is of dat echt nodig was. De Lieve was immers maar enkele meters breed en tien jaar eerder had ze in Moerkerke nog volledig droog gestaan. Een goed getraind Nederlands leger zou zich door zo’n ondiep beekje niet laten tegenhouden. We kunnen ons ook afvragen hoe realistisch de wens was om van Moerkerke tot Damme te willen varen? Was de vraag om 127 de brug te herstellen niet veeleer een princiepskwestie? Wou Moerkerke per se de mogelijkheid openhouden om te kunnen varen, mocht er ooit nog eens voldoende water in de Lieve staan? Wat te denken van het verhaal van onderpastoor Passchier? Hij noteerde ca 1925 dat oude Moerkerkenaren hem vertelden dat ze ‘s zaterdags met Gravelijns barke naar de markt vaarden. Gravelijn was herbergier op Moerkerkebrug. In 1831 deed hij een aanvraag om er een brouwerij op te richten.(Passchier, p. 160). Een ding is zeker: in 1845 was er nog een Lieve. We weten zelfs hoe breed ze toen was, want ze werd toen heel nauwkeurig opgemeten.
De Lieve in de Buurtwegenatlas van 1845
In 1841 had het Belgisch parlement een wet gestemd om alle lokale wegen in kaart te brengen. Per gemeente moest een Buurtwegenatlas opgemaakt worden. De bedoeling was in de eerste plaats om de ligging van de wegen vast te leggen. De wegen waren immers nog niet verhard. Tussen grotere steden waren in de 18de eeuw, onder het Oostenrijks bestuur, wel steenwegen aangelegd. Een mooi voorbeeld is de steenweg Brugge- Gent, waar de Dorpsstraat in Sijsele deel van uitmaakt. Die dateert van 1778. Zulke kasseibanen waren evenwel schaars. Alle andere wegen waren zandwegen: stoffig in de zomer en modderig in de winter. Om putten, mul zand en andere hindernissen te ontwijken, volgde men telkens andere paden. Daardoor werd het trace voortdurend verlegd.6
De buurtwegenatlas van 1841 legt de weg vast
Een nauwgezette opmeting en kartering moest het wegtrace eens en voor altijd vastleggen. De Buurtwegenatlas maakte ook komaf met allerlei betwistingen omtrent al dan niet vermeende private wegen. Alle wegen die opgetekend werden in de atlas, waren voortaan vrij toegankelijk; zij het dat sommige voetwegen de vermelding ‘servitude’ of in het Nederlands ‘dienstbaarheid’ meekregen. De atlas was opgesteld in het Frans, want tot begin 20ste eeuw was de Belgische administrate in het Frans. De Buurtwegenatlas hanteerde verschillende categorieen: sentiers waren voetwegen; op de chemins konden karren rijden. De Grands chemins overschreden de gemeentegrenzen.
Wegwerkzaamheden
De wet van 1841 veranderde ook de verantwoordelijkheid voor het onderhoud. Voordien moesten de aangelanden, de eigenaars of pachters van de aangrenzende percelen, de weg onderhouden. Tegenwoordig moet je enkel nog je voetpad sneeuwvrij houden, maar toen moest je dus ook de weg herstellen! In 1841 werd dit de taak van de gemeente. Gezinshoofden die de gemeentetaks voor wegwerkzaamheden niet konden betalen, moesten twee dagen per jaar zelf aan de slag. Wegenwerken waren nog geen specialistenwerk: diepe putten werden gewoon opgevuld met takkenbossen en geeffend met aarde, aangevoerd met karren die de gemeente voor de gelegenheid opeiste. Bij nalatigheid van de gemeente liet de provincie de werken uitvoeren. Ze presenteerde nadien wel de rekening aan de gemeente. De provincie trad immers op als controlerende overheid. In die hoedanigheid had zij ook van elke gemeente een exemplaar van de Buurtwegenatlas.
De provincie West-Vlaanderen en de Buurtwegenatlassen
De Provincie heeft die atlassen uit de 19de eeuw niet enkel goed bijgehouden, ze heeft ze ook gerestaureerd. Enkele jaren geleden heeft ze ze zelfs ingescand en op het internet gezet. Dat deed ze volgens haar website omdat ‘de atlas een belangrijk juridisch document is waarvan besturen, administraties en rechtbanken nog steeds gebruik maken om rechten en plichten van grondeigenaars en weggebruikers vast te stellen, maar ook omdat hij intussen een belangrijke historische bron is voor de lokale geschiedenis. De atlas is immers een momentopname van de gemeentelijke geografie, het lokale wegennet, grondgebruik, eigendomsstructuren en plaatsnamen midden 19de eeuw.’ Mocht het u interesseren om te weten hoe uw straat er rond 1845 uitzag, dan kan u surfen naar www.giswest.be en in de menubalk onder Geoloket kiezen voor Leefomgeving - Mobiliteit en Trage Wegen. Het project om de Buurtwegen-atlassen via internet open te stellen voor het publiek kadert o.m. in de herwaardering van de ‘trage wegen’. Daarmee steunt de Provincie de vzw Trage Wegen die zich inzet voor de herwaardering van buurtwegen, veldwegen, kerkwegels, holle wegen, oude spoorbeddingen en jaagpaden. Volgens hun website willen zij die wegen zonodig heropenen, behouden, herstellen en ontwikkelen tot voet-, ruiter- en fietswegen. Naast de buurtwegen die dus al sinds 1841 wettelijk beschermd zijn, hebben zij ook oog en hart voor andere ‘trage wegen’, die niet opgenomen zijn in de atlas der buurtwegen. Het gaat om ‘al dan niet verharde paadjes, veld- en boswegels of zgn. kerkwegels. Daarnaast zijn er ook jaagpaden en oude spoorwegbeddingen. Jaagpaden vallen meestal onder jurisdictie van de instantie die de waterloop beheert. Oude spoorwegbeddingen die nu gebruikt worden als fiets- of wandelpad vallen onder de verantwoordelijkheid van de eigenaar of beheerder (NMBS, Provincie of gemeente). De bedoeling van de Provincie West-Vlaanderen is om mettertijd alle informatie over alle trage wegen op te nemen in haar geoloket. Nu kan je al de buurtwegen raadplegen.
De buurtwegenatlas online: tabel en kaarten
Als uw straat in West-Vlaanderen ligt, geen ‘speciale’ trage weg is en van voor 1840 dateert, kan u dus op uw PC uw straat opzoeken en bij voorbeeld nagaan welke huizen er toen al stonden. www.giswest.be. Trage Wegen en dan uw straatnaam intikken. Even wachten en dan verschijnt een overzichtskaart van de gemeente. Daar zoekt u uw straat en zoomt in. Zo komt u op de detailkaarten. Op de kaarten staan de straatnamen niet vermeld. De chemins en sentiers zijn enkel vergezeld van een nummer dat verwijst naar de tabel. Dat stratenboek bestaat uit kolommen en geeft voor elk nummer aan van waar tot waar de straat loopt, hoe ze ter plaatse genoemd wordt, hoe lang ze is, wie instaat voor het onderhoud van de weg en de eventuele bruggen, veerponten, aquaducten (duikers) en viaducten. Een concreet voorbeeld: de Stationstraat in Sijsele. Nu is dat een vrij drukke straat, maar in 1845 was het een ‘servitudeweg’ waar enkel een paar huizen stonden bij de Veldweg in het gehucht Zwijnsgat en aan de Steenweg Brugge-Gent. In de tabel (zie hier onder) staat de Stationstraat genoteerd als chemin nr. 14, chemin de Sysseele au hameau de Stakendijke, lokaal genoemd de: Tronkedreve, totale lengte: 833 meter. Bij Designation de ceux a qui incombe la charge de I’entretien staat les riverains avant la loi de 1841. Tot dan onderhielden de aangelanden de weg en ook de duiker.
De pijl duidt chemin nr. 14 op de overzichtskaart aan. Op de detailkaart blijkt de breedte van de Tronkedreve gemiddeld 6 meter. De eerste 60 meter was afgezet met bomen; knotwilgen aan de naam te horen.
De Buurtwegenatlas beeldt ook de waterlopen af. In een volgende bijdrage volgen we de Lieve in 1845 en leren haar exacte breedte kennen; in 1884 zou ze stommelings van de kaart worden geveegd.
Voetnoten
1.Stadsarchief Brugge, Verslag bezoek aan de Brugse haveninfrastructuur te Damme 9/3/1746.
2. In kopie bewaard in het dossier dat de HK ’t Zwin RO sinds zijn ontstaan samenstelde en bewaard wordt in het Museum en Archief in de Kerk van Moerkerke.
3. idem
4. Tentoonstellingscatalogus, In kaart gebracht. De Provincie West-Vlaanderen en het beheer van de onbevaarbare waterlopen, 1800-heden., Brugge, 2001, p. 102. 5.Rijksarchief Brugge ‘Caerte figurative ’ uit 1817, Fonds Mestdagh, nr 293. 6 & 7. Catalogus, In goede banen. De Prox vincie West-Vlaanderen en het beheer van de buurtwegen, 1800-heden., Brugge, 2005, p. 75