Dicke Luft...nabij de Leopoldsvaart Oorlogsdagboeknotities 1944 - Deel 12
Roger Morre
Zaterdag 16 September
Het beloofde opnieuw een zonovergoten dag te worden. En zonnig was ook het gemoed van ons gezinshoofd nadat hij het peil van de Geleedwatering had bekeken. Ofschoon het water ei zo na de buitenrand van de "wegeling" bereikt had, was de overstroming minder erg dan de vorige avond werd gevreesd.
"Ziet ge nu," triomfeerde hij, "dat we gisteren geen verloren werk gedaan hebben met stro en aarde in dat gat te stampen!"
Tja, maar...was dat dank zij hun werk?
"Vaneigens”, verzekerde hij, "en als ik die Oberleutnant hier nog eens zie, vraag ik hem 'n nieuwe volmacht. Dan kunnen we dat gat in de dijk helegans toesmijten!"
In de omgeving van ons erf, langs de buitendijkse flank van de Leopoldsvaart, verlieten slaperige soldaten de sjofele dekkingsgaten die hen tot nachtverblijf dienden. Voorzien van de los over de schouder geslagen grauwe handdoek en met het al even onfris ogend vormloos gedeukt zeepbakje in de hand, begaven ze zich in groepjes van drie, vier man langs de veelvuldig betreden veldwegel naar onze “achteruit”.
Aan de pomp ontstond er een Duitse drukte van belang. Met ontbloot bovenlijf stonden ze daar te plonzen en te plenzen dat het een aard had.
Van op enige afstand sloegen wij hen gade. Het was prettig om zien hoe ze elkaar stiekem een zwalp koud water op de rug wierpen. Het slachtoffer sprong dan met 'n vervaarlijke kreet omhoog of opzij, alsof hij door een kogel werd getroffen. Deze maal ontaardde hun waterspelletje in een soort veldslag waaraan ettelijke emmers water te pas kwamen. Rondom het "strijdperk" schaarden zich kijklustigen die de "krijgers" ophitsten.
Het kostelijkste moment kwam er toen een van de "belegeraars" er in slaagde onopgemerkt achter 'n groepje hevige "supporters" te sluipen. Met een brede zwaai zwiepte hij 'n volle emmer water in hun nek. Brullend zetten zij de onverlaat achterna en dreven hem in het nauw. Om te ontsnappen aan hun wraakzucht restte de achtervolgde nog slechts een uitweg: het drekkig, uitgediept terrein van de mestput. Een ijselijke kreet uitend, sprong hij in de stinkende poel tot bijna op kniehoogte en sleurde zich buiten adem naar de overzijde. Zij die hem achterna zaten, volgden niet langer zijn spoor, doch rolden zich vol uitbundige pret in het gras. Hun wraak was zoet, maar erg onwelriekend...
Minder dan een kwartier later ontstond er opnieuw rumoer. In onze weide liep een panikerende soldaat heen en weer. Onder voortdurend geroep en wijzend naar zijn linkerpols, deelde hij de "Kameraden" langs de dijkflank mede dat zijn Uhr gestolen was in de geitenstal. En of iemand wist wie de dader kon zijn. De "Kameraden" vonden dat blijkbaar "gar nicht so schlimm". Een van hen plaatste de beide handen trechtervormig aan de mond en gaf roepend de belofte hem tijdig te verwittigen van zodra hij het vertrekuur "nach Hause" kende. Een tweede onverlaat raadde hem onverwijld in de stal op zoek te gaan naar partizanen. Meteen hadden de spotters alle lachers aan hun kant, terwijl de bestolene hen voor “Teufelsbrut” uitschold.
Die raadselachtige verdwijning, hoe was dat precies in zijn werk gegaan?
Alvorens zich in ontbloot bovenlijf naar de pomp te begeven voor een wasbeurt, had de soldaat - naar dagelijkse gewoonte - zijn hemd en ondergoed met er bovenop zijn armbanduurwerk, gedeponeerd op de dubbelwandige houten schutting in onze geitenstal. Als deelnemer aan de waterpret had hij zich enigszins verlaat, om daarna, bij de terugkeer in de stal, tot de bevinding te komen dat zijn horloge foetsie was. Een onthutsende vaststelling die de jammerende soldaat eveneens ter kennis bracht van ons gezinshoofd.
Deze ging meteen mee naar de stal voor een nader doch vruchteloos onderzoek.
Achteraf zei vader: "Nog 'n geluk dat onze geiten in de weide "gestaakt" stonden. Zo niet, werden ze misschien wel door hem verdacht zijn horloge naar binnengespeeld te hebben!"
Niet enkel de benadeelde soldaat kon er niet mee lachen. Het voorval liet zijn overste, Feldwebel Maurer, evenmin onberoerd. Dat werd duidelijk in de late namiddag.
Voor de eerste maal sedert hun aankomst zou een postbedeling plaats vinden, ondermeer voor de manschappen onder zijn bevel. Popelend van ongeduld naar nieuws vanwege hun geliefden uit het Heimatland, verzamelde zich een aantal soldaten -min of meer in het gelidter hoogte van onze geplunderde houtmijt.
Toen de militaire postkoerier aanstalten maakte om met naamafroeping en uitreiking te beginnen, verscheen Maurer ten tonele. Zijn stemgeluid waarmee hij de ontvreemding van het uurwerk schandvlekte, verraadde ingehouden toorn.
“In de rangen van het Duitse leger kan zoiets niet geduld worden ” beklemtoonde Maurer. Naar eigen zeggen had hij de diefstal reeds gesignaleerd aan zijn meerderen. Die hadden hem bevel gegeven maatregelen te treffen die moesten leiden tot de ontmaskering van de dader. Hij rekende er op dat -indien iemand nadere inlichtingen kon verstrekken- deze zich tot hem wendde.
Blijkbaar draaide het onderzoek op ’n sisser uit. Het uurwerk en de dader bleven vooralsnog onvindbaar. (1)
Het leek alsof de artilleristen der bevrijdingstroepen er 'n dagelijkse gewoonte van maakten om 't Molentje en de onmiddellijke omgeving een tijdlang met granaatvuur te bestoken. In het gehuchtje stegen andermaal rookpluimen op en tussen de verlaten werkmanswoonst van Leon Raes, reeds eerder vernoemd, en de vaartdijk ontplofte eens te meer te ver gemikte munitie in de onder water staande landerijen. Duitse verschansingen in de buiten- en middendijk van de Leopoldsvaart bleven evenmin buiten schot. Er spoten donkergrijze wolken stof en aarde de lucht in. Ongetwijfeld ging dat gepaard met Duitse verliezen. Doch zoals gewoonlijk bleven wij in het ongewisse betreffende doden en gewonden.(2)
‘t Molentje, herfst 1944. Rechts: villa dokter Wilfried Roose, midden: maalderij Provoost, links achter: hoeve Vertriest.
Tijdens de voorbije dagen werd zo goed als geen actie in het luchtruim waargenomen. 't Is raar om zeggen, maar de R.A.F.-jachtvliegtuigen vielen ons op door hun afwezigheid. En de Luftwaffe-jagers durfden wij als "verleden tijd" beschouwen... Heden echter, was de R.A.F. weer bedrijvig op zoek naar vijandelijke bewegingen op de grond... Wij hadden ons reeds afgevraagd: "Waarom hebben de Spitfires en andere jachtvliegtuigen de aanval op 't Molentje op geen enkel ogenblik ondersteund? Waarom werd verleden donderdagochtend vanuit de lucht niet verhinderd dat Duitse grondtroepen vanuit Lapscheure en Platheule ter versterking naar het slagveld 't Molentje konden oprukken?
Vragen waarop wellicht nooit een zinnig antwoord zou gegeven worden... Bij zoverre dat wij dachten: "De bevrijdingstroepen werden bij de uitvoering van hun opdracht gewoon aan hun lot overgelaten, zo in de trant van: lukt het hen, des te beter; lukt het hen niet, jammer...”. Net als bij tal van medeburgers heeft onze hoop een ferme opdoffer gekregen. Ons vertrouwen slinkt. Waar blijven ze toch, die door ons onoverwinnelijk geachte bevrijdingslegers?!?
Hexe, onze gekwetste hond, was nog steeds "onder de voet". Het dier lag op wat stro in de geitenstal, dronk wel een weinig water, doch keek niet om naar het voedsel dat haar werd voorgeschoteld. De drie telefonisten die hun vroegere koerierster af en toe 'n bezoekje brachten, dachten dat het zou lukken met een bakje soldatenkost die ze haar gewoonlijk te eten hadden gegeven. Het werd andermaal een maat voor niets... Weissl, de verpleger, raadde ons aan geduld te hebben. Zodra Hexe terug wat "auf den Beinen" was, zouden 'n paar zwempartijtjes per dag alleszins helpen. Dus: afwachten maar, en het dier zo nu en dan heel voorzichtig over de gewonde kop aaien en haar 'n beetje gezelschap houden...
Eerder werd hier reeds gewag gemaakt van de jonge luitenant die als Frontkampfer niet minder dan achtmaal werd gewond. Naar het scheen was hij de officier die zich in de loop van de namiddag, al dan niet opzettelijk, had laten ontvallen dat alle ingekwartierde soldaten met inbegrip van degenen die langs de dijken van Leopoldsvaart in stelling lagen - binnenkort ons gehucht Platheule zouden verlaten. 't Was te mooi om waar te zijn!
Moeder deed even navraag bij Weissl die heel stilletjes zei: "Wir durfen nichts sagen." Hierop oordeelde vader: "Als Weissl niets mag zeggen, dan is dat een teken dat ze hier gaan “vertiekelen".
Zijn nieuwsgierigheid was gewekt! Om meer zekerheid te krijgen inzake het nakend vertrek, klampte hij een Duitser aan die 'n pan aardappelen aan 't bakken was op onze Leuvense stoof (ze maakten zich zo stilaan meester van onze keuken).
Die kerel wond er geen doekjes om en antwoordde meteen: "Jawohl, und dann kommen die anderen Kameraden mit schwerem Geschutze. ” Het was alsof ons 'n emmer ijskoud water over de rug gegoten werd... We waren zo nai'ef geweest te denken dat - na de aftocht van de Duitsers - hier zonder slag of stoot onmiddellijk bevrijdingstroepen zouden opdagen...
De avond naderde. De duisternis viel in. We kropen eens te meer in onze schuilplaats langs de vaartdijk. Hoeveel nachten nog?!?
Bijvoegsel 1
Enkele dagen na de bevrijding zorgde ons gezinshoofd voor een verrassing die kon tellen!
"Kijk eens hier wat ik in 't geitekot gevonden heb," grijnslachte hij onder het vertoon van een mooi armbanduurwerk.
Een polshorlogeL.In 't geitenkot!... Onze mond viel open van verbazing! Bijna onmiddellijk kwamen ons beelden voor de geest van de wanhopig zoekende soldaat die - zowat vijf weken geleden - in onze geitenstal zijn Uhr op raadselachtige manier kwijtspeelde.
En vader had dat nu gevonden?!1? Enige uitleg van onze "nestor" zou hier toch wel op zijn plaats zijn, vonden wij. En de uitleg die hij met zichtbaar genoegen verstrekte, kwam hierop neer:
Toen de Duitsers bij ons toe kwamen, begonnen zij alles en nog wat - tot de deur van onze geitenstal toe - naar de vaartdijk te slepen.
Tevens zag hij met lede ogen aan hoe zijn peurgerief in de vernieling werd gezaagd. En dat was de spreekwoordelijke druppel die de al even spreekwoordelijke emmer deed overlopen...
Na verloop van 'n drietal dagen achtte hij "het uur der wrake" gekomen. Terwijl 'n groep luidruchtige soldaten op onze achteruit met gevulde emmers "pompe-water-duels" uitvocht, zag hij de kans schoon om in onze geitenstal het polshorloge te laten verdwijnen in een smal gleufje van het dubbelwandig schutsel.
Wij vonden zijn wraakneming onverstandig en meer dan gewaagd. Overigens, wat was hij nu van plan met dat uurwerk?
Geen haar op zijn hoofd dat eraan dacht het voor zichzelf te houden. Het ontvreemde uurwerk moest zo snel mogelijk uit zijn gezichtsveld verdwijnen. Dus gaf hij het een van zijn broers ten geschenke!
Bijvoegsel 2.
Langs de buitendijk van de Leopoldsvaart, in de frontlijn gelegen tussen 't Molentje en de oostzijde van de dijkbres, werden gesneuvelden en gewonden weggedragen met gebruikmaking van de moeilijk begaanbare benedendijk. Zulks om hen aan het zicht van hun belegeraars te onttrekken. Telkenmale werd het een lange en heel lastige tocht naar de verzamelplaats, namelijk: de verharde landweg die de hoeve Weduwe Van Quekelberghe met de Vredestraat (nu: Molentje) verbond (foto hieronder). In het nachtelijk donker, traag rijdend met gedoofde lichten, kwam een Rode Kruis-vrachtauto ter plaatse voor ophaling en vervoer naar Sluis via Lapscheure en Hoeke.
Van een dergelijk transport maakte de ernstig gewonde Adrienne Rolly, echtgenote van Maurice Wittevrongel, deel uit voor vervoer naar en opname in het ziekenhuis te Oostburg.
(wordt vervolgd)
Landweg van de Molentjestraat naar de hoeve Van Quekelberghe.
Foto © Wilfried Morre