Dicke Luft ... nabij de Leopoldsvaart Oorlogsdagboeknotities 1944 - Deel 14
Roger Morre
Maandag 18 September
Even na middernacht zijn de Duitse dijkbezetters hier vertrokken. Ze hadden de komst van de anderen afgewacht. En die waren er nu. Hun heen- en weer geloop langs de flank van de buitendijk verbrak de nachtelijke stilte.
In onze abri vingen wij tevens geluiden op van min of meer op gedempte toon gevoerde gesprekken. Wij vermoedden dat de dijk plaaselijk werd verkend.
Iets naderhand - aan de rechter ingang van onze schuilplaats - hielden, met fors gedruis, voetstappen stil en hoorden wij iemand vragen : ”Ist hier jemand ’rein?”
”Jawohl,” antwoordde vader tamelijk luid, ”ich, meine Frau, und vier Kinder! ”
”Ach, du lieber Himmel!” klonk de stem nu hoogst verbaasd.
Even later hoorden we enkele Duitsers langs de ingang binnenschuiven. Twee van hen hanteerden elk 'n knijpkat waarvan het schijnsel weifelend zoekend langs de met gedroogd riet bezette wanden van onze pikdonkere schuilruimte gleed.
Wellicht waren hun stemmen,vermengd met het hoog snerpend geluid van hun zaklantaarns er oorzaak van dat kleine broer Wilfried uit zijn slaap wakker schrok en luidop begon te huilen.
Andermaal was er verwonderd Duits geroep: ”Was! So ein kleines Kind hier!” Ze vonden dat "unglaublich” zielig 'n burgerfamilie in een dergelijke situatie aan te treffen.
In de op en neer bewegende eerder zwakke lichtstralen werd zichtbaar dat de gehelmde soldaten runetekens op hun rechterkraag droegen. De eerst binnengekomen Duitser zette zich gehurkt naast moeder die, pogend de kleine Wilfried te kalmeren, hem op haar schoot had genomen. Diens geschrei en misbaar stopte slechts nadat het nare, ergerlijk knijpkatgejangel werd uitgeschakeld.
Bij volslagen duisternis werd met vader een kort gesprek gevoerd. Zo gaven zij verhaal sinds verleden zaterdag te Oostkerke bij "einem netten Bauern" van hun "Einquartierung " te hebben genoten. Al die tijd waren "Bauer und Bauerin" heel gastvrij geweest met brood, eieren, vlees, boter, kaas en melk. Kortom, met alles wat hun hartje lustte. Elk van hen had een fles hoevemelk bij, die moeder - willen of niet - moest aannemen.
"Fur's kleine Kind, ” zegden ze bij wijze van afscheid en verdwenen in het nachtelijk duister. Haast niet te geloven dat het joviale drietal behoorde tot een onderdeel van de zo gevreesde S.S...
Nieuwe heren, nieuwe wetten. Het was wel even wennen aan de gedragingen van de pas aangekomen Duitsers.
De hoogst gegradueerden waren een voortdurend met de ogen knipperende Oberleutnant en een kleine, grijze, rimpelige Feldwebel. Tijdens de kennismaking deelde het tweetal ons mede dat zij hun maaltijden aan onze keukentafel zouden gebruiken. Voor de nodige voedingsmiddelen zouden ze zelf zorgen. Ze waren beleefd en vriendelijk. Al met al zag het er naar uit dat zij ons geen last zouden bezorgen.
Andere koffie werd het met hun manschappen. Die liepen ongegeneerd onze kamers in en uit, waren druk in de weer met koken en braden op onze Leuvense stoof, en wel in die mate dat moeder de vrouw bijna niet aan bod kwam om ons eigen middagkostje gaar te krijgen.
Buitenshuis was er eveneens 'n merkwaardige vaststelling: langs de vaartdijk wilde niemand van de "nieuwen" in de gaten en holen van hun voorgangers huizen, als waren ze beducht voor luizen, vlooien en dies meer. Enkel de houten bovenbedekkingen werden bruikbaar geacht. Zij groeven een aantal nieuwe stellingen uit bij zoverre dat de flank van de buitendijk er helemaal omwoeld bij lag. Hun "voetmatten" en "loopgraafslaping" bestonden uit jutezakken en aanzienlijke hoeveelheden stro, ongevraagd weggehaald bij landbouwers op Platheule...
Degenen die de middendijk bevolkten, begonnen naarstig aan een goed gecamoufleerde houten bunkerbouw, met gebruikmaking van stapels staken en palen, zijnde de ex-Rommelasperges die onlangs door ons en andere burgers ten eigen bate werden scheefgeslagen om nu uiteindelijk terug in Duitse handen te vallen, weze het voor totaal andere Wehrmachtdoeleinden dan deze waarvoor zij aanvankelijk moesten dienen.
Het merendeel van de soldaten behoorde tot de "Feldmarine", duidelijk herkenbaar aan de geelgebiesde kraag en epauletten. Bij velen - met de kleine Feldwebel op kop - was het maantje reeds volop aan 't schijnen, een uitdrukking waarmee vader graag hun vergevorderde kaalhoofdigheid omschreef.
De komst van die verse troepen zette ons gezinshoofd er toe aan zich ernstig te bezinnen over onze veiligheid.
De voorste linie - waarvan de middendijk denkbeeldig de scheidingslijn vormde tussen de Duitse bezetters en de Canadese bevrijders - lag op amper 70 meter van ons erf. De ijver waarmee de Duitsers - in en langs de dijken van de Leopoldsvaart - hun verdedigingsschansen in gereedheid brachten, was op zijn minst erg verontrustend.
Vader achtte het geenszins uitgesloten dat de Canadezen eerlang opnieuw zouden aanvallen. Aangezien onze zelfgebouwde onderstand midden de Duitse stellingen lag enerzijds, en gesteld dat het in de onmiddellijke omgeving tot loopgraafgevechten kwam anderzijds, konden de Canadese infanteristen net zo goed handgranaten bij ons binnengooien zonder de aanwezigheid van schuilende burgers te vermoeden...
"Gevaarlijk, heel gevaarlijk,"oordeelde ons gezinshoofd en begaf zich naar de hoeve Van Hollebeke met de vraag of we tijdelijk in de "eerpelkelder" mochten overnachten.
"Kom het maar af," luidde het antwoord van Warten.
Sedert eergisteren bleef het peil van de buiten zijn oevers getreden Geleedwatergang nagenoeg onveranderd. Het nam echter niet weg dat onze en andere langs de westzijde van het Geleed gelegen landerijen en weilanden langzamerhand drassig werden.
Bijkomende watermiserie was hier uit den boze...
Vader had gerekend op een hernieuwde volmacht inzake het dichtgooien van die verdoemde dijkbres. Doch deze maal viste hij achter het net. De pas aangekomen Oberleutnant deelde hem onomwonden mede dat het alle burgers voortaan ten strengste verboden was ook nog maar een stap langs de buitendijk van de Leopoldsvaart te zetten. Behalve hij en zijn manschappen had niemand daar zaken. Zonder andersluidend order vanwege zijn legeroverheid moest de dijkbres ongemoeid blijven. Hetgeen achteraf bij onze "Nestor" de gegromde opmerking ontlokte: "de ene Oberleutnant is alleszins de andere Oberleutnant niet."
Kort na de middag legden de Duitsers beslag op ons "ovenkot" en de grootste fornuisketel. Gezwind werd 20 liter surrogaatkoffie aan de kook gebracht.
Tot zolang de voorraad strekte, kregen de op onze achteruit samengetroepte soldaten ieder twee pollepels van deze godendrank in hun drinkbekers gekieperd. Daarna begon het koffiekoken opnieuw, en iets later nog eens opnieuw, tot elkeen zijn rantsoen had.
De Oberleutnant begon een inspectieronde langs de voet van de buitendijk. Daarna stak hij over naar de middendijk. Ruim een uur later keerde hij terug en zag er tevreden uit. De graafwerken en versterkingen waren klaar. Nu werd het voor de sterk bewapende soldaten waakzaam uitkijken naar vijandelijke bewegingen...
Een drukke dag liep teneinde. De avond naderde. Even voor wij ons op pad begaven naar ons nieuw nachtelijk verblijf, kreeg vader van de Feldwebel te horen dat - alweer op bevel van hogerhand - voortaan alle deuren van onze woning dag en nacht geopend moesten blijven, met uitzondering van de voordeur.
"Ze zijn ons stillekensweg buiten aan 't smijten uit ons eigen huis.” gromde ons gezinshoofd.
Zo maar de eigen haard in doodvreemde handen te moeten achterlaten, werkte teneerdrukkend op ons gemoed.
Met onze kruiwagen, via Platheule-bebouwde kom over een afstand van ruim anderhalve kilometer, verhuisden wij het nodige slaapgerief naar de hoeve Van Hollebeke. Soldaten, die zich bezijden de Sint- Pietersdijk in hun eenmansputten bevonden, keken ons met sombere, vragende blik stilzwijgend achterna.
De eenzaam gelegen hoeve Van Hollebeke had tijdens de Canadese nachtelijke aanval eveneens in de brokken gedeeld. Op en rond het erf waren verscheidene granaten ingeslagen. Een projectiel van zwaar kaliber spatte open tegen een muur van de keuken, vernielde het vensterraam en sloeg enkele stoelen en ander huisraad aan diggelen. Granaten, ontploft nabij de stallingen, doodden alweer een paard en twee melkkoeien. Twee paarden verliezen in minder dan twee weken, het leek alsof Warten in zijn ongeluksdagen was terechtgekomen!
Hoeve Van Hollebeke langs de Sint-Pietersdijk anno 2010. Foto Wilfried Morre
In zijn stevige, mime "eerpelkelder" waanden wij ons minstens even veilig als in onze abri langs de vaartdijk en we hadden de luxe ons naar believen uit te strekken.
De twee zonen Andre en Marcel, en de jongste dochter Marie -Jose, hadden er ook hun slaapplaats.
Warten, zijn vrouw Gusta en de oudste dochter Godelieve gaven er de voorkeur aan in het eigen bed te slapen. Zij zouden komen schuilen zodra er werd geschoten. Gelukkig bleef het stil.
Wij sliepen de ganse nacht in een trok door en voelden ons de volgende morgen zo fris als een hoentje. En dat was sedert weken niet meer het geval geweest...
(Wordt vervolgd)
---------------------------------
Rouwbericht
Op 13 november 2010 overleed in Moerkerke in huiselijke kring Mevrouw Jacqueline De Leyn, echtgenote van ons medelid Julien Tilleman. Zij was geboren op 25 augustus 1938 te Brugge.
Voorzitter, Bestuur en Redactie bieden Julien en familie hun blijken van innige deelneming aan.