D I A L E C T in Lapscheure
Guido Vermeersch
Dialect is de gesproken taal waarin de mensen in hun dagelijkse omgang communiceren. Ik neem aan dat er in de buurgemeenten ook zo gesproken wordt.
Sedert enkele decennia is echter de volkstaal minder in gebruik geraakt. Als gevolg van radio en TV zijn de ouders geneigd met hun kinderen meer Al- gemeen Nederlands te praten. Anderzijds stellen we vast dat niet alle in- woners autochtonen zijn en meestal hun eigen dialect behouden.
In 1946-1947 is de spelling van het Algemeen Nederlands gewijzigd. Het dialect is onveranderd gebleven in de oude spelling (voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog). Dat zal verder blijken.
In deze studie is geen gebruik gemaakt van fonetische tekens, maar aan de hand van de beschrijving van de klanken is het mogelijk het dialect te lezen en te spreken.
Op- of aanmerkingen zijn welkom.
DE KLANKEN a, e, i, o, u.
A-klank
De korte a:zoals in bak, man, das…
Vb. Hij is geen man die niet roken kan. (oude spreuk)
De lange a:in open en gesloten lettergrepen: een langgerekte korte o = oa
Bvb. baas boas
de maan de moane
aap oap
tafel toafle
tranen troann
baard board
maart moarte
uitz. paard pèrd (de è zoals in het Frans: le père) aarde èrde
E-klank
De korte e: bed, vet, mes, tel, en ....
Maar een vent: e vint
elk om beurt: ejk ip syn toer
koeien melken: koejn mejkn
De lange e: de woorden met ee, zoals we die voor 1946-1947 (oude spelling) in een open lettergreep met ee moesten schrijven (bv. zwee- ten, bleeken, meezen) schrijven we nu met een e: zweten, en zeggen we je
zweten zwjetn
bleken bljèkn
mezen mjezn
meneer Jansens mnjere Jaansns
Dank zij die dialectische uitspraak (ee= je) wisten wij toen dat die woorden altijd met ee moesten geschreven worden. Hetzelfde trucje gold ook voor de woorden met oo in open lettergrepen (zie verder bij de o-klank)
De woorden met een gewone lange e, zoals in veel, vele, dreef, dre- ven, breken, breek... spreken we uit als een gewone lange ee: veel of veele, dreve, eet, eetn ...
De doffe e: zoals in de, het, ge-, ver-, be- spreken we uit als in het A.N.;
de veugls, het goa niet, hebrook’n, vrloor’n, bekyk’n
Het achtervoegsel -ig wordt uitgeproken als een doffe e:
leutig, vrzichtig
Het achtervoegsel -lijk wordt -lik: moeilik, hemakklik
I-klank
De korte i: zoals een Franse ai in lait, fait: is, fit, big, vis, in, mild ...
Maar: de korte i, gevolgd door -ng of -nd, -nk spreken we uit als een y.
vinden, wordt vyndn paling poalynk
klinken klynkn
ding dyng
vinger vyngr
De lange i: ie: brief, dier, bier, vies, familie ...
behoudt de klank
zoals in het Algemeen Nederlands; ook in de verlengingen.
Maar we spreken nooit van een lied (zangstuk), wel van e lietje, de lietjs
O-klank
De korte o: kort, rot, dom, rol, grof, rok,
maar, pop wordt puppe non nunne
ton (kuip) tunne bon (korting) bong
De lange o: de woorden met oo, die wij (zoals met de lange ee) voor 1946-1947 (oude spelling) in een open lettergreep met oo moesten schrijven, zoals bv. boomen, koolen (groente) roozen, doof, dooven, loof ... spreken we uit met een w gevolgd door een korte u.
bomen, wordt bwumm kolen,(groente) kwuln
rozen rwuzn doof dwuff
doven, dwuvvn geloof helwuff
schoon s-wunne
De woorden met lange o, die wij, in een open lettergreep slechts met een o mogen schrijven, worden gewoon als een lange oo uitgesproken:
kolen, (brandstof) wordt kooln
stoven (vuurhaarden) stoovn
U-klank
De korte u: (zoals de u in het Engels: fun, peanuts) vb. put, dus, rug, kus...
De lange u: wordt uitgesproken als de eu in deur:
muur meur
schuur s-eure
zuur zeur
duur (tijd) deur,
een uur e neure
Uitz.: het vuur 't fier
De tweeklank: IJ en El
De woorden met ij spreken we uit als een y
fijn fyn
spijt spyt
een lijn e lyne
Uitz. wijf en vijf spreken we uit
als wuuf en vuuve.
De woorden met ei: meid, dweil, feit, brei...
dweil wordt: dwil
klein klj ene
kapitein kapieting
breien breijn
meisje meistje, ook wel meisjonk
meisjes meistjs of meisjoungrs
de jongens worden ook tnechtjoungers genoemd
De tweeklank AAI
taai toaj
draai droaj
fraai froaj
kraai kroaje
maar: lawaai laweit
De tweeklank AU en OU
Al de woorden met au of ou, gevolgd door een w, spreken we uit als ow.
Vb. flauw, rauw, rouw (verdriet), vrouw, trouwen ...
Uitz. De woorden met ou eindigend op d of een t spreken we uit als oek, koud koekd
zout zoekt
oud oekd
ouders oekders
schouder wordt s-oere
De tweeklank UI:
De ui wordt uitgesproken als een uu
buiten buutn
fluiten fluutn
kruis kruus
duizend duust
buis buuze
De klank OE
Al de woorden met oe worden zoals in het A.N. uitgesproken: boer, doen, boek, zoen...
Met uitgang: -en
boeren boern
boeken boekn
zoenen zoenn
toeren toern
MEDEKLINKERS
De h in het begin van een woord, spreken we niet uit. Hij: ij
Hoeke: oeke
Heist: eist
een hond: unnond
een huis: unnuus
een boterham: pas op, zeg: e stuute, of bootram
De g spreken we eerder uit als een h.
Een gat in de muur: u hat in de meur
't Is goed ’t is hoed
Ik heb gedaan ’ke hedoan
De sch
De ch spreken we niet uit.
Lapscheure Laps-eure
school: s-oole scheel: s-eel
schat: s-at
schaal: s-oale
schouder: s-oere
mensen: mejs-n
vissen vis-n
mussen mus-n
Die 3 laatste woorden werden in de oude spelling (1946-1947) met ch geschreven . Wij houden aan die uitspraak in het dialect.
De KN
Woorden die beginnen met kn spreken we uit als: tn (zoals in het Engels I don't know), dus: geen k (invloed van het Engels?) Do you know? I don't know
knielen wordt: tniel’n
Knokke: tnokke
ja knikken ja tnikkn
knikkers -
wij zeggen: marbels
Wordt vervolgd;
N.v.d.r.: hou dit nummer goed bij en probeer deze zomer flink te oefenen want in het septembernummer schakelt Hiedoo Vrmees over van de theorie naar de praktijk. Succes!