Onderwijs in Groot-Damme tot de 19de eeuw
Deel 2: de parochiescholen vanaf midden 17de eeuw
Caroline Terryn
Om het dorpsonderwijs in de 19de eeuw te begrijpen, moet men weten dat het ontstaan was tijdens de contrareformatie, de strijd tegen het protestantisme. Al vanaf begin 16de eeuw had de rooms-katholieke kerk zich tegen protesterende hervormers proberen verdedigen door zelf een interne hervorming door te voeren. Voor het eerst ging ze ook aandacht schenken aan de kennis van het geloof bij gewone dorpelingen. Het Concilie van Trente (1545-1563) verordende dat voortaan iedereen van jongs af alle punten van het rooms-katholieke geloof rats van buiten moest kennen, om twijfels over geloofswaarheden en discussies daarover met protestanten te vermijden. De pastoor moest de kinderen die op hun twaalfde hun Eerste Communie gingen doen over die kennis ondervragen. De pastoor gaf de catecheselessen op zonen feestdagen, voor of na de hoogmis.1 Daarnaast moest voortaan in elke parochie op het platteland een schoolmeester de kinderen op die catecheselessen voorbereiden door de dogmata van het katholicisme in te prenten.
De zondagse catechese door de pastoor en de oprichting van parochiescholen, werden in de Nederlanden al in 1570 uitgevaardigd, maar de tijden waren er niet naar om de kerkelijke verordeningen meteen te realiseren: de Tachtigjarige Oorlog was in 1568, twee jaar na de Beeldenstorm van 1566, in alle hevigheid uitgebroken. Door de godsdienstoorlog en de opstand tegen Spanje, moest de Mechelse Kerkprovincie het oprichten van de parochiescholen telkens herhalen. Dat gebeurde nogmaals tijdens het Derde Mechelse concilie van 1607. In 1608 verleenden de Aartshertogen Albrecht en Isabella aan deze kerkelijke statuten kracht van wet.
Theorie en praktijk
In onze regio bleef de verplichting om een parochieschool in te richten echter nog heel lang theorie: pas in de tweede helft van de 17deeeuw werd ze in de praktijk gebracht, een kleine eeuw nadat Rome het bevolen had.
Dat uitstel heeft natuurlijk te maken met de oorlog die in deze streek hevig woedde. In 1600 liet de Bragse bisschop aan de paus in Rome weten dat “het merendeel van het bisdom Brugge onbeploegd en verlaten ligt, veel inwoners worden van hun eigendom verjaagd en beroofd, ze vervallen tot volkomen armoede.” De bevolking sloeg op de vlucht voor de plundering van zowel de protestantse noorderburen als van de Spaanse soldaten.4 Tijdens het Twaalfjarig Bestand van 1609 tot 1621 heerste vrede, maar dat was slechts een adempauze die vooral gebruikt werd om zich extra te verdedigen. Zo kreeg Damme brede aarden bastions tegen het kanongeschut, de nieuwe aanvalswapens. Na de twaalfjarige wapenstilstand hernam de oorlog. Lapscheure en een groot stuk van Moerkerke waren al sinds 1583 onder water gezet.5 Yolgens de kaart van Yisscher (zie onder) duurde dat tot 1640. Zelfs Sijsele, toch bijna 10 km van de grens, slaagde er begin 17de eeuw niet in een vaste pastoor aan te trekken. Het verloop was groot. In de jaren 1618-1620 deed de parochie beroep op paters Dominikanen. Ze hidden het telkens maar een paar maanden uit. In de jaren 1620 werd de pastorij zelfs niet eens bediend.6 Een dorp zonder pastoor, had zeker geen koster-schoolmeester, laat staan een school.
Pas na de vrede van Munster in 1648 kwam er een blijvend herstel. Tekenend is dat in de jaren 1640 de kerken in de grensstreek volop herbouwd werden. Lapscheure kreeg een grote nieuwe kerk, ten zuiden van het ondergelopen middeleeuwse dorpscentrum. Het is in deze geest van Triomferende Rooms-katholieke Kerk dat het onderwijsnet stevig wortel schoot. In de tweede helft van de 17de eeuw werden de lessen weliswaar nog geregeld onderbroken door oorlogen (nu met Franse troepen) en economische crises als gevolg van misoogsten en epidemieen. Zo viel tijdens de zware pestgolf in 1666 het onderwijs volledig stil. Toch ontstond toen een uitgebreid scholennet en was sindsdien ook elk boerenkind een schoolkind.
Had elke parochie een school?
In het decanaat Damme hadden vanaf midden 17de eeuw vrijwel alle parochies een school. Enkel in heel kleine parochies ontbrak een eigen school. De kinderen moesten dan naar een naburige parochie lopen om daar les te volgen.
Decanaat Damme |
1639 |
1716 |
1746 |
1764 |
1771 |
Parochies met onderwijs |
16 |
14 |
19 |
18 |
18 |
Parochies zonder onderwijs |
4 |
6 |
1 |
2 |
2 |
Parochies met onderwijs |
80% |
80% |
95% |
90% |
90% |
Deze gegevens hebben betrekking op het decanaat Damme, het deel van het bisdom Brugge, dat zich van Damme westwaarts uitstrekte tot Bredene aan de kust. Het telde 20 parochies. Van de huidige deelgemeenten van Damme behoorden enkel Damme zelf, Oostkerke en Hoeke tot het decanaat Damme; de parochies op de rechteroever van het Zwin Lapscheure, Moerkerke en Sijsele maakten sinds de herschikking van de bisdommen van 1559 (tot in 1801) deel uit van het decanaat Aardenburg.7
School |
1639 |
1716 |
1746 |
1764 |
1771 |
Damme |
X |
X |
X |
X |
X |
Hoeke |
X |
- |
O |
X |
- |
Oostkerke |
X |
X |
X |
X |
X |
Deze tabel, die opgesteld werd op basis van de visitatieverslagen van de deken van Damme, toont dat in Damme en Oostkerke altijd onderwijs verschaft werd (X = er wordt school gehouden), maar in Hoeke niet: soms werd er geen school gehouden (O); soms geven de visitatieverslagen, noch andere bronnen hierover inlichtingen.'8
Dat in Hoeke niet altijd school gehouden werd, komt doordat Hoeke veel minder inwoners telde dan Damme en Oostkerke. De parochie Hoeke telde in de 17 en 18 eeuw immers maar zo’n 100 communicanten.9
Communicanten |
1639 |
1716 |
1746 |
1764 |
1771 |
Damme |
180 |
283 |
370 |
400 |
430 |
Hoeke |
90 |
(94) |
99 |
106 |
104 |
Oostkerke |
300 |
374 |
340 |
369 |
350 |
Deze tabel houdt enkel rekening met de communicanten, niet met het totale bevolkingscijfer omdat ze is opgesteld op basis van kerkarchieven; de kerk telde enkel het aantal communicanten, niet degenen die nog niet hun Eerste Communie gedaan hadden. Het totale bevolkingscijfer schat men op zo’n derde meer, want Vlaanderen had toen een jonge bevolking.10 Tegenwoordig is nog geen 15% van de Vlamingen jonger dan 12 jaar, maar in de 18de eeuw was er een bevolkingspiramide met een stevige basis: naar schatting een derde was jonger dan 12 jaar. Aangezien van de kinderen enkel de oudste groep tot de schooljeugd wordt gerekend, waren er in Hoeke zo’n 20 kinderen op schoolleeftijd: op >90 communicanten schat men 135 inwoners, waarvan 45 kinderen, waarvan minder dan de helft scholier).
Dat kleine groepje van 20 scholieren kreeg in 1639 en 1764 in Hoeke zelf les; in andere jaren blijkbaar niet. Dan moesten ze in een naburig dorp naar school gaan. Volgens de disrekening liepen in 1746 twee arme kinderen uit Hoeke school in Westkapelle. Dat weten we omdat de rekening van de dis (de Armentafel) van Hoeke een betaling vermeldt voor schoolgeld voor die twee arme kinderen aan de schoolmeester van Westkapelle.11
Wellicht liepen toen ook de andere Hoekenaartjes door weer en wind tot in Westkapelle. Daarover zwijgen de archieven echter. Evenmin is duidelijk waarom er in Hoeke soms wel en soms geen school was: doorgaans was de koster ook schoolmeester en in 1746 had Hoeke wel degelijk een koster: Simon de Boucq. Waarom hij geen les gaf is niet gekend. “Was hij nalatig? En zo ja, waarom werd hij dan niet op de vingers getikt?”12
Deze opmerking en alle bovenstaande gegevens halen we uit de verhandeling van Petra Poppe: Het volksonderwijs in het decanaat Damme in de 17de en 18de eeuw. Petra Poppe uit Sijsele studeerde geschiedenis aan de Katholieke Universiteit van Leuven. Ze schreef in 1985 haar licentiaatsverhandeling over het dorpsonderwijs, maar niet over dat van Sijsele, want Sijsele behoorde zoals gezegd tot het decanaat Aardenburg en Poppe onderzocht het decanaat Damme.
Ze doorploegde alle verslagen die de deken van Damme in het Latijn neerschreef telkens hij een van de 20 parochies van zijn decanaat bezocht had. Bovendien vulde Petra Poppe deze gegevens aan met al wat er over onderwijs te rapen valt uit andere archiefreeksen van al die 20 parochies. En dat zijn er heel wat, want van vele gemeenten zijn de rekeningen van de gemeente, van de kerk en van de tafels van Barmhartigheid (de dis) bewaard. Ze leverde dit reusachtig werk om het diploma geschiedenis te behalen om later in het secundair onderwijs te mogen lesgeven. Al dit gezwoeg ontlokte haar de opmerking: ‘Van een specifieke opleiding [voor schoolmeester], laat staan van diploma’s is nergens sprake... een gezegende tijd..13
We kwamen haar werk op het spoor dank zij Eric Huys. Hij wees er ons op dat de plaatselijke bibliotheek van Damme een exemplaar van dit onderzoek bewaart. De afdeling Sijsele heeft een boekenkast met al wat ooit over Damme is verschenen. De thesis bleek een schatkist aan informatie, maar ‘beperkt’ zich dus zoals gezegd tot het decanaat Damme. De overige huidige deelgemeenten Lapscheure, Moerkerke (met den Hoorn en Vivenkapelle) en Sijsele, vallen bijgevolg uit de boot. Geen nood: we kunnen de gegevens aanvullen met wat we bijeensprokkelden uit de literatuur en gericht eigen archiefonderzoek.
Alle parochies hadden een school, behalve soms Hoeke
Alleen al op basis van de bevolkingscijfers mogen we ervan uit gaan dat ook de 3 parochies uit het decanaat Aardenburg een eigen parochieschool hadden, want het waren geen kleine dorpjes als Hoeke. Lapscheure en Sijsele waren middelgrote dorpen en Moerkerke was een heel grote parochie. Moerkerke telde in 1754 zo’n 870 communicanten,14 t.o.v. 400 communicanten in Damme, 369 in Oostkerke en 106 in Hoeke.15
Het bevolkingsoverwicht van Moerkerke was eind 18de eeuw nog toegenomen. In 1797 hield de Franse overheid de eerste algemene volkstelling. Rond de Poldertorens publiceerde in 1961 een interessant artikel over de bevolkingsevolutie in haar werkingsgebied.16 Aangezien Sijsele hier niet toe behoort, ontbrak dit gegeven. In de ranglijst van klein naar groot situeerde Sijsele zich in 1797 wellicht tussen Lapscheure en Damme. In het Rijksarchief vonden we niet meteen de cijfers van 1797 terug, maar de nauwkeurige volkstelling van 1748 bood uitkomst: toen waren er welgeteld 562 inwoners in Sijsele.17 Gezien de algemene bevolkingsstijging in de 18deeeuw mogen we dat aantal op ca. 600 schatten in 1797. Er waren toen vier middelgrote dorpen, een klein (Hoeke) en een heel groot dorp: Moerkerke.
bevoklingsaantal 1797 |
|
Hoeke |
119 |
Oostkerke |
503 |
Lapscheure |
593 |
Sijsele |
ca 600 |
Damme |
710 |
Moerkerke |
1944 |
Een of twee schoolmeesters?
Meestal had een parochie slechts een schoolmeester. Enkel in de stad Damme en dan nog enkel in 1757-1761 waren er twee. Dat is verbazingwekkend als we weten dat er daar naar schatting 100 kinderen op schoolleeftijd waren. Bij hoge uitzondering kennen we voor Damme in 1639 het exacte aantal scholieren. Koster-schoolmeester Joannes Pottiers die in 1639 van de deken een pluim kreeg omdat hij goed les gaf (bene tenet schola), gaf aan maar liefst 107 kinderen les.18 En hij had dan nog tijd om op het gloednieuwe orgel te spelen ook. Een deel van de huidige orgelkast gaat nog terug op zijn orgel van 1639, maar dit terzijde.19
Zeker voor Moerkerke kan men zich vragen stellen over het aantal leerkrachten: de bronnen melden enkel de koster-schoolmeester, maar Moerkerke telde dubbel zoveel inwoners als Damme - in 1754 waren er 870 communicanten t.o.v. 400 in Damme - en dus naar schatting 200 schoolkinderen. Waren de Moerkerkenaartjes zo braaf en zo bij de hand of gaf er toch ook iemand anders les? De bronnen zwijgen. Leerkrachten van vandaag krijgen mogen er niet aan denken, een klas van meer dan honderd! Een deel van de verklaring ligt wel bij de manier van lesgeven: bij aanvang en afsluiten van de lessen werden klassikaal de gebeden geoefend. Dril en straf waren daarbij niet van de lucht. Daartussen kwamen de leerlingen individueel hun vooruitgang melden bij de meester. Daarover in een volgende bijdrage meer.
Schoolmeester of koster-schoolmeester?
Meestal kregen de kinderen les van de koster. Petra Poppe berekende dat in het decanaat Damme van de 185 leerkrachten er 143 koster waren.
Hun aandeel nam wel af: van 91% in 1720 naar 80% in 1760.
Het is logisch dat de koster ook schoolmeester was, en omgekeerd. Hij was immers de assistent van de pastoor. Lesgeven was een van de vele bezigheden van de koster, net als het helpen van de pastoor bij de mis, orgel spelen en zingen in de kerk, het luiden van de klokken, de kerk en de ornamenten schoon houden,... Alsof dat nog niet genoeg was, moest hij af en toe ook nog eens een graf delven. Inhoudelijk behoorde ‘leren de christelijke lering’ tot het semi-religieuze takenpakket van de koster. Hij bracht de kinderen de beginselen van het geloof bij, als voorbereiding op de catechese van de pastoor. De school was het verlengde van de kerk.21
De Stad Damme vormde een uitzondering: slechts 42% van de geregistreerde schoolmeesters was er ook koster. 22 Van 1617 tot 1634 gaf een kapelaan les. Een kapelaan was een priester die niet de parochianen bediende, maar zich wijdde aan de verering van een altaar in een bepaalde kapel die al dan niet deel uitmaakte van de parochiekerk. De kapelaan moest bidden voor het zieleheil van de familie of groep (bv. een ambacht) die de kapel gesticht had. Het was eerder uitzonderlijk dat de dorpsjeugd les kreeg van een kapelaan, maar dat een parochie naast een pastoor en eventueel een onderpastoor ook een of meerdere kapelaans had, was niet ongewoon. Oostkerke telde in de 16de eeuw drie of vier kapelaans, waarvan alvast een les gaf en de kinderen leerde zingen in de kerk.23
Na de kapelaan gaf in Damme de koster van 1634 tot 1663 les. Over de volgende 20 jaar heeft Poppe geen informatie. Van 1683 tot 1763 had Damme een schoolmeester, gevolgd door terug een kosterschoolmeester.24 Damme had dus bijna een eeuw lang een schoolmeester die geen koster was. Wie dat was en wat hij verder als beroep uitoefende, gaven de bronnen vooralsnog niet prijs.
Schoolmeester in bijberoep
Niemand was louter schoolmeester. Dat was niet leefbaar, want de schoolmeester zou pas met de Schoolwet van 1842 een wedde krijgen. Voordien moest de leerkracht leven van het maandgeld van de schoolkinderen en die kwamen enkel ’s winters naar school, zodat hij ’s zomers geen inkomsten had.
Een koster-schoolmeester had naast het schoolgeld en zijn inkomen als koster meestal nog een gratis woning. Op de kosterij zullen we in een volgend artikel terugkomen. In sommige dorpen was het bovendien de gewoonte dat de koster verschillende keren per jaar bij de ouders een omhaling deed in natura.25 Van zo’n collecte van graan, vlees, eieren, boter hebben we in onze gemeenten geen weet.
Ook niet-kosters, die dus een kleine minderheid vormden, cumuleerden het lesgeven met een andere job. Lesgeven was een typisch bijbaantje voor een herbergier (hij had een lokaal om de kinderen te herbergen), winkelier, notaris, schatter, parochie-ontvanger, inner van tienden, ... 6 Deze laatsten hadden evenmin als kosters een lerarenopleiding gevolgd, maar konden tenminste lezen, schrijven en rekenen.
Wordt vervolgd
Voetnoten
POPPE Petra, Het volksonderwijs in het decanaat Damme in de 17de en 18de eeuw, Leuven, 1985, onuitgegeven licentiaatsverhandeling KUL, Damme, Sijsele 1985, p42 (exemplaar in POB Damme) 2. POPPE, p. 42 3. POPPE, p.57 4. POPPE, p. 60 5. Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen. Inventaris van het bouwkundig erfgoed Provincie West-Vlaanderen. Gemeente Damme, Brugge, 2006, deel 1, p. 182 6. 1000 jaar Sijsele, p. 69, 83 6’. POPPE, p. 59 7. CLOET M. E.a., Het Bisdom Brugge (1559-1984). Bisschoppen, priesters, gelovigen, Brugge, 1984, p. 18. 8. POPPE, p. 59 9. POPPE, p. 24 10. De Smet Jos, De bevolkingscijfers van de gemeenten van onze kring in: Rond de poldertorens, 1961, nr. 2, p. 69 11. POPPE, p. 66 12. idem 13 POPPE, p. 104 14. DE SMET Jos, Over het kerkelijk leven te Moerkerke in de 18de eeuw in Rond de Poldertorens, 1965, nr 2, p. 59. 15. POPPE, p. 24 16. DE SMET Jos, Over het kerkelijk leven te Moerkerke in de 18de eeuw in Rond de Poldertorens, 1965, nr 2, p. 59. 17. DE WULFM, Volkstelling 1748. Groot Damme. Vlaamse Vereniging voor Familiekunde, 1979, p. 45. 18. RAB Bisdom Brugge (Nieuw Kerkarchief) inv 123 nr. 397 Dekanale visitatie Dekanaat Damme, 1639, p. 6 R. & V. 19. Bouwen door..., deel 1, p. 182 20. POPPE, p. 71 21. POPPE, p. 78 22. POPPE, p. 71 23. DE KEYSER R., Een en ander over de scholen in Oostkerke in Rond de Poldertorens, 1969, 5 24. POPPE, p. 206 25. POPPE, p. 84 26. POPPE, p. 77Voetnoten