De ophaalbrug over de Damse Vaart in Damme (deei 2)
Caroline Terryn
In de vorige bijdrage kon u kennis maken met een ontwerp voor een houten ophaalbruggetje over de Damse Vaart uit 1825. Het mooie plan zit in de mappen met Kaarten en Plans van het Rijksarchief van Brugge.1 Al die kaarten en plans zijn jammer genoeg uit hun context gerukt. Doorgaans werd zo’n plan opgemaakt als illustratie bij een dossier, maar jaren lang hadden archivarissen en verzamelaars de onhebbelijke gewoonte alle mooie stukken van tussen de saaie paperassen te halen om ze samen te brengen in een verzameling. Dat leverde een mooie collectie op, maar zorgde voor een groot verlies aan informatie. Zonder de context van het hele dossier wordt het immers moeilijk om het plan te interpreteren: waarom werd dit ontwerp gemaakt en - vooral: is dit ontwerp ooit uitgevoerd?
Ontwerp voor een houten ophaalbrug over de Damse Vaart uit 1825
Rijksarchief Brugge, Kaarten en plans, nr. 337
In Nederland ‘waterland’ staan nog veel dergelijke houten bruggetjes
We vonden deze foto via google op www. natuurbeleven.nl
Onze zoektocht naar de rest van het dossier heeft nog niets opgeleverd; noch in het Rijksarchief, noch in het Provinciaal Archief. In dit laatste archief zit wel een ander interessant dossiertje.2 De Provinciale Archiefdienst West-Vlaanderen, gevestigd in Sint-Andries beheert alle documenten die vanaf 1794 werden opgemaakt of ontvangen door de verschillende Provinciale Diensten. In 1821-1823 was er een aanvraag tot het inrichten van een barge Brugge-Sluis. Een barge is een trekschuit. Zo’n boot werd getrokken door paarden en voer op regelmatige basis van de ene stad naar de andere. Voor de komst van de trein was dit een van de meest geliefde transportmogelijkheden; bootje varen was veel gerieflijker dan per koets op hobbelig kasseibanen hossen.
Die aanvraag om een barge in te leggen werpt een licht op de situatie van het Napoleonkanaal in 1821. Enerzijds was een barge naar Sluis pas zinvol als het kanaal van Brugge tot Sluis was doorgetrokken, of als er tenminste plannen waren om dat te doen. Anderzijds was varen op het Napoleonkanaal pas mogelijk als alle vaste bruggen vervangen werden door ophaalbruggen. Volgens de stadsrekeningen van 1825 had Damme in 1818 een brug over het Napoleonkanaal gefinancierd3;
1818, dat was vijf jaar na de grote delfwerken in Damme; voor het Napoleonkanaal werd immers het noordelijke stadsdeel gesloopt. Vijf jaar na de werkzaamheden kwam er dus eindelijk een brug. Aangezien Damme die brug zelf bekostigde was het wellicht een eenvoudige, vaste brug voor lokaal gebruik. Veel schepen zullen er toen immers niet gevaren hebben op het nieuwe kanaal, want het liep van Brugge naar ... nergens. De graafwerken aan het Napoleonkanaal waren in 1810 begonnen, maar toen Napoleon in 1815 in Waterloo verloor, was zijn kanaal nog maar halfweg gegraven. Het kanaal moest een militair doel dienen: via het kanaal Brugge -Breskens moest Napoleons oorlogsvloot sneller van zijn Noord-Franse havens naar de Westerschelde en Antwerpen varen; sneller dan via het bestaande kanaal Brugge-Gent en de Schelde. Antwerpen werd uitgebouwd tot de centrale marinebasis van waaruit het Europese vasteland moest beschermd worden tegen Britse aanvallen.
In 1815 was enkel het deel van Brugge tot Fort Sint-Donaas gegraven. Fort Sint-Donaas, op 5 km van Sluis, was een van de vele grensversterkingen. Er waren er 170, de ene al groter dan de andere en allemaal met elkaar verbonden tot een linie, aan deze of gene zijde van
de grens. Deze ‘Staats-Spaanse linie ’ ontstond tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648), die een combinatie was van een onafhankelijkheidsstrijd en een godsdienstoorlog. Vanaf de kust tot Antwerpen werden toen aan weerszijden van de grens verdedigingslinies gebouwd. In het Zuidelijke Spaans-Katholieke kamp werden de stellingen steevast aan Heiligen opgedragen. Ook de zeven bastions van de versterking van Damme hadden elk hun eigen patroonheilige. Het recent herstelde deel werd beschermd door aartsengel Michael. Sint - Donaas, de patroonheilige van de toenmalige kathedraal van Brugge op de Burg, viel de eer te beurt om de Verse Vaart te mogen verdedigen. Het Fort Sint-Donaas was een eenvoudige vierkante wal waar middenin een houten uitkijktoren. Daar werd constant de vijand in Sluis (L’Ecluse) in de gaten gehouden.
Deze kaart hebben we uit een reproductie, jammer genoeg zonder datering; het belang waarmee de Lieve aangeduid is, laat ons vermoeden dat ze door militairen werd opgesteld, want voor burgers was dit middeleeuwse Lievekanaaltje amper nog van tel: alle grotere schepen voeren sinds de 17de eeuw immers langs het Kanaal Brugge -Gent. Het Lievekanaal kon nog wel dienst doen als makkelijk te verdedigen linie. Aangezien de kaart Franstalig is, zou ze door het Franse leger kunnen zijn opgesteld. Aangezien Damme nog zonder hoornwerk is afgebeeld, kunnen we ze misschien in de tweede helft van de 17de eeuw dateren. We kozen deze kaart omdat ze duidelijk maakt dat het Napoleonkanaal meer was dan het verbreden van een bestaande waterloop. De korte, rechtstreekse verbinding tussen Brugge en Sluis,via Damme uit de 12de eeuw was in de 16de eeuw immers verlaten. In 1566 werd een nieuw kanaal in gebruik genomen. Deze Verse Vaart - hier Canal de S. Donas genoemd - liep met een grote bocht rond het hopeloos verzande Damme. Veel impact had dat nieuw kanaal overigens niet, want twee jaar later brak de Tachtigjarige Oorlog uit en in 1604 werd Sluis voorgoed veroverd door de Noordelijke Nederlanden. Daardoor hadden de Zuidelijke Nederlanden geen toegang meer tot de zee via Sluis en het Zwin en zo werd de Verse Vaart vrijwel nutteloos.
Toen Napoleon in 1810 opdracht gaf tot het graven van een kanaal van Brugge naar Breskens koos hij de kortste en dus rechte weg, dwars door Damme. Tussen Brugge en Damme volgde het Napoleonkanaal het middeleeuwse Reiekanaal dat verbreed werd van een vijftal meter tot 35 m. Tussen Damme en Bekaf in Oostkerke volgde het de oude bedding van het Zwin. Dat stuk was al meer dan twee eeuwen in onbruik en heette dan ook ’Verloren Rek’ of ‘Veloren Eynde’.
Napoleons Spaanse dwangarbeiders waren in 1815 geraakt tot Fort Sint-Donaas. De 5 km tot Sluis werd pas een halve eeuw later gegraven, in 1858. Nochtans waren er al voordien plannen om het kanaal te verlengen. In de Hollandse tijd (1815-1830) zouden er zelfs plannen zijn geweest om het kanaal toch door te trekken tot Breskens, maar dan niet als scheepvaartkanaal voor de oorlogsvloot, maar wel als afwateringskanaal. Merkwaardig om niet te zeggen onwaarschijnlijk, want de afwateringssystemen bestonden al eeuwen en waterden al eeuwen uit in het Zwin. Waarom dan een nieuw, lang kanaal?
Volgens de literatuur zou de Damse Vaart dus pas in 1858 tot Sluis zijn doorgetrokken. Merkwaardig, want in Nederland is Willem I gekend als de Koning-kanalengraver. Ook in Vlaanderen liet hij zich niet onbetuigd: hij voorzag Gent van een nieuw Zeekanaal: Gent - Terneuzen, de verlenging van de Sassevaart. Hoewel pas in 1858 de Damse Vaart verlengd zou zijn tot Sluis, zijn we toch van mening dat al veel vroeger, wellicht nog in de Hollandse Tijd, dus voor 1830 het ophaalbrugje gerealiseerd werd dat we kennen van het plan uit 1825.
Het enige bewijs dat we daarvoor kunnen aanhalen is een reisverslag van Stijn Streuvels en een schilderij van zijn reisgenoot Emmanuel Vierin uit 1921, bijna een eeuw later. Toch is het bewijs van schrijver en schilder erg overtuigend. Stijn Streuvels beschreef met verve de boottocht naar Damme:
Aan het eind der lijnrechte vaart ziet men een fijn wit molentje en het getuig eener houtene ophaalbrug ... Die ophaalbrug ... zo karaktervol in ‘t landschap zal eerstdaags verdwijnen en door eene moderne, niets-zeggende draaibrug vervangen worden. Haar beeld, weerspiegeld in ’t kanaalwater brengt den schilder op het doek als eene herinnering aan ’t geen geweest is...
Wij vonden dit schilderij terug en oordeel zelf: is dit Damme?
De houten brug door E. Vierin toont wel degelijk een houten ophaalbrug zoals die van het plan van 1825 en die brug ligt ontegensprekelijk over de Damse Vaart in Damme, op enkele meters van de huidige brug. We kwamen dit schilderij op het spoor dank zij Danny Lannoy, schepen van cultuur in Knokke en curator van de tentoonstelling Impressionisten in Knocke, in CC Scharpoord, in 2007. Hij bracht ons in contact met de familie Vierin die ons op haar beurt in contact bracht met de eigenaar; het schilderij is momenteel in prive-bezit. De eigenaar was zo vriendelijk het op Erfgoeddag in bruikleen te geven voor de tentoonstelling van Erfgoed Damme vzw: Wordt verwacht in Damme, langs de kanalen. U kan het schilderij volledig en in kleur bekijken op www.erfgoeddamme.be. En juist die kleuren zijn prachtig. Emmanuel Vierin (1869-1954) was net als de meeste impressionisten een bezield colorist. Stijn Streuvels beschreef graag hoe Vierin zijn ezel ergens plantte en begon te schilderen met kleuren: “een mengelmangel van rood-en-groen op de verweerde daken, eene verscheidenheid van vergaan wit-en-blauw op de oude muren, eene ongrijpbare tint van afgebleekt groen op ramen en luiken, fluweel-purperen schaduwvlekken op het grasplein ...” 4
Streuvels en Vierin waren boezemvrienden. “In zijn boek Herinneringen uit het verleden (1924) denkt Stijn Streuvels terug aan de heerlijk rustige dagen die hij in de zomer van 1921 met de schilder doorbracht in Damme en omgeving, ... In Streuvels verhalen over Damme zitten een paar beschrijvingen die tot in de details overeenstemmen met schilderijen die Vierin in het stadje of de omgeving maakte... “5 In de catalogus van de overzichtstentoonstelling in Kortrijk, zijn geboortestad, in 2004 werden verschillende werken opgenomen. Ook op de site www.emmanuelvierin.be staan enkele zichten, o.m. van de Damse Vaart.
De jarenlange vriendschap tussen de twee Kortrijkzanen leverde ook een karakteristieke woning op, nu museum in restauratie. In 19041905 bouwde Joseph, de broer van Emmanuel Vierin voor Streuvels het droomhuis ‘Het Lijsternest’ in Ingooigem, een synthese van de Vlaamse landelijke architectuur.6 Uitgerekend daar waren de vrienden ook in 1921 nog naar op zoek in Damme, uit vrees voor de teloorgang van het erfgoed.
Deze vondst van het ophaalbrugje werpt ook een ander licht op de huidige brug. Deze metalen constructie op stenen brugpijlers zou dus pas van rond 1923 dateren! Tot 1944 functioneerde ze als draaibrug. Op 11 September, vlak voor de komst van de bevrijders van de Tweede Wereldoorlog, dynamitteerden de Duitse bezetters de brug om de opmars van de geallieerden af te remmen. Deze geschiedenis is alom gekend, maar wat niet in de literatuur te vinden is, is dat de brug pas rond 1923 werd gelegd.
Integendeel, de Inventaris van het Bouwkundig erfgoed meldt over de Damse Vaart: “Ook ingenieur Ulrich Kummer (Maubeuge, 1792- Antwerpen, 1862) wordt betrokken bij het project en krijgt er na enige jaren de leiding over. Hij zorgt tevens voor de bouw van de (thans verdwenen) draaibrug over het kanaal ter hoogte van het Damse stadscentrum.”7 Deze passage is onjuist, in die zin dat ir. Kummer wel van 1812 tot 1814 en weerom vanaf 1818 tot 1823 betrokken was bij de Damse Vaart, maar in 1823 verliet hij Brugge voor Charlerloi.8 “In 1817 was Kummer werkzaam aan diverse bruggen in Brugge, o.a. de draaibrug van Schipsdaele”.9 Het is evenwel heel onwaarschijnlijk dat Kummer ook voor een draaibrug in Damme zou gezorgd hebben, want dan had hij dat moeten doen voor zijn vertrek naar Charlerloi, dus voor 1823.
Als Kummer voor 1823 Damme een draaibrug had bezorgd, waarom zou architect J. De Brock, ingenieur der lste Klasse van den Waterstaat dan kort nadien een ontwerp maken en waarom moest de hoofdingenieur van de Provincie West-Vlaanderen dat op 3 februari 1825 goedkeuren?
Het lijkt dan ook veel logischer dat er anno 1825 in Damme geen draaibrug lag, maar een eenvoudig bruggetje. Als men ooit de Damse Vaart rendabel wilde maken door hem door te trekken en bevaarbaar te maken tot Sluis, dan moest dat vaste bruggetje vervangen worden. Het feit dat Vierin in 1921 een houten ophaalbrug schilderde - waarvan Streuvels betreurt dat ze eerstdaags door een metalen draaibrug gaat vervangen worden - bewijst dat er een ophaalbrug gelegen heeft. Het feit dat die houten brug op het schilderij sterk lijkt op het ontwerp uit 1825, bewijst dat het ontwerp wel degelijk gerealiseerd is. Aangezien tussen 1830 en 1839 Belgie een onafhankelijkheidsstrijd voerde en de scheepvaart naar Sluis wellicht geen prioriteit genoot, zal die ophaalbrug voor 1830 gebouwd zijn en bijgevolg menen wij te kunnen aantonen dat Damme bijna een eeuw lang een houten ophaalbrug had over de Damse Vaart.
Voetnoten
- Rijksarchief Brugge, Kaarten en plans, nr. 337
- Provinciale Archiefdienst West-Vlaanderen, archief 1815-1830/reeks 1/ P.B./239a
- Vandenberghe, p. in HOSTE, H. Damme
- Stijn Streuvels, Herinneringen uit het verleden, Tielt, 1924, p.
- Biografe Isabelle De Jaegere op emmanuelvierin.be
- Idem
- Inventaris van het Bouwkundig erfgoed. Damme, dl 1, p. 45
- INDEKEU B., Een halve eeuw ten dienste van de Belgische waterwegen en dijken : Ulrich Kummer (1792-1862), ingenieur van bruggen en wegen, in Monumenten & Landschappen, jg. 23, nr. 3, 2004, p. 4-7.
- idem