☰ Extra

Negenhonderd jaar Moerkerke: 1110- 2010 Deel 4: Moerkerke en de Vlaamse veenzone

Caroline Terryn

Op 10/10/2010 vierden we dat de plaatsnaam Moerkerke negenhon­derd jaar geleden voor het eerst werd opgeschreven. Kort voor 1110 was het dorp ontstaan. Dat dit nieuwe dorp de naam Moerkerke kreeg, duidt erop dat er hier veen afgegraven werd om er turf van te maken, want ‘moer’ is de Middelnederlandse term voor ‘turf en turf is gedroogd veen.

Moerkerke betekent dus ‘kerk in een turfuitbatingsterrein’.1 De vroegere naamsverklaring ‘kerk in een moeras’ slaat nergens op. We mogen hopen dat onze voorgangers iets verstandiger waren dan een kerk bouwen in een moeras. Bouwen in een moeras is immers gedoemd om te mislukken, tenzij dat moeras eerst werd droog gelegd natuurlijk. En dat was hier kort voor 1110 gebeurd. Een goede verklaring waarom men zoveel moeite deed om de natte gronden hier droog te trekken, was omdat hier veen in de grond zat: de vochtige bodemlaag bestond uit dode, onverteerde plantenresten.

Zoals we voordien al stelden, kan je een blok veen laten drogen tot een blokje turf om op te branden. In de middeleeuwen was turf een ideale houtvervanger. Hout was door de ontbossing zo schaars en duur geworden dat het enkel als bouwmateriaal betaalbaar was. Gelukkig had Vlaanderen toen grote veengebieden. Die veengronden zijn al sinds de late middeleeuwen volledig ontgonnen. Daardoor is de veengeschiedenis al helemaal vergeten. In Nederland is dat niet zo omdat daar tot begin 20ste eeuw nog turf gestoken werd. Tijdens onze zoektocht naar de veengeschiedenis kwamen we al surfend terecht op de website van het Veenmuseum Vriezenveenseveld in de provincie Overijssel tegen de Duitse grens aan. Daar is de veengeschiedenis nog erg levendig. ‘s Zomers geven vrijwilligers er demonstraties turfsteken. Dat bracht ons op een idee.

2025 02 05 171642Foto © www.veenmuseum.nl

Op onze vraag naar een natte blok veen en een droge turf om ze op de tentoonstelling 900 jaar Moerkerke te tonen, werd enthousiast gereageerd. Enkele dagen later bezorgde de post ons een houten kistje. Wij verschoten van het verschil tussen de grote natte klomp veen en het veel lichtere turfje dat ervan overblijft na droging.


2025 02 05 171703Tentoonstellingskast op 10/10/2010 met allerlei vondsten,
o.m. een natte klomp veen van 33 cm lang (1.)
en een tot turf gedroogd exemplaar dat gekrompen is tot zo’n 27 cm (2.)
.

Veenontginning met of zonder sporen na te laten in de bodem

Archieven bewijzen dat er in de Zwinstreek vanaf de 13de eeuw systematische ontginningen waren. De turf werd er ter plaatse gebruikt om de steenbakkersovens te stoken. De stad Brugge had haar eigen steenbakkerij voor haar kaaimuren, stadsmuren en stadspoorten enz.. Volgens de stadsrekeningen werden tussen 1332 en 1344 op Aishoven in Ramskapelle alleen al meer dan 6 miljoen (!) bakstenen gebakken. De klei werd met turf gebakken; zowel klei als turf werden ter plaatse gedolven. Die turfontginning liet niet alleen archiefrekeningen na, maar ook ter plaatse nog archeologische sporen: hier en daar zit er nog veen in de grond en het is goed te merken waar er met de spade turf gestoken werd.4

Voor Moerkerke hebben we momenteel noch het een, noch het ander; we moeten het doen met de naam en de lange perceelsvormen. Toch wil Bieke Hillewaert van de archeologische dienst Raakvlak, waar Damme sinds dit jaar deel van uitmaakt, hier in 2011 een reeks boringen uitvoeren om via een systematisch bodemonderzoek uit te maken of en waar er nu nog veen zit. We herhalen hierbij onze oproep uit onze vorige nieuwsbrief. Als u in Moerkerke ergens veen weet zitten, laat het ons weten. Ook als u wil meewerken aan het onderzoek. Wie een boorstaal wil laten nemen in zijn eigendom in Moerker­ke kan zijn adres doorgeven aan een bestuurslid. (Onze gegevens staan op de laatste pagina).

Ondertussen is onze voorzitter Denis Raman al goed bezig. Hij gaat elke bouwput inspecteren en vraagt aan de aannemers of ze het ‘zwarte goud’ al zijn tegengekomen. Jammer. Totnogtoe geen succes. Noch aan de Middelburgsesteenweg, 'de Oude Bruggeweg' naar Aardenburg, achter het kasteel van Moerkerke, noch in de recente verkaveling De Boomgaard, ten oosten van het kasteel... Maar, niet getreurd! Zelfs zonder een kruimel turf nu, kan er rond 1110 wel veenontginning zijn geweest. Kijk maar naar Berkhout (NL).

Het voorbeeld van Berkhout

Berkhout in Nederland is een van de vele plaatsen, ook in Engeland, waar tot in de 19de eeuw veen gestoken werd en waar er nu geen kruimel veen meer te vinden is. In deze Noord-Hollandse veenontginning werd nauwkeurig gemeten hoeveel cm veen er in de bodem zat en hoeveel er jaarlijks werd afgenomen. Vervolgens werd dat genoteerd in de gemeenteverslagen. Daardoor weten we precies hoe de veenlaag jaar na jaar verminderde: in 1851 was er nog 72cm veen; in 1862 nog maar 48cm.5 Er werd uitgeveend tot er nog maar een dunne laag overschoot. Die werd behouden want eronder zat een minderwaardige zandgrond. In de 20ste eeuw onderging die overblijvende dunne veenlaag een veraardingsproces door een goede afwatering en doordat de landbouwers de overgebleven arme zandgronden met compost, mest en andere grond verrijkten. Hierdoor werden de laatste onverteerde plantenresten - wat veen uiteindelijk is - volledig afgebroken. Resultaat: het veen is spoorloos verdwenen!

Hoe was de Vlaamse veenzone ontstaan?

Dat het veen verdwenen is omdat het afgegraven werd, weten we nu al, maar hoe is het ontstaan? De ‘Vlaamse veenzone’, die vanaf 1000 na Chr. ontgonnen werd, was ontstaan vanaf 1000 voor Chr. Uiteraard zijn dit erg ‘benaderende’ jaartallen. De veenzone was geevolueerd uit een kustmoeras. Dat moeras was ontstaan omdat het tussen twee duinengordels lag: enerzijds kustduinen en anderzijds de landduinen op de lijn Gistel, Brugge, Sijsele, Maldegem. Die lijn vormt de grens met Zandvlaanderen. Ze wordt ook wel de Brugse zandrug genoemd. Het meest frappant is wel ‘t Zand in Brugge: een grote zandrug die zelfs in de dichtbevolkte middeleeuwse stad nooit bebouwd werd. ‘t Zand maakte deel van de duinengordel, de Brugse zandrug.

De Vlaamse veenzone ontstond dus tussen twee duinengordels: kusten landduinen. Uiteraard bestaan alle duinen uit zand, maar de kustduinen verschillen van de landduinen omdat ze door de zee gevormd zijn en dus schelpen bevatten, terwijl landduinen zijn afgezet door de wind. Daarin zal u tevergeefs schelpjes zoeken. Bovendien zijn landduinen veel ouder, want ze ontstonden tijdens de laatste ijstijd.

Landschapsontwikkeling

Om de vorming van de veenzone rond 1000 v. Chr. te begrijpen, moeten we dus nog verder in de tijd terugkeren; tot de laatste ijstijd, die zo’n 11.700 jaar geleden eindigde. We halen onze mosterd bij Willy Wintein.6 In Rond de Poldertorens heeft hij de landschapsvorming van de Zwinstreek helder beschreven. Op de website van Sincfala staat er ook een interessante pagina over. de vorming van het landschap.

De landduinen ontstonden dus in de ijstijd, tijdens de laatste fase van het Pleistoceen. Toen koelde de aarde af en bevroor veel meer zeewater dan nu. Daardoor lag de zeespiegel zo’n 50 meter lager. De kustlijn lag dan ook veel verder dan nu: tijdens de laatste ijstijd lag de kust ten westen van Ierland! De Noordzee stond dus droog... Er was geen zee, maar een barre toendra die zich tot in Vlaanderen uitstrekte. Willy Wintein koos in RdP deze foto om te illustreren hoe de Zwinstreek eruit gezien moet hebben op het einde van het Pleistoceen (9000 voor Christus).

 2025 02 05 171720

Landduinen

Op de permanent bevroren ondergrond konden tijdens de kille zomers hoogstens kleine struikjes groeien. Die hielden het zand niet vast. Tot diep in Vlaanderen zette de wind zand af. Dit is gekend als het dekzand van Zandvlaanderen. Hier en daar deed de wind het zand opstuiven. Zo ont­stonden de landduinen, die we nu kennen als ‘Pleistocene dekzandruggen’. De Brugse zandrug is de belangrijkste, maar niet de enige: er zijn verspreide stuifzandruggen als bij voorbeeld Koolkerke.

Bijna parallel met de Brugse zandrug ontstonden verschillende lagere duinen. Daar zou in de 12de eeuw de vroegste dijk van de ‘rechteroever van het Zwin’ (Branddijk-Damweg) op komen. Via de stuifzandrug Houtincwerve, de voorloper van Den Hoorn-Sint-Rita, liep die dijk door tot Aardenburg.

Kustduinen

De landduinen ontstonden dus meer dan 10.000 v Chr; de kustduinen pas tussen 3000 en 1000 v.Chr., lang na de ijstijden. Vanaf 11.700 jaar geleden laten geologen een nieuw tijdvak starten omdat ze een klimaatsverandering vaststellen: na de afkoeling van het Pleistoceen kwam de opwarming van het Holoceen. Rond ca. 8.000 v. Chr. (of 10.000 jaar geleden) begon de ijskap te smelten. Dat klinkt vertrouwd...

Naarmate het poolijs smolt, steeg de zeewaterspiegel. Er kwam steeds meer water in de zee. De Noordzee stroomde vol. De kustlijn schoof dichterbij, maar ze kwam nog niet tot hier. In de Zwinstreek veranderde door het zachtere klimaat ook de vegetatie: in plaats van de struiken groeiden er naaldbomen en naarmate de temperatuur steeg, kwamen er ook loofbomen. In een eerste fase, van 8.000 v. Chr. tot 3.000 v. Chr., was er een felle temperatuursstijging. Daardoor rees de zeespiegel heel snel en kwam de kustlijn vlug dichterbij. Vanaf 3.000 v. Chr. vertraagde de zeespiegelrijzing. Toen werd een duinengordel gevormd. Niet de huidige kustduinen (of wat er nog van overblijft sinds de bouwwoede van de 20ste eeuw), maar wel een duinengordel enkele kilometers voor de huidige kustlijn.8 Restanten van de duinwal vinden we nu terug in de zandbanken op een 5-tal km voor de kust. Voor Heist ligt de Vlakte van De Raan; naar die zandbank is eigenaardig genoeg het zwembad van Heist genoemd. Meer westwaarts ligt de Wenduinebank. Vanaf 3.000 v.Chr. vormden deze zandplaten een lange duinwal.

Op volgend schetskaartje van Willy Wintein vormen de donkere kustduinen voor de huidige kustlijn (in stippellijn) een ononderbroken wal. Daarachter ontstond een kustmoeras dat evolueerde tot een veenlandschap. Juist doordat de kustduinen slechts hier en daar onderbroken werden, ontstond achter die duinwal de Vlaamse veenzone.

 

2025 02 05 171736De Zwinstreek in de periode 1000 tot 300 voor Chr.
Kaart © Willy Wintein voor Rond de Poldertorens, meer en recenter kaartmateriaal van hem staat
www. zwinstreek.eu.

Kustmoeras wordt veenlandschap

“Achter de nagenoeg gesloten kustlijn stagneerde het regenwater samen met het water dat beken en rivieren aanvoerden uit het binnenland. De kustvlakte evolueerde naar een kustmoeras.9 In dat zoetwatermoeras konden de loofbossen niet overleven: ze stierven af door de wateroverlast. De afgestorven begroeiing vormde een veenlaag van soms drie meter dik. Tegen 1000 v. Chr. was de hele kustvlakte tot aan de Brugse zandrug [dus ook Moerkerke] een veenlandschap geworden”.10 De begroeiing hing af van de dikte van de veenbodem: op een dunne veenbodem (< 80 cm) gedijen vochtminnende planten: in stilstaand water ontstaat een moerasbos met o.m. wilgen en elzen; waar toch wat stroming zit (veenstroompjes, open plassen) groeien oeverplanten als riet en lisdodde. Bij een dikkere veenlaag (> 80 cm) kunnen de planten niet meer aan het grondwater reiken. Enkel mossen kunnen op hoogveen gedijen.

2025 02 05 1717512025 02 05 171810Waddengebied

Het veengebied met zoet water (foto boven) evolueerde vanaf 300 v. Chr. naar een zout waddenge­bied met schorren, kreken en slik (foto rechts) doordat stormvloeden door de duinengordel braken en de duinwal wegspoelde. De zee drong landinwaarts via getijdengeulen.11 Bij vloed overstroomden de slikken; bij stormvloed stonden ook de schorren onder zeewater. Toch wordt de kuststreek in de Romeinse Tijd bewoond: een van de pluspunten van de regio is de veenbodem.

Turfwinning in de Romeinse Tijd

‘Aanslibbing van zand en klei verhoogt de kustgronden. In het begin van de jaartelling is er weer menselijke bewoning met ontwatering, landbouw en zoutwinning. Turf uit het veen dient als brandstof. Maar de turfwinning en afwatering versnellen het uitdrogen en dalen van de bodem. ’ Dit fenomeen heet ‘inklinking’ of ‘klink’. Veengrond bestaat voor ongeveer 15 % uit afgestorven plantenmateriaal en voor de rest vooral water. Bij drainage gaat het water en dus volume verloren. Dit wordt nog versterkt doordat het afge storven plantenmateriaal in aanraking komt met zuurstof uit de lucht en de bacterien in dit materiaal oxideren. Uiteraard verlaagt de bodem ook door het afgraven van het veen omwille van de turf.. Mede daardoor krijgt de zee meer vat op het land.

Onbewoonbaar schorrengebied vanaf de 3de eeuw

Vanaf 300 v. Chr. trad een fase van kusterosie in. “Doordat de zandvoorraad van de zee was opgeraakt, ging de zee zand wegnemen aan de kust. In combinatie met stormvloeden werkte dit de afbraak van de ... duingordel in de hand. Stormvloeden sloegen gaten in de kustbarriere... Door de getijdenwerking werden de zeegaten groter en de daarop aansluitende getijdengeulen werden steeds uitgebreider .. Vooral bij stormvloeden werden delen van het veen weggeslagen.Het veenlandschap werd geleidelijk omgevormd tot getijdengebied met wadden, schorren en actieve getijdengeulen... De brede Brugse zandrug beschermde de Vlaamse Zandstreek. Ten noorden van deze zandrug was het gebied geevolueerd tot een actief, maar ondiep getijdenlandschap.... De aldaar aanwezige zandruggen werden herleid tot eilandjes. Omstreeks 600 ... werd bij springvloed en bij storm de hele kustvlakte overstroomd. Er werd veel zand, klei en veen weggeslagen.” 14

De vraag kan gesteld worden of in deze periode de invloed van de zee zich echt tot op de rand van de zandstreek liet gevoelen en ook daar het veen massaal wegsloeg. De vraag is gerechtvaardigd aangezien zelfs dichter bij de kust, in Dudzele en zelfs Ramskapelle, nog zoveel veen gespaard bleef, dat er in de 13de-14de eeuw systematisch veen kon ontgonnen worden voor de baksteenproductie. Als daar het veen gespaard was, dan was dat ter hoogte van Moerkerke zeker het geval. Per slot was Moerkerke extra beschermd door de reeks landduinen waarop later de Branddijk - Damweg werd aangelegd. Die zullen het geweld van het zeewater weliswaar niet tegengehouden, maar wel afgeremd hebben.

Weerom bewoning van de kuststreek vanaf 600 na Chr.

Vanaf de 7de eeuw zijn er weer tekenen dat de aanslibbing bij vloed groter is dan de erosie bij eb. Dat veroorzaakte opnieuw een verlandingsproces.15 De visie dat dit een gevolg was van een zeespiegeldaling is achterhaald. De theorie van de opeenvolgende Duinkerke-transgressies, waarbij de zee de hele kuststreek overstroomde als gevolg van een zeespiegelrijzing, afgewisseld met regressies, is ontkracht door metingen met de C14 date­ring. De koolstof-14 methode kan de ouderdom van hout - en dus ook van de plantenresten in het veen - meten. Daaruit bleek dat de landschapsevolutie veel complexer en vooral meer plaatsgebonden was dan de trans- en regressietheorie voorstelde. Er kan dan ook beter gesproken worden van ingressie via getijdengeulen, een ‘fluviatiel’ proces.16

Vanaf 600 nemen die ingressies dus af. Er komt weer meer menselijke activiteit in de kuststreek. Eerst komen er schapenweiden op de zoute schorren, later, als door goede afwatering al het zout uit de grond is weggespoeld, worden er ook akkers aangelegd. Akkers en boerderijen worden vervolgens tegen de zee beschermd door individuele ringdijkjes. Rond het jaar 1000 begint men met de bouw van langere dijken. Maar, hoe meer de mens zal ingrijpen en land winnen, hoe heviger de reactie van de natuur zal zijn. Maar dat is een ander verhaal, voor een andere keer.

We verwijzen hiervoor naar onze vorige artikels in deze reeks. 2) www.veenmuseum.nl . 3) COORNAERT M., De steenbakkerij van de stad Brugge in Ramskapelle, in: Rond de Poldertorens, 1965. 4) Met dank aan Bieke Hillewaert 5) AUGUSTYN B., De veenontginning (12de 16de eeuw), nr. 5 in de reeks Geschiedenis van volk en land van Beveren, Beveren, 1999, . 6) WINTEIN W.,

Ontstaan en evolutie van het landschap in de Zwinstreek in: Rond de Poldertorens, 2003, p. : in pdf op , http://www.vliz.be/imisdocs/publications/99531.pdf . 7) www.sincfala.be, klikken op virtueel bezoek/ bezoekerscentrum/ landschap. 8) WINTEIN, o.c. 9) idem p. 18. 10) idem p. 20. 11) www.sincfala.be. 12) Idem 13) Www.wikipedia.be 14) WINTEIN, o.c., p. 20. 15) www.sincfala.be 16) MULDER, E. DE; GELUK, M.C.; RITSEMA, I.; WESTERHOFF, W.E.; WONG, T.E. (eds) (2003): De ondergrond van Nederland. Geologie van Nederland, 7: 379 pp. HTERTN: pags 211-246, hoofdstuk 4 (Weichselien-Holoceen: p. 312-317, 329-335, 345-352).; bevattelijk geciteerd op o.m. http://nl.wikipedia.org/wiki/Duinkerke-transgressies. 17) www.sincfala.be.

Negenhonderd jaar Moerkerke: 1110- 2010 Deel 4: Moerkerke en de Vlaamse veenzone

Caroline Terryn

't Zwin Rechteroever
2010
04
152-161
BV
2025-02-05 17:22:18