☰ Extra

Moerkerkebrug en De Lieve

Denis Raman

Een geschiedkundig overzicht uit de 13de eeuw

Gent en Aardenburg waren reeds zeer vroeg uitgegroeid tot zelfstandige steden die eigenmachtig initiatieven konden nemen om hun stedelijke economie te bevorderen.

Aardenburg kon op eigen kosten de EEDE uitdiepen naar de zee. Gent kon een kanaal aanleggen dat haar met het ZWIN zou verbinden. Als zeehaven werd Brugge de markt van Europa. Gent was jaloers en bekwam in 1251 van Gravin Margaretha van Constantinopel de toelating om een kanaal te graven van Gent over Wondelgem, Maldegem, Moerkerke tot Damme.

Aardenburg graaft eerst: 1243

Voor de uitmondingsplaats van de nieuwe waterweg in het Zwin waren verscheidene mogelijkheden voorhanden.

Aanvankelijk, in 1251, was men in Gent van oordeel dat Aardenburg hiervoor wel aardig geschikt zou zijn. Deze stad lag het dichtst bij Gent en had zich tot een niet te onderschatten handelsconcurrent van Brugge opgewerkt. Wanneer men zich bovendien de moeite zou getroosten de EEDE tussen Aardenburg en Slepeldamme aan het Zwin wat meer uit te diepen, dan zou zelfs de koppigste zwartkijker onder de indruk komen van de heel rooskleurige toekomstperspectieven.

Uit zowel geschreven als topografisch materiaal blijkt, en dit in tegenstelling tot wat voorheen door sommige auteurs werd aangenomen, dat de verbinding met het stadje Aardenburg wel degelijk werd tot stand gebracht.

Feit is dat de Gentenaars de rechten op het kanaal DE LIEVE kregen van Margaretha van Constantinopel en dat het gedeelte tussen AAR­DENBURG en SLEPELDAMME al begrepen werd in de werken van De Lieve zelf.

Zeer spoedig echter, reeds voor 1269, werd een zijtak aangelegd die naar DAMME leidde, terwijl het oorspronkelijk gegraven gedeelte naar Aardenburg sterk in betekenis afnam. Geen enkele oorkonde legt deze ommekeer uit. Er bestaan dus geen documenten die hierover uitleg verschaffen. We hebben er het raden naar welke de beweegredenen voor die nieuwe richting waren.

Aan het andere uiteinde wordt het gedeelte binnen het BRUGSCHE VRIJE (begonnen in 1262) in Damme uitgegraven. Een akte van Gravin Margaretha noemt het kanaal voor het eerst bij zijn naam in 1269.

Damme met zijn jaarmarkt, met het stapelrecht van wijn en haring, bood wel beschouwd misschien toch meer voordelen. Bovendien was Brugge vlakbij gelegen. Sinds 1180 moesten alle kleine vaartuigen die tot in Brugge wilden doorvaren, in DAMME versluizen.

Dus: Brugge had er alle belang bij dat De Lieve vanuit Gent in Damme aankwam.

Gent graaft de “Gentsche Lieve”: 1251

Voor het graven van een kanaal dat voor de Gentenaars de slagader van het verkeer moest worden, was de richting noorden (DE HONT) niet geraadzaam.

In de middeleeuwen had dit gedeelte van de Schelde niet het economisch belang dat het in de 16de eeuw wel zou krijgen, mede dankzij de diepte van de Scheldestroom en de bloeiperiode van Antwerpen. Wat de Gentenaars vooral aantrok: de ongemene levendigheid van de Brugse handel. Bovendien bestond er een groep welvarende stadjes: Damme, Monnikerede, Sluis, Hoeke, Mude.

Het graven kostte hopen geld. Groot was ook het pak klachten en processen bij dit delfwerk.

De baljuw van Brugge werd scheidsrechter. Enkele voorbeelden: Gent werd veroordeeld tot het betalen aan de Heer van Bonheem: 200 pond; aan de vazallen van Brugge: 100 pond; aan Lodewijk van Moerkerke: 300 pond.

Onmiddellijke gevolgen voor Gent:

De volle eigendom van het kanaal werd aan de stad Gent toegekend, het visrecht inbegrepen.

In Gent steeg de blijdschap ten top: het kanaal kreeg een zoete naamt de LIEVE. Ze liet Gent tot het summum van rijkdom en weelde stijgen.

Lodewijk van Crecy, graaf van Vlaanderen, bevestigde in 1322 het eigendomsrecht van Gent over de Lieve.

De verzanding vanaf de 14de eeuw

Het midden van de 13de eeuw mag zonder twijfel het gulden tijdperk der kanalen worden genoemd.

Honderd jaar later begon reeds de verzanding van het Zwin. In 1470 was Sluis reeds verzand en in 1520 was de haven van Damme verdwenen.

De Lieve bewees nog diensten aan de binnenvaart: oeverbewoners en kleine schepen. In 1596 telde de tolwachter te Damme nog 419 schepen waarvan 132 met hout geladen.

De bevaarbaarheid van de Lieve

Het kanaal liep over een hoogte.

Zonder een aantal rabotten zou de LIEVE nooit bevaarbaar geworden zijn, ze zou in de twee richtingen droog lopen. Rabotten te Raveschoot, Vinderhoute, Vronestalle... en ook te Damme hielpen de bo- ten “versassen”. Verbindingen met de LIEVE werden geweigerd, alleen werd toelating verleend voor waterleidingen. Zulks was het geval voor de abdij Zoetendale (1288), Maldegem (1322) en voor Moerkerke (1331).

Boten en vervoerde goederen.

Een beschrijving van de afmetingen der boten in 1429 leert ons dat de boten niet langer dan 15 voet (of 4,5 meter) zijn, niet breder dan 8 voet (of 2,30 meter) en niet dieper dan 3 voet (of 0,9 meter). In het “Cartularium van den Brugschen stapel” daterend van 7 november 1308 vinden we aanduidingen van de waren, bestemd voor de stad Gent: het koren voor de “Gentsche graanstapel”, de wijn als product voor de “Damsche wijnstapel” en andere ingevoerde producten zoals haring, “asch”, boter en vreemde bieren (“Duitsche”).

Afwatering van onze streek

De aanleg van de Gentse Lieve rond 1260 stelde het bestuur van de WATERING ZUID-OVER-DE-LIEVE voor een ernstig probleem.

Immers, door het graven van deze waterweg werd het gebied van de bestaande watering doorsneden en kon de afwatering niet meer haar noordwaartse loop volgen.

Bij vonnis van de Vierschaar van Brugge van 13 juli 1286 werd de stad Gent belast met het graven van een “Hoofdwatergang” langs de zuidelijke barm van de Lieve, vanaf de abdij van Zoetendale tot in de vestingen van Damme.

Door het beleg van Damme door de koning van Frankrijk in 1384 bleek de watering zodanig verziekt dat men uiteindelijk verplicht was om tussen de Lieve en de zee, nabij Sluis, een nieuwe watergang te leggen: het “Leet” of “Geleed”.

Hiervoor werd beslist dat er een volledig nieuwe waterloop gegraven zou worden vanuit de Hoofdwatergang (de Hoge Watering) aan de zuidkant van de Lieve, met een “conduut” onder de Lieve en dwars door de Wateringen van Sinte-Katelijne, Noord-Over-De-Lieve en Lapscheure.

2025 02 04 135755De pijl op de foto (links-rechts) geeft de loop van de Gentse Lieve naar Damme weer.
Onderaan rechts op de foto zien we nog een relict van een beschadigde buis in de oever: het enige wat nog rest van het eens zo mooie Lievekanaal (foto© Denis Raman).

Aldus vloeiden de wateren van Sijsele, den Brouck en Moerkerke Zuid-Over-De-Lieve in het Conduut, de Conduutput genoemd.

Een zuiger of sifon leidde het water onder de Gentsche Lieve langs het Geleed naar de hogere wateren van het Zwin. Het Geleed en het Conduut dateren van 1388.

Door het verdwijnen van de Lieve werd de sifon in 1860 opengebroken en zagen we een ijzeren buis in de plaats van de Gentse Lieve over het Conduut. Helaas, baggerwerken zijn de oorzaak van het verdwijnen van die buis in het voorjaar van 2002.

De Wateringen zijn de oudste openbare instellingen in onze streek

De watering van MOERKERKE strekte zich uit over de parochies Moerkerke, Sijsele, Damme, St. Kruis en Maldegem. Die watering splitste zich in Noord en Zuid. De scheidingslijn van beide wateringen was de LEIE VAN SPERMALIE (benaming tot in de 15de eeuw), nu de Hoge Watering (gegraven ten zuiden van de Lieve vanaf Zoetendale). De benaming ZUID-OVER-DE-LIEVE is later ontstaan. Deze afwatering leidde naar Damme.

De watering NOORD-OVER-DE-LEYE (nu NOORD-OVER-DE-LIEVE) leidde naar Brungeers in het Zwin.

Het eigendomsrecht van de Gentenaars op de Lieve

Het Schependom van Gent strekte zich uit op het kanaal en langs beide zijden. Op sommige plaatsen kochten de Gentenaars zich tot 200 meter diep in het land, hoeven en huizen inbegrepen. Daardoor hadden ze ook lasten te betalen: renten op gronden waarover de Lieve liep (als voorbeeld: te Raveschoot: betaling aan de grafelijke ontvanger); ze betaalden ook een schadeloosstelling aan:

  • -de tolhouders te Damme omdat, volgens een oorkonde van gravin Margaretha, schepen varende in de Lieve, vrij van tol waren,
  • -de proost van Brugge: voor de gronden op de Lieve in de omstreken van Moerkerke.

Toch nog even vermelden: daar waar het Vrije van Brugge begon, behoorden de Lieve en haar twee barmen aan het Schependom van Aardenburg.

Maar uit een Charter van Lodewijk van Nevers (1323) blijkt dat de Lieve VOLLEDIG onder het beheer van de Gentse Schepenen stond.

Bruggen over de Lieve in Moerkerke

De bruggen over de Lieve moesten door de Gentenaars onderhouden worden. Af en toe kwam er een aanvraag om een brug over de Lieve te bouwen. Soms gaven de Gentenaars toestemming: als zij maar niet voor de kosten opdraaiden.

Leestkensbrug.

De brug werd gelegd in de omgeving van het Hof van Jan de Baenst te Leestkens in 1467. Evenwel is deze brug vlug afgebroken, vermoedelijk omdat ze te laag gebouwd was.

Oostleyebrug

Een brug voor voetgangers alleen werd op het kruispunt van de Lieveberm en de huidige Vissersstraat op 29 juli 1844 over de Lieve gelegd: bouwheer was Franciscus SERRUYS (molenaar en olieslager) die de financiering voor zijn rekening nam. Gegevens brug: lengte 10 meter 4 dm, breedte 1 meter 6 dm. Voorheen was er een overzetbootje.

Westleyebrug of Keitebrug

Sinds eeuwen lag er over de Lieve een draaiende voetbrug op de Aardenburgse weg (nu Legeweg); ze dateerde van voor 1400. Op 26 november 1844 kreeg het Moerkerkse gemeentebestuur een aanvraag tot het bouwen van een brug over de Lieve: de Westleye­brug of de Keitebrug. Joannes Timmerman, landbouwer, betaalde de kosten.

Moerkerkebrug

Na het graven van de Lieve in de 13de eeuw was de enige verbinding in Moerkerke tussen het zuidelijk en het noordelijk gebied een brug over de Lieve, vandaar de eeuwenoude benaming “Moerkerke Brug”.

2025 02 04 135824De foto vanuit de Vissersstraat toont ons de molen van Serruys, later de molen van Schutyser.
Die stond op enkele meters van de bedding van de Gentse Lieve ter hoogte van de “Oostleyebrug”.

2025 02 04 135839Foto van een oude proceskaart die zich in het Bijlokemuseum van Gent bevindt en een beeld geeft van de bewoning rond de Moerkerkebrug.

Moerkerkebrug na 1830: De Burgerwacht

Na de onafhankelijkheid en de afscheiding met Belgie waren de Hol­landers misnoegd. Om een inval te verhinderen werd de Moerkerke­brug afgebroken tussen 30 maart en 1 april 1832 door een detachement militairen van de “Genie” van Gent. De bovenbouw van de brug was in hout.

Kort daarop werd een stenen brug gelegd. Rond die brug werden burgerwachten gei'nstalleerd deels uit vrees voor de Hollandse inmenging, maar ook bij bevel van de toenmalige burgemeester d’Hanins de Moerkerke in 1833.

Rene Snauwaert over de Burgerwachten op Moerkerkebrug

Toen ik Rene en Cecile Snauwaert-Coene op vrijdag 28 november 2003 ontmoette, zei Cecile dat ik met Rene wel wat kon praten, maar ze was bezig aan de 'schoonmaak op vrijdag' en dus... niet storen. Desalniettemin vernam ik bijzondere informatie over de vertakking van de Lieve en hoe de gemeente de omgeving van Moerkerkebrug liet bewaken. Rene Snauwaert vertelt dat hij pas in Moerkerke is gekomen in het jaar 1920. Woonde eerst in Sint-Kruis. Zijn vader Er­nest is geboren op 20.04.1892. Cecile is afkomstig van 't Molentje en dochter van August Coene. Ons gesprek ging doelgericht over de gronden van de Gentse Lieve en de Moerkerkebrug waar de familie Snauwaert akkers langs de Lieveberm West bewerkte en het sasje van de Lieve goed kende. Tot voor enkele jaren kon men nog zeer duidelijk de sporen van de aftakking van de Gentse Lieve naar het Kasteel van Moerkerke in hun landerijen volgen.

Rene: "Overal werden na de onafhankelijkheid van ons land Burger­wachten opgericht. Controle was er zeker nodig. Dit was een paramilitaire organisatie die na 1830 was opgericht om de orde in de steden en de gemeenten te bewaren in troebele tijden. Deze organisatie die soms door de burgerij werd gebruikt- of moeten we spreken van misbruik? - om stakers in de rug te schieten, werd omstreeks 1920 opgedoekt."

In zijn "Opzoekingen over Moerkerke- 1920-1925”, schreef onderpastoor Passchier het volgende:

In de nacht van 30 maart en l april 1832 werden de 'steenen brag van Leestjes' en 'houten brug op Moerkerkebrug' door een detachement van militairen van Gent, afgebroken. Kort daarna deed Moerkerke een voorlopige brug over de Lieve leggen. Enkele jaren later werd de brug in steen hersteld. Uit vrees voor de Hollanders stonden hier en daar wachters."

2025 02 04 135906Deze foto uit 1898 toont een Burgerwacht uit Sint-Kruis (net zoals er in Moerkerke een wacht werd opgericht) met o.a. uiterst rechts: Pringier (was in zijn jonge jaren lid van de Burgerwacht); 4de van links Jozef Van de Velde (vader was veearts in St.Kruis), en 2de van links Ernest Snauwaert (uit St.Kruis), vader van Rene Snauwaert echtg. Cecile Coene wonende in de Middelburgsesteenweg te Moerkerke-Damme (Verzameling Rene Snauwaert).

Maar de inwoners van Moerkerkebrug hadden redenen om te klagen. In zijn "Opzoekingen over Moerkerke- 1920-1925", schreef onderpastoor Passchier de oorspronkelijke brief van burgemeester d'Hanins over.

29 January 1833

"Wij hebben de Eer U te berigten dat wij dagelijks klagten gedaen worden door de inwoners dezer gemeente,wegens de passagie aen de. Moerkerkebrugge, om reden dat de militairen aldaer geplaetst zeggen dat wij niemand mogen laeten passeeren voor 7 uur 's morgens en later den 7 u.' s avonds. Veel inwoners zijn dikwijls verpligt ten 5,5 u. en 6 uds morgens te passeeren om naar hun werk te gaen. Diensvolgens wordt passagie gevraegt van 6 u. ' s morgens tot 9 u.'s avonds voor de inwoners der Gemeente

De Burgemeester

In het handschrift vinden we ook de “Naamlijst der beroepen ...der Burgerwagt van Moerkerke, uytmaekende 3 compagnien.»

2025 02 04 1359222025 02 04 1359402025 02 04 140005

Wordt vervolgd

Moerkerkebrug en De Lieve

Denis Raman

't Zwin Rechteroever
2009
03
076-087
BV
2025-02-04 14:07:39