☰ Extra

Onderwijs in Groot-Damme in de 19e eeuw
Deel 1: de voorgeschiedenis

Caroline Terryn

In de reeks over Moerkerkebrug stond Denis Raman al enkele keren stil bij het onderwijs in Moerkerke. Naar aanleiding van de 150ste verjaardag van de gemeenteschool in 1994 heeft hij, als onderwijzer van deze jongensschool, heel wat opzoekingswerk verricht. Dit vond haar neerslag in de bundel: 150 jaar Geschiedenis. Een nobel inintiatief en een schrijnend verhaal, want vier jaar later werd de gemeen­teschool gesloten. Voor dit aspect van de onderwijsgeschiedeins zullen we zeker dankbaar gebruik maken van zijn werk. Zoals de titel aanduidt willen we evenwel de context verruimen en zoveel mogelijk alle deelgemeenten van het huidige grondgebied van Damme betrekken. Per slot van rekening kenden alle gemeenten een gelijkaardige evolutie, aangezien de grote veranderingen van bovenuit werden aangestuurd. De 19e eeuw kende drastische onderwijsveranderingen.1

In de loop van de 19e eeuw werd het klassikaal onderwijs veralgemeend. Hierbij staat de leerkracht voor de klas en geeft aan een groep leerlingen van dezelfde leeftijd gelijktijdig les. Dat hebben u en ik aan den lijve ondervonden... Voordien - en op het platteland duurde dat nog tot laat in de 19e eeuw - ging het er heel anders aan toe. Kinderen kregen individueel les, in het huis van de onderwijzer. Lesgeven werd beschouwd als een extra taak en inkomen, niet als het hoofdberoep van een gediplomeerde leerkracht.

Het grootste verschil betrof evenwel de leerstof en het doel van het onderwijs, de eindtermen zoals dat tegenwoordig heet. Een volledige ontplooiing van het kind was niet aan de orde: geen lichamelijke opvoeding of artistieke, zelfs geen aardrijkskunde of geschiedenis. Wiskunde was beperkt tot optellen en aftrekken. Attitude, gehoorzaamheid, orde en vlijt waren daarentegen heel belangrijk. En Godsdienst.

Tot midden 19e eeuw moest de onderwijzer de kinderen vooral klaarstomen voor hun Eerste Communie.2 Pas als zij de Geloofsartikelen en Gebeden kenden en alle vragen van de Mechelse Cathechismus zonder aarzelen uit het hoofd konden opzeggen, mochten zij voor het eerst ter communie gaan. Afhankelijk van de capaciteit en de inzet van de meester en zijn leerling was dat op de leeftijd van 12 of 14 jaar. Wekelijks moest de pastoor de school bezoeken om de vorderingen van zijn toekomstige parochianen op de voet te volgen, maar het aanleren van de Cathechismus mocht hij aan iemand anders overlaten. In de dorpen was dat meestal de koster, een leek die de pastoor moest helpen bij de voorbereiding van de mis. Tussen het luiden van de klokken en het bespelen van het orgel door moest de koster dus ook nog de de kinderen de ware leer inprenten.

2025 02 06 133022De catechismusles, Jules-Alexis Muenier, 1890, Musee des beaux-arts de Besan5on (http://nl.wikipedia.org/wiki/Catechismus

Het dorpsonderwijs mocht dan wel gegeven worden door een leek, het stond onder scherp toezicht van de pastoor. Zelf werd de parochiepastoor jaarlijks gecontroleerd door de deken tijdens de ‘dekanale visitaties’. Daarvan kreeg de bisschop een omstandig verslag. Om de vier jaar verstuurde hij een stand van zaken in zijn bisdom naar de paus.4 Dat verslag gaf aandacht aan het godsdienstonderricht, want een doorgedreven catechese van de parochianen was een van de pijlers van de contra-reformatie. Dit was het antwoord van de Rooms katholieke kerk op de hervormingsbewegingen binnen en buiten de kerk in de 16e eeuw. Met de contra-reformatie wilde de kerk de bewegingen die zich afscheurden van Rome een halt toe roepen.

De dorpsschool als wapen tegen het protestantisme

Deze titel kan overdreven lijken, maar is het niet.5 In de middeleeuwen was de kerk niet begaan met het uitleggen van de geloofsartikelen aan de plattelandsbevolking, laat staan dat ze zich bezig hield met het ondervragen van de boerenkinderen om na te gaan of ze wel alle gebeden konden opzeggen. Dat veranderde toen de kerk in de 16e eeuw vaststelde dat ook de plattelandsbevolking zich liet overhalen tot ketterse denkbeelden, niet meer wilde luisteren naar de geestelijken, zelfs niet naar de bisschoppen en de paus. Bovendien waren er ook hier die de spot dreven met Maria, de verering van de hostie en de relikwieen van heiligen, met als argument dat er niets over geschreven was in de bijbel. De Kerk greep in op het concilie van Trente (1545-1563). Daar werden o.m. alle geloofspunten die door de protestanten betwist werden verduidelijkt en bevestigd: de zaligmaking, de 7 sacramenten, de aflaten, de heiligenverering en het vagevuur. Ze werden opgesomd in de Romeinse Catechismus.6 Dit boek uit 1566 werd een bestseller omdat het de ge­loofspunten in vraag en antwoord beschreef, wat het aanleren vergemakkelijkte. In opdracht van de aartsbisschop van Mechelen schreven de Jezui'eten in 1609 een Vlaamse versie. Deze Mechelse Cathechismus was tot ver in de 20e eeuw verplichte lectuur voor alle communicanten. Niet alleen moesten ze die kunnen lezen, ze moesten hem vooral ook uit het hoofd kennen. Daarvoor diende de dorpsschool.

De catechismus als leerstof

De catechismus bestond in drie versies : maior, minor en minissimus: de grote, de kleine en het allerminste.8 De grote catechismus was een boek in groot formaat. De Brugse Biekorfbibliotheek bewaart er een uit 1683, een turf van meer dan 743 pagina’s : Triomph vande christelycke leere ofte grooten catechismus : met eene breede verklaringhe van alle syne voornaemste stucken ende eene korte wederlegginghe van den catechismvs der calvinisten9 Voor elk geloofspunt wordt er verwezen naar het Oud en/of Nieuw Testament, opdat de lezer, als protestanten hem ooit aan het twijfelen zou brengen, gewapend met bijbelteksten het ware katholiieke geloof zou kunnen laten triomferen op de protestantse ketternijen. Deze grote catechismus was bedoeld voor universiteitsstudenten.

In de kleine cathechismus waren de bijbelse argumenten weggelaten. Bleef over een zakboekje van zo’n 60 pagina’s. Van de Catechis­mus ...verdeelt in vyf deelen en een-en-veertig lessen... heeft de Biekorf verschillende 18e-eeuwse exemplaren. De bib bewaart ze in een kluis. Tot verbazing van de bibliothecaris vroegen we ze op.10 Wie deze catechismus kon opzeggen, was klaar voor een ander boekje: Maniere van vragen en antwoorden, die moet onderhouden worden van de kinders, die, wetende den geheelen catechismus van buyten op te zeggen, willen antwoorden voor de prysen, en doen blyken, dat sy den zin verstaen en de leeringen vatten, die in de vragen en antwoorden van den Mechelsen catechismus begrepen, of 't die' er uyt getrokken worden.11 Een ander boekje stelt het zo: Onderwyzing voor de eerste communie, verdeelt in thien lessen, met eene korte en bondige bevestinge van de christelyke leering voor die de welke daer toe bequaem zyn. Dit was dus enkel weggelegd voor zij die daartoe bekwaam geacht werden en wilden meedingen naar een „prijs’. Vanaf 1740 krijgt de pastoor van Lapscheure jaarlijks 2 pond van de kerkmeesters “Over het coopen ende distribueren van de cathechismusprysen aen de joncheid deser prochie gedurende den tyd van een jaer omme hun daermee te animeren tot de christelycke leeringhe”. Blijkbaar waren er dorpskinderen die erin slaagden niet alleen alle vragen feilloos te beantwoorden, maar ook begrepen wat ze zegden en niet praatten als eenen papegaay enkelyc.14      17

Kruisken A.B.C. als eindterm

Cathechismusprysen waren weggelegd voor enkelingen. Voor de meeste dorpskinderen zal het al een hele opluchting geweest zijn als ze zich door de miniversie van de catechismus geworsteld hadden. De allerkleinste cathechismus bestond uit een katern van slechts 8 pagina. Dit was de meest gedrukte en meest gebruikte versie van de catechismus, maar zoals dat dikwijls gaat met het alledaagse, ook de minst bewaarde van alle soorten catechismussen. De Biekorf bewaart er geen; de Universiteitsbibliotheek Gent heeft er wel eentje (zie afbeelding rechts). Het leerboekje Kruisken A.B.C. bevatte het alfabet (in kleine letter en in hoofdletter) voorafgegaan door een kruisje - vandaar de naam - en gevolgd door het "onzen vader". Daarna volgden andere gebeden, een lofzang op de H. Geest en vragen en antwoorden over het geloof.15

De leermethode: het memoriseren van A.B.C. en gebeden

Nu slagen kinderen erin op enkele maanden tijd te leren lezen, maar in de 17e-18e eeuw stonden de leermethodes nog in hun kinderschoenen en verliep het leerproces veel trager. Beginnende lezertjes moesten enerzijds de letters van het alfabet en anderzijds een tekst als het Onzen Vader van buiten kennen. Vervolgens moesten ze de link tussen beiden leggen door de teksten letter per letter te spellen. Het moet aartsmoeilijk geweest zijn om zo te leren lezen. Pas einde 18e eeuw werd de klankmethode, waarbij hele woorden en klanken aangeleerd worden, uitgevonden.16 Het is een illusie te denken dat ze voordien uit het ABC-boekje zelf leerden lezen. De gebeden en geloofspunten die erin stonden werden dagelijks herhaald tot ze gekend waren. De spelling en het leren lezen zelf waren slechts een hulpmiddel om de Catechismus te leren. Dat was het hoofddoel. Lezen was slechts een hulpmiddel en sterk ondergeschikt aan dan het geheugen. De doelstelling van het onderwijs was de vorming van goede katholieken; de wil om wereldlijke kennis te verwerven bijkomstig. Ook dat zal pas in de 19e eeuw veranderen.17

2025 02 06 133046Eerste bladzijde uit een ABC-boekje, bewaard in de universiteitsbibliotheek van Gent. Tot begin 19e eeuw vormden deze boekjes de basis van het lees- en spelonderricht. De vormgeving veranderde weinig of niet. Bij herdruk werd hetzelfde zetsel vaak opnieuw gebruikt.

 

Al doende leren bidden

In 1697 schreef de aartsbisschop van Mechelen voor hoe de schooldag moest verlopen: na het binnenkomen in de klas een kruisteken slaan en het Onzevader en het Weesgegroet opzeggen. Aan het einde van de voormiddag opnieuw het Onzevader gevolgd door het Symbolum des Geloofs. De les van de namiddag beginnen met het Zondagsgebed en de Tien Geboden. De dag besluiten met het Ave Maria en de Tien Geboden.19 Door hem voortdurend te horen en hem mee op te zeggen, leerden de kinderen de Cathechismus uit het hoofd. Het memoriseren was de taak van de leerkracht; het uitleggen van de Catechuismus kwam toe aan de priester in de kerk. In de klas leerden de leerlingen ook biechten, werden ze voorbereid op de communie en leerden ze de mis dienen. De koster moest hen regelmatig begeleiden naar de kerk. Aan de meest begaafden leerde hij ook de Gregoriaanse gezangen om de mis op te luisteren. Zo ok in Damme: de schoolmeester-koster moest er in 1642 de jeugd leren “soo inde fondamenten vande heylige roomsche religie, als lesen, schryven, syngen... ».

Goede zeden en manieren

Godsdienst was het hoofdvak; zedenleer kwam op de tweede plaats. Een van de meest gebruikte schoolboeken in het bisdom Brugge was Den Nieuwen Spiegel der Jonckheyd of Gulden A.B.C.. Bij elke letter van het alfabet werd de jeugd een spiegel voorgehouden hoe ze zich gedroegen en vooral hoe ze zich dienden te gedragen. Bij A stond waarom we moeten Arbeyden, bij S dat je op straat niet mag fluiten, enz.

 2025 02 06 1330582025 02 06 133113

Dit schoolboek ait 1772 werd zowel in Gent als Brugge gedrukt en kende herdrukken tot in 1830. De Biekorfbibliotheek bewaart er eentje gedrukt Te Brugge, 1815, by de Weduwe DE MOOR, Boekdmkkers in de Philip Stockstraet. Wie de smaak van rijmende zedenlesjes te pakken heeft kan heel het boekje op zijn computer lezen want het staat integraal op internet: www.booksgoogle.com. Leuker is wel een oud beduimeld exemplaar in handen nemen: dat kan in de Leeszaal van de Brugse bibliotheek of je kan er zelfs kopen via internet. 21

2025 02 06 1331352025 02 06 133158

Andere vakken: schrijven en rekenen

Rekenen was geen hoofdbekommernis in de plattelandsscholen; het beperkte zich tot de vier hoofdbewerkingen of zelfs enkel tot optellen en aftrekken. Ook schrijven was sterk ondergeschikt aan lezen. Dat blijkt alleen al uit het schoolgeld: om te leren schrijven werd extra lesgeld gevraagd. Net als leren lezen, was leren schrijven ook moeilijker: een ganzenveer is lastiger dan de ergonomische stylo’s van nu.

2025 02 06 133223Afbeelding uit de Encyclopedie van Diderot (1750-1779) om een ganzenveer te scherpen. www.kalligrafie-veertje.be

 

Het minimum van de schrijfkunst is wel het plaatsen van de handtekening. Het is ontstellend hoe weinig mensen daartoe in staat waren. In het dorpje Bellegem bij Kortrijk plaatste in de periode 1780-1789 slechts een op vijf trouwers zijn handtekening op de trouwakte : 30% van de bruidegommen en zelfs maar 11% van de bruidjes. Het overgrote deel van de trouwers zette met bevende hand een kruisje.

Volgens een ruimer onderzoek, waarbij ook steden betrokken waren, lag in 1792 de alfbetiseringsgraad een stuk hoger: twee derde van de vaders en de peters konden hun handtekening plaatsen op de doopakte van hun (pete)kind, maar bij de vrouwen, de meters, was dat toch nog amper een derde. Alfabetisering was duidelijk niet het hoofddoel, laat staan het resultaat van het onderwijs.

Toch spreken de lokale bronnen geregeld ook over leren schrijven. Zo werd Jan Godenne van Oostkerke in 1652 betaald ‘over te wintertyde gei'nstrueerd hebben de arme kinderen metgaders geleverd pennen, inkt, boeken ende pampier.’ Ook voor arme kinderen werden dus kosten gemaakt om met pen, inkt en papier te leren schrijven. In 1764 prees de deken de Oostkerkse koster omdat hij de scholieren zo goed leerde schrijven: in zijn verslag van zijn jaarlijks bezoek aan de parochie schreef de deken van Damme: ‘Optime docet parvulos ortographiem’ (Hij leert het schrift uitstekend aan de kleintjes ).

Moerkerkse jeugd voorgelezen uit verboden boek!

In 1694 werd de koster erop betrapt dat hij op donkere winternamiddagen zijn scholieren trakteerde op Van den vos Reynaerde. Nu wordt dit algemeen beschouwd als wereldliteratuur, maar in de 17e eeuw stond het op de lijst van verboden boeken. Tijdens de contrareformatie stelde de clerus een strenge boekencensuur in en bande alle aangebrande lectuur uit het onderwijs. Op de index van bisschop Triest van Brugge (1617-1622) stonden o.m. De vier Hemskynderen, Reynaert de Vos, Uilenspiegel en Mariken van Nimmeghen. Enkel de­vote schoolboekjes waren toegelaten, zoals het zgn. ABC-boekje. Dat eerste leerboekje bevatte enkel het alfabet en gebeden. Zoals we al zagen hield Den Nieuwen Spiegel der Jonckheyd of Gulden A.B.C. de jeugd een spiegel voor die heel ver af stond van de fratsen van Tjl Uilenspiegel. Ook Reynaert de Vos kon niet door de beugel. De sluwe vos verkrachtte immers de vrouw van wolf Isengrim en vermoordde Coppe, de kip van haan Cantecleer.

2025 02 06 133238

Bovendien krijgt hij de lachers op zijn hand als hij de helpers van koning Nobel in hun hemd zet door hun zwakheden uit te buiten. Zo wordt Bruun de beer slachtoffer van zijn ei­gen zijn gulzigheid. En dat is nog maar een begin; verder in het verhaal haalt Reynaert nog vele streken uit, biecht hij aan Grimbeert de das zijn zonden op - met meer plezier dan berouw - en liegt hij de koning voor dat zijn trouwe helpers een staatsgreep plannen. Lachen met kerk en gezag was hoogst ongepast tijdens de contra-reformatie van de 17e eeuw.32 Reynaert de Vos was eeuwen eerder, in de 13e eeuw, geschreven door een zekere Willem uit Gent. De schelmenroman had meteen succes en werd als een van de eerste verhalen in de volkstaal in het latijn vertaald. In de 16e eeuw raakte Reynaert nog meer verspreid via de zogeheten ‘volksboeken’. Deze versies zijn drukwerk, i.p.v. handschrift en proza, i.p.v. rijm, maar ze zijn ook vaak gecensureerd. De smeuiige details werden zo getemperd dat het als verhaal-met-een-moraal kon worden aangekondigd: ‘profijtige moraele bediedselen mede-brengent.’ Toch was de clerus ook tegen deze verwaterde versies van het dierenepos.

Het was wellicht uit zo’n volksboekje dat de Moerkerkse koster, als de scholieren braaf geweest waren, voorlas. Deken Kerremans betrapte hem in 1694 bij zijn jaarlijks bezoek aan de parochies van de dekenij Aardenburg. Moerkerke, hoorde net als Sijsele en Lapscheure tot de dekenij Aardenburg. Damme, Oostkerke en Hoeke maakten deel uit van de dekenij Damme.

Hoe verbolgen de deken van Aardenburg was, valt uit zijn verslag niet uit te maken; wel dat hij beval in de toekomst enkel vrome en eerbare boeken te gebruiken, wat inderdaad gebeurde.

Schoolgeld en arme scholieren

Schoollopen was niet gratis. Per maand moesten de ouders per leerling 6 stuivers betalen. Dat kwam overeen met een half dagloon van een ongeschoolde arbeider. Leren schrijven kostte twee stuiver extra. Dat schoolgeld zwaar viel, blijkt uit absentii'sme tijdens crisisjaren. Toch was er in de praktijk leerplicht, want iedereen moest zijn catechismus kennen, want iedereen moest zijn communie doen.

Ook wie geen geld had, moest catechese volgen. Het schoolgeld werd dan betaald door de parochie. “De schoolmeester kreeg een forfetaire som om de arme kinderen te onderwijzen... Wat de armendis betaalde, verschilde sterk van parochie tot parochie. Dit had voornamelijk te maken met het aantal armen.”40 In 1640 kreeg de schoolmeester in Lissewege dubbel zoveel als in Hoeke: 4 i.p.v. 2 pond.41 Een pond was 24 schellingen of stuivers waard. De Lapscheurse Parochierekening van 1740 vermeldde « betaelt aen Jan Dhondt de somme van 3 pond over een jaer het openhouden vande schole tot leeren lesen, schryven ende cyferen der jonckheid van den armen deser prochie”. De parochie Moerkerke telde in 1748 naar schatting 20 arme schoolkinderen. Op een bevolking van 1380 werden 108 personen door het armenbestuur onderhouden, waarvan 68 kinderen. Als we ermee rekening houden dat enkel de leeftijdsgroep ouder dan 7 jaar en jonger dan 14 jaar les kreeg, komen we uit bij 20, een klein derde van 68 behoeftige kinderen. Die 20 arme scholieren vormden toen 8% van de ca. 230 Moerkerkse scholieren.

De arme kinderen die hun eerste communie deden, werden op parochiekosten in het nieuw gestoken.44 Communiekleren, schoolgeld e.d. wer­den net als de overige kosten van de armenzorg betaald met een deel van de tiende, de kerkelijke belasting, die 10% van de oogst besloeg. De re­kening werd bijgehouden door de kerkmeesters, plaatselijke notabelen. De kerkmeesters gaven brood, hout, kledij e.d. ’s zondags na de mis. De armen moesten dus wel naar de zondagsmis. De Tafel der Weldadigheid of kortweg de dis stond achteraan in de kerk. Armenzorg was een middel om de minstbedeelden te controleren.45 Arme kinderen die spijbelden, brachten de gezinsuitkering in gedrang. Ze moesten naar school „op peyne van ... onttrekkinge van aelmoesen aen de armen.’46 Wie zijn kin­deren niet naar school stuurde kreeg geen steun.

Winterschool van Allerheiligen tot Pasen

Op het platteland werd op het ritme van de seizoenen geleefd. Vanaf Pa­sen was het alle hens aan dek om een maximale oogst te bekomen. Ook de kleinste kinderen werden ingeschakeld om te wieden, de koe te hoeden of voor andere karweitjes. De catechismus leren was iets voor tijdens de kalmere wintermaanden. De kerk hield daar rekening mee. In 1640 verplichtte de bisschop van Brugge alle pastoors buiten Brugge om jaarlijks hun parochie te bezoeken en een lijst op te maken van alle jongeren’, zodat hij als goede herder een nauwkeurig beeld had van zijn kudde, maar ze moesten dat doen ‘omstreeks Allerheiligen’.48 Het had geen zin om daar vroeger mee af te komen. Tot ver in de 18e eeuw bleven landelijke gemeenten taai aan de winterschool vasthouden omdat dan minder maanden schoolgeld te betalen viel en vanwege het vele werk op het land en de boerderij.49 Meer dan 80% van de bevolking werkte immers in de landbouw.

In 1748 waren net geen 80% van de Moerkerkenaren landbouwers. Die cijfers dateren uit de Oostenrijkse Successieoorlog (1745-1748), toen Lodewijk XV de Zuidelijke Nederlanden inpalmde. In 1748 hield de Franse bezetter een volkstelling om de belasting te kunnen heffen. Ze deden dat niet met de Franse slag, maar wel heel gedetailleerd. De bevolking werd onderverdeeld volgens beroep. In Moerkerke telden ze 54 ‘Grote Hofsteden’ waar 409 mensen leefden (boer, boerin en kinderen, meiden en knechten). Tot de categorie ‘cortsitters, de aerbeyders’ behoorden 692 personen. Meestal gingen die als dagloners in de landbouw aan de slag. Beide categorieen samen vormden net geen 80% van de totale bevolking van 1380. Molenaars, neringdoenders en handelaars vormden zo’n 11%, wat veel was voor een plattelandsgemeente. 8% van de bevolking had geen beroepsinkomen en leefde van de dis. Negen mensen behoorden tot de omgeving van de pastoor: hijzelf met zijn twee inwonende zussen, de onderpastoor met zijn meid en de koster met zijn vrouw en twee kinderen.49 Het kasteel en bewoners werden niet meegerekend; de kasteelheer betaalde in Brugge.

In de steden vormden de ambachtslui en handelaars de meerderheid en was er een ander schoolregime. Stadskinderen werden tijdens de week opgeleid in het beroep van hun ouders. Aangezien dat minder seizoensgebonden was, waren er geen winterscholen, maar volgden de kinderen catechismusles op zondag.50 Op het platteland waren er zelden zondagscholen; daar werden ze in de wintertyde ge'instrueerd.51 In een volgende bijdrage gaan we in op de dorpsschool en de schoolmeester in de 17e en 18e eeuw: de kosterscholen.

Voetnoten

1. Tentoonstellingscatalogus, De lagere school in België. Van de middeleeuwen tot nu, Brussel, 1987, p. 73. 2. Idem, p. 158. 3. CLOET M. e.a., Het Bisdom Brugge (1559-1984). Bisschoppen, priesters, gelovigen, Brugge, 1984, p. 139. 4. idem, p. 11. 5. Tentoonstellingscatalogus, …,p. 158. 6. www.wikipedia.be, contra-reformatie. 7. www.wikipedia.be, catechismus. 8. FRUTSAERT E., De R.-K. catechisatie in Vlaamsch België vanaf het concilie van Trente I, Het leerboek of de catechismus : een geschiedkundige proef, Leuven, 1938, p. 40. 9. Triomph vande christelycke leere ofte grooten catechismus : met eene breede verklaringhe van alle syne voornaemste stucken ende eene korte wederlegginghe van den catechismvs der calvinisten, Antwerpen, 1683, Biekorf, Fonds Achiel Van Acker : FAVA KL.II 91 1. 10. Catechismus ofte christelyke leeringe, verdeelt in vyf deelen en een-en-veertig lessen, voor de catholyke jongheyd van het aerts-bisdom en alle andere bisdommen der provincie van Mechelen, Brugge, 1787, Biekorf, Historisch Fonds : HF 35. & Catechismus ofte christelyke leeringe verdeelt in vyf deelen en een-en-veertig lessen, voor de catholycke jonckheyt van het ards-bisdom ende alle andere bischdommen der provincie van Mechelen, Brugge, 1766, Biekorf, Historisch Fonds : HF 20. 11. Maniere van vragen en antwoorden, die moet onderhouden worden van de kinders, die, wetende den geheelen catechismus van buyten op te zeggen, willen antwoorden voor de prysen, en doen blyken, dat sy den zin verstaen en de leeringen vatten, die in de vragen en antwoorden van den Mechelsen catechismus begrepen, of 't die' er uyt getrokken worden, Brugge, 1776, Biekorf, Historisch Fonds : HF 198. 12. Onderwyzing voor de eerste communie, verdeelt in thien lessen, met eene korte en bondige bevestinge van de christelyke leering voor die de welke daer toe bequaem zyn 13. VERMEERSCH A. Het onderwijs te Lapscheure in Rond de Poldertorens, 1961, p. 134 . 14. Onderwyzing voor de eerste communie, verdeelt in thien lessen, met eene korte en bondige bevestinge van de christelyke leering voor die de welke daer toe bequaem zyn, Brugge, 1790, Biekorf, Historisch Fonds : HF 32B 15. CLOET,…, p. 149. 16. TER LINDEN, J. e.a., A is een aapje : opstellen over ABC-boeken van de vijftiende eeuw tot heden, Amsterdam, 1995, p. 19. 17. Tentoonstellingscatalogus, …,p. 157. 18. CLOET,…, p. 143. 19. Tentoonstellingscatalogus, …,p. 161. 20. idem. 21. idem. 22. CLOET, …, p. 149. 23. CLOET, ..., p. 253. 24. Den nieuwen spiegel der jongheyd of gulden A.B.C. voor de leerzugtige jongheyd. Dienende tot stigtige onderwyzinge, en om in de kleyne catholyke schoolen gebruykt te worden. In rym vertoond door den eerweerden heer Ferdinandus Loys, priester, en in zyn leven prior in het klooster van den H. Guillielmus tot Peene, Brugge, 1799, Biekorf, Historisch Fonds : HF 174 25. Tentoonstellingscatalogus, …,p. 162. 26. CLOET, …, p. 145. 27. VAN GETSBRUGGE G.., Alfabetisatie versus onderwijs Sprokkels uit Bellegem, eind 18de eeuw in Biekorf,20003, p.234. 28. Tentoonstelling-scatalogus, …,p. 162. 29. DE KEYSER R., Een en ander over de scholen te Oostkerke in Rond de poldertorens, 1969, nr. 1, p. 8. 30. Rijksarchief Brugge, Bisdom Brugge (Nieuw Kerkarchief) inv 123 nr. 400 Dekanale visitatie Dekanaat Damme, 1764, p. 9 R. 30. CLOET,…, p. 149. 31. idem 32. wwww.reynaertgenootschap.be 33. idem 34. CLOET, …, p. 149. 35. CLOET,…, p. 19. 36. Rijksarchief Brugge, Bisdom Brugge (Nieuw Kerkarchief) inv 123 nr. 400 Dekanale visitatie Dekanaat Aardenburg, 1694, p. . 37. CLOET,…, p. 145. 38. Tentoonstellingscatalogus, …,p. 160. 39. CLOET,…, p. 149. 40. CLOET,…, p. 145. 41. idem 42. VERMEERSCH A. Het onderwijs te Lapscheure in Rond de Poldertorens, 1961, pp. 134-139, p. 134 43. DE SMET Jos, De bevolking van Moerkerke in 1748 in Rond de Poldertorens, 1963, nr 2, p. 44 44. DE KEYSER R., p. 8. 45. CLOET,…, p. 265. 46. idem 47. CLOET,…, p. 246. 48. CLOET,…, p. 152. 49. CLOET,…, p. 246. 48. idem 49. DE SMET ....p. 44 50. Tentoonstellingscatalogus, …,p. 166. 51. DE KEYSER R., ...p. 8.

Onderwijs in Groot-Damme in de 19e eeuw - Deel 1: de voorgeschiedenis

Caroline Terryn

't Zwin Rechteroever
2011
01
014-029
BV
2025-02-06 13:37:50