Fort Raepschot en de mythe van de ‘Tempeliershoeve’
Caroline Terryn
Het hoogtepunt op de wandeling was ongetwijfeld het bezoek aan Fort Raepschot. Daar zorgde Romain De Zwaef voor: hij kent de eigenaar en introduceerde ons bij de nieuwe huurder. De vriendelijke chirurg leidde ons rond in zijn mooie, grote tuin. Meteen ging het gesprek over de passionele moord die er op 24 september 1984 werd gepleegd. Anne Bernheim, weduwe van de Brugse notaris Guy Van der Hofstadt, kwam er op een tragische wijze om het leven door een kogelschot uit haar eigen revolver. Anne Bernheim was doctor in de rechten en toen Vlaanderens zakenvrouw nummer een bij het internationaal vermaarde staalbedrijf Sidmar. De man die het wapen vasthield was Alphonse Helfen, directeur-generaal van staalreus Sidmar. Na een drie weken durend proces werd Helfen veroordeeld tot 36 maanden cel, waarvan de helft voorwaardelijk. Luttele maanden laten kwam hij reeds op vrije voeten, ging oppensioen bij Sidmar en verdween in de anonimiteit.1
Dit schreef het Nieuwsblad in 2006. Toen boden de erfgenamen van Guy Van der Hofstadt hun eigendom te koop aan. Het krantenartikel besloot als volgt: Oorspronkelijk behoorde het Rapesgoed, Raepesgoed of Raepschoe toe aan de orde van de Tempeliers. Fort Raepsgoed of Raepschot was een voormalige gerestaureerde Tempeliershoeve. De journalist haalde dit bij collega Danny Illegems, die schreef in 1985 voor het sensatieblad Panorama een reeks bijlagen over de moord en later het boek De Gebroken Ambitie Van Anne Bernheim. Warm Hart Koud Staal. Telkens omschreef hij Fort Raepschot als de gerestaureerde tempeliershoeve. Sindsdien wordt de hoeve steevast in verband gebracht met de Tempeliers. Dit was een van de ridderordes, die net als de orde van Malta, de Duitse orde en die van Calatrava ontstond ten tijde van de kruisvaarders.
Dat het tempeliersverhaal wortel schoot, bleek op de wandeling. Toch leek het ons zinvol het te onderzoeken, want tempeliersverhalen hebben bij historici een kwalijke reputatie. Het merendeel is immers verzonnen. Het Moerkerkse tempeliersverhaal bleek ook een verzinsel.
Eerst en vooral: het verhaal stoelt niet op historische bronnen. In 2007 verscheen bij het Davidsfonds Krijgers voor God. De Orde van de tempeliers in de Lage Landen (1120-1312) 4 Deze degelijke - en toch best leesbare - studie somt de bezittingen van de orde op. Van een Moerkerkse hoeve is geen sprake. De tempeliers hadden in de Lage Landen 70 vestingen. De hoofdcommanderij van Vlaanderen stond in Slijpe. Nabij Scheepsdale stond de Brugse commanderij. De orde had 3 huizen in Brugge zelf, maar verder geen enkel bezit in de omgeving. “Er zijn maar summiere indicaties voor gebiedsuitbreiding van de commanderij te Brugge: graaf Gwijde van Dampierre schonk op 25 mei 1282 ... gronden op de moeren van Aardenburg.” Omwille van ‘verdere gebiedsconcentratie’ kochten ze in 1286 en 1289 nog gronden bij in Assenede. De moergronden in het Meetjesland waren eind 13de eeuw gegeerde investeringen. Ze werden massaal uitgeveend omwille van de turf, een veelgevraagde brandstof. Moerkerke is weliswaar ook ontstaan als veenontginning, maar dat was voor 1110. In de Lage Landen ontstonden de Tempeliers pas in 1120. Ze belegden hun kapitaal pas in moergronden in de 13de eeuw. Toen was Moerkerke allang bewoond en ontveend.
Een tweede argument om het tempeliersverhaal naar het rijk der fabelen te verwijzen is dat er nog geen sprake van was in de jaren 1920, toen onderpastoor Passchier de lokale geschiedenis schreef. In zijn Opzoekingen over Moerkerke boog hij zich ook over Raepschot.5 De denombrementsboeken, bewaard in het Rijksarchief Brugge, vermelden het leengoed Raepsgoed voor het eerst in 1435; het leen toehoorde toen toe aan Jacques Braderic, de zoon van Hendrik Braderic, heer van Viven. Kort nadien, rond 1450, stichtte Pieter Bladelin zijn stad Middelburg. Minder gekend is dat hij ook de heerlijkheden rondom zijn stadje opkocht. Raepsgoed was er een van. Vanaf de vorming van het Graafschap Middelburg in 1617 hing het leen af van dit graafschap en niet langer van de Burg van Brugge. De herenhoeve deed vervolgens dienst als buitenverblijf of hof van plaisance. Raepsgoed staat voor het eerst afgebeeld op de kaart Flandria illustrata van Sanderus (1641). De laatste heer van Raepsgoed was Frans Vleys, ook heer van Ter Heylen. In 1795 schafte het Franse Bestuur de heerlijkheden af. Onderpastoor Passchier rept met geen woord over Tempeliers op Raepsgoed, terwijl hij anders erg goed op de hoogte was van alle verhalen die bij zijn parochianen de ronde deden. Hieruit mogen we besluiten dat het verhaal na 1929 ontstond.
Tempeliersverhalen hebben doorgaans een pikant kantje. De Tempeliers werden in 1312 afgeschaft, officieel omwille van hun decadent gedrag. Drinken als een tempelier is spreekwoordelijk. De broeders werden ook van sodomie verdacht. Filips de Schone, die zwaar geleend had bij de Tempeliers, liet de orde in 1312 door de paus ontbinden. In plaats van zijn schulden te betalen, confisqueerde hij hun goederen. Ook in Vlaanderen sloeg de Franse koning de bezittingen van de rijke ridderorde aan. Om zich te verantwoorden bracht hij een geruchtenmolen op gang. De uitspattingen van de orde werden nooit bewezen. Ze bleven wel eeuwenlang de fantasie prikkelen. Getuige daarvan de vele tempeliersverhalen.
Wie bedacht nu het tempeliersverhaal over Raepsgoed? Wij verdenken notaris Guy Van der Hofstadt, de eigenaar van de hoeve in de jaren 1970 en ’80. Het past alvast bij zijn non-conformistisch imago. Hij stond alom gekend als drinkebroer, rokkenjager en enfant terrible van de Brugse bourgeoisie. Hij ging daar nog prat op ook. Het kostte hem wel lange tijd de toegang tot de Brugse Vrijmetselaarsloge.6
Nadat hij uiteindelijk toch aanvaard werd, nodigde hij zijn logebroeders jaarlijks uit op een groots tuinfeest in zijn buitenverblijf. Het zou ons niet verbazen dat hij hen vergastte op smeuiige verhalen over wilde feestjes ‘toen Raepsgoed nog een tempeliershoeve was’.
Nog een reden om het tempeliersverhaal aan Guy Van der Hofstadt toe te schrijven, is dat hij Raepsgoed bedacht met de toevoeging Fort. Danny Illegems beschreef in Panorama hoe dat ging: Van der Hofstadt reed in het voorjaar van 1983 door Knokke. Toen hij voorbij villa ‘Fort Paul’ kwam, kreeg hij het lumineuze idee zijn buitenverblijf als fort te bestempelen. Die naam is misleidend. De Zwinstreek kent veel forten. De meeste werden tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) door de Spanjaarden als militaire bastions opgetrokken: Fort Sint-Donaas, Fort Isabella,.... Sommige, zoals Fort van Beieren, zijn 18de eeuws. Fort Raepschot hoort niet thuis in dit rijtje forten, want het is nooit een militaire vesting geweest. Fort is ontsproten aan het fantasierijke brein van Guy Van der Hofstadt; het tempeliersverhaal wellicht ook.
Raepschot werd eeuwenlang Raepsgoed genoemd; soms geschreven als Rapesgoed of Raepschoe. Nu heet het Raepschot. De link met het fatale schot op Anne Bernheim ligt voor de hand, maar gek genoeg
is de naam ouder: ook in oude documenten komt Raepschot voor. Op een kaart van het Graafschap Middelburg prijkt Raepschot (gezeid Raepschoe); de kaart werd midden 19de eeuw gereconstrueerd op basis van een ommeloper uit 1646 en een oude kaart uit het Rijksarchief.8 Op 24 september 1984 kreeg de naam een wel heel morbide bijklank.
Voetnoten
1. BUYSSE, M. Moerkerks Fort Raepschot te koop in: Nieuwsblad 4 maart 2006 2. Met dank aan Denis Raman, die de Panorama-bijlagen uit zijn persoonlijk archief ter beschikking stelde. 3. ILLEGEMS D., De Gebroken Ambitie Van Anne Bernheim Warm Hart Koud Staal, Leuven, Kri- tak, 1988. 4. NUYTTENS M., Krijgers voor God. De Orde van de tempeliers in de Lage Landen (1120-1312), Leuven, 2007, p. 136. 5. PASSCHIER R., Opzoekingen aangaande Moerkerke, onuitgegeven handschrift, 1929, p. 611. 6. ILLEGEMS D., Panorama-bijlage nr 10, p.3 7. idem 8. PASSCHIER R., Op.cit., ingekleefde kaart, p. 112.