☰ Extra

We sliepen in 't couvent - Leven en werken op de hoeve - 1938-1943

Wilfried Morre

2025 02 03 131749Andre Haegeman
Foto © Hendrik Deleyn

Op zoek naar beoefenaars van oude ambachten en beroepen, hadden we het geluk een inwoner van Den Hoorn bereid te vinden ons te vertellen over zijn jeugd en de jaren die hij doorbracht als hoeveknecht voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog. Aan het woord is een gastvrije en welbespraakte Andre Haegeman:

"Ik ben geboren op 22 juli 1924 op Stuivenberge, hier op Den Hoorn, in een heel gewoon arbeidersgezin. Mijn vader was Henri Haegeman, mijn moeder heette Emma Vercruysse. Vader was vlasbewerker en landarbeider. Na de Eerste Wereldbrand heeft hij ook een paar jaar in Noord-Frankrijk geholpen bij de opruimingswerken van de frontgebieden, zodat het land weer veilig bewerkt konden worden (vullen van bomkraters, effenen van velden en akkers, ...).

Ik was het vierde van elf kinderen, waarvan er nu nog twee in leven zijn, mijn broer Arnold die in Heist woont en ikzelf. Achterin de jaren '20 van de vorige eeuw zijn vier kinderen jong gestorven en in 1943 stierf ons elfjarig zusje Godelieve. Mijn broer Georges en ik zaten destijds in Duitsland als opgeeiste arbeiders. Moeder was toen al overleden, dus had vader het heel lastig in volle oorlog.

Ik ging hier op Den Hoorn naar school, bij de Zusters Maricolen. Er was toen ook al een groot "klassenverschil" en het viel meer op dan nu: sommige kinderen van meer begoede ouders brachten vlees, boter, melk en zo meer mee voor de nonnen, en wij als werkmanskinderen zaten letterlijk en figuurlijk achteraan. Ik weet nog goed hoe ik op mijn Plechtige Communie het statusonderscheid nog scherper aanvoelde: welstand uitte zich in dikke missaals, goud op snee, de meisjes waren in het lang wit, er waren de grote, dikke kaarsen met blauwe linten van wel een meter lang die de communicanten torsten...De kaarsen die ik had, waren twee snotkaarsen onder mijn neus!Andre Haegeman Foto © Hendrik Deleyn

Maar er was hier ook een rechtvaardige, correcte non: Zuster Honorine. Zij plaatste ons direct in het studiejaar waartoe ze ons bekwaam achtte. Ze gaf les aan het zesde, zevende en achtste stu­diejaar, dat was de vierde graad. Ik heb ook aan het examen meegedaan: ik was goed, boven de middelmaat.

1938. Ik was 14, de schooltijd was voorbij en het werd de "bazasse", zoals de knapzak van de arbeider genoemd werd. Mijn eerste werk was aardappelen rapen bij de boeren; nadien werd ik in Sluis manusje-van-alles in een pensionaat voor Franse rijkemanskinderen: hulp in de keuken, slaapzalen opruimen, alle soorten klusjes. Maar op 1 September 1939 viel Hitler Polen binnen, Frankrijk verklaarde Duitsland de oorlog. Gevolg voor het Franse jongenspensionaat in Sluis: leerlingen naar huis, school dicht en Andre zonder werk. Omdat Belgie mobiliseerde, moest de 19- jarige Andre Timmerman, zoon van Jules en nu nog in leven, naar het leger en werd er uitgekeken naar een vervanger voor hulp op de hofstee langs de Damweg. En zo werd Andre Haegeman dus hoeve- knecht.

Ik werd meteen goed opgevangen en maakte om zo te zeggen deel uit van het huishouden, het was echt een meevaller voor een vijftienjarig knechtje.

Zoon Maurice (ook hij leeft nog) en ik sliepen in de paardenstal, in het "couvent" zoals dat heette, dat is een ingemaakte bedstede met lakens, dekens en een kafzak als matras. Met schuifpanelen kon de "privacy" verzekerd worden. Slapen in zo'n proper couvent is heel aangenaam (bij zoverre dat ik tijdens de hachelijke meidagen van 1940 weigerde om binnenshuis de nachten door te brengen, hoewel daar om veiligheidsredenen werd op aangedrongen).

2025 02 03 131816Andre Haegeman bij de twee lindebomen aan de ingang????
Foto © Marc De Baets

In de zomer kwetterden de zwaluwen, die hun nesten binnen in de stal onder de balken hadden gebouwd, ons wakker. Om 5 uur stonden we op. Mijn werk bestond in het helpen verzorgen van de dieren; dochter Julienne was mijn goede lerares bij het melken van de koeien, er waren er een 15 -tal en ze hadden een naam: Blanche, Blare, Lies, de Schuwe, de Taaie... Over het algemeen - dat hing van het weer afstond het melkvee van 1 november tot 1 april op stal. Wanneer de koeien in de weide liepen, haalden Julienne, haar zus Marie en ik ze 's morgens binnen voor het melken. De dieren kwamen graag mee om verlost te worden van hun dikke uier. Ze kregen een beetje voer en dan werd de melk afgeroomd, alles werd proper gemaakt en Blanche en haar collega's mochten weer gaan grazen.

Ondertussen draaide het al rond zeven uur, we wasten onze handen en verfristen ons aan de pomp alvorens aan de keukentafel te ontbijten, meestal boterhammen met een "schel" hesp en koffie.Voor en na elke maaltijd werd steevast gebeden, moeder Pharailde "las" voor: kruisteken, drie Onze Vaders en drie Weesgegroeten.

's Winters stonden de dieren op stal en moest ik tussen de "slieten" (1) lopen met een emmer water om ze te laten drinken. Ze kregen rapen en bieten uit de mand en dan volgde het dagelijks proces van melken en afromen. Na het ochtendmaal moesten de stallen uitgemest worden, een lastig werk: met de "meshaak" de zware, natte "klatten" stro naar buiten op de mesthoop trekken, daarna de stal schuren, vers stro onder de dieren spreiden en ze nog wat voederen. Dan was het weeral tijd om voor het eten te zorgen voor de volgende voederbeurt: aan de scherfmolen met de hand rapen en bieten in scherven malen en stro en hooi gereed leggen. Zo verliep de voormiddag van de koeiersknecht. 's Avonds was dat dezelfde ceremonie en moest het voer voor 's morgens klaar worden gezet. Wanneer alles klaar was, draaide het al rond een uur of zeven, iedereen ging aan tafel, bidden, eten en dan slapengaan in de paardenstal, in ons couvent.

Zoals gezegd, brachten Maurice en ik daar de nacht door en vooral wanneer een paard ging kachtelen, moest er gewaakt worden. Daar hadden we het vol­gende op gevonden: rond het het lijf van dat paard bonden we een koord en maakten het uiteinde ervan vast aan ons hoofdkussen. Wanneer het dier zich dan neerlei voor de geboorte, werd het kussen van onder ons hoofd getrokken waardoor we wakker schoten. Meer dan eens echter waren we zo moe van het werken dat we niets gewaar werden en liep het veulentje al vrolijk rond wanneer we 's morgens het couvent opentrokken...

Op de hofstede waren er drie paarden: Vos, Pluim en Ras. Zoon Maurice was de grote paardenmenner en met het derde paard, Ras, moest ik leren werken. Het tuig waarmee de dieren werden ingespannen en gemend, bestond hoofdzakelijk uit het gareel, de breidel en de lijn. De trekstrengen van een paard werden vastgemaakt aan de "hameschink"(2); voor een gespan van twee paarden werd een "zwingsel" gebruikt (3). Een paard luisterde naar deze bevelen: ju, jutsom (rechts), herom (links) en ...oooow! Dat deed ik erg graag, het werk met het paard op de wijde velden, ploegen, eggen. De vruchtbare grond - niet te zwaar, niet te licht - leende zich uitstekend voor de teelt van de meest verscheidene gewassen: tarwe, rogge, haver, gerst, aardappelen, erwten, koolzaad, paardenbonen en in het najaar bieten en rapen.

Om de oogst "af te doen" werd een "afleggerke" ingezet, een lichte maaimachine waarop een man zat die het maaisel om de zoveel meter wegschoof waarna het door volgers op hoopjes werd gelegd en gebonden tot schoven die tenslotte schuin tegen elkaar werden rechtgezet om het graan gelegenheid te geven te drogen. Die werkwijze heette "stuiken"[uitgesproken: "stuken"]. Een stuik bestond uit omtrent 12 schoven (4).

Nadat de oogst was binnengehaald, moest er gedorst worden. Op Den Hoorn kon daarvoor beroep worden gedaan op Cyriel De Baere die met een grote dorsmachine naar de boerenhoven trok. Erwten werden gedorst met de "vlei", de dorsvlegel, ook roggestro werd zo bewerkt en diende om de hooischelven te bedekken om ze tegen regen en sneeuw te beschermen. Dat deden we in de winter.

Een horloge hadden we niet echt nodig om te weten wanneer het middag was: als de wind in het zuidwesten zat, hoorden we rond kwart voor twaalf "den Beir", zo noemden we de zware fabriekssirene van de "Brugeoise". Het betekende dikwijls ook dat we ons aan regen konden verwachten. Zat de wind in het oosten, dan hoorden we klokgelui vanuit Middelburg. Tegen twaalf uur waren we terug op het hof, de paarden wer­den uitgespannen en we gingen aan tafel, eerst bidden en dan aardappelen, zelfgekweekte groenten en vlees. Er werd tweemaal daags "warm" gegeten. 's Avonds was er soms ook wel eens "keirepap", karnemelkpap.

Wanneer we op de akker werkten, kwam Pharailde 's namiddags met koffie en boterhammen met smout, hesp, "oofvlakke" of droge worst en confituur en namen we een kwartiertje rust langs de graskant. Honger heb ik er nooit gehad.

Als ontspanning viel er niet veel te beleven. Op de winteravonden werd er thuis meestal gekaart: bieden, sollen, afleggen; in de Vissersstraat in Moerkerke, rechtover de melkerij, was er destijds een gezellig cinemazaaltje waar ook toneelvoorstellingen werden gehouden. 's Zomers hielden de boerenzoons onderlinge behendigheidsen snelheidswedstrijden met de paarden. Af en toe kwamen op een afgeschafte zondag, een "mesdag", de boerenzoons en -dochters samen voor een pannenkoekenbak, zo leerden ze elkaar beter kennen en er werd gedanst. De accordeonist kende maar drie deuntjes, maar het ging toch en ze maakten plezier.

Vrijdag 10 mei. Mooi weer. In de vroege morgen hoorden we geronk, geroffel en ontploffingen. Toen we de koeien om 5 uur uit de weide haalden om te melken, was de oorlog ook al bij ons. Al gauw zagen we grote zilveren vogels met een kruis op de romp en een hakenkruis op de staart. Er werden bommen gegooid op de Leeskensbruggen en op het vliegplein van Knokke om de luttele tweedekkertjes onklaar te maken.

2025 02 03 131845Een kiekje uit de oude doos: Andre Haegeman in het raketdeurtje van de schuur van Jules Timmerman, winter 1941-1942.
fotoverzameling Andre Haegeman

Op zondag 12 mei, Sinksen, zijn Marie (nu nog in leven) en ik met de fiets doorheen de chaos van soldaten en vluchtende burgers op zoek gegaan naar zoon Andre omdat zijn ouders hem nog wat geld wilden toestoppen. We vonden hem op een hoeve tussen Oedelem en Beernem. Daar heeft Marie hem met haar Kodakske nog een paar keer op de gevoelige plaat gebracht.

Na drie of vier dagen kwamen Franse soldaten voorbij om de Belgen te helpen. Wat een slonzig, vuil, ouderwets leger: nog de wapens van '14-'18 uit het museum en maar wijn drinken. Na een paar dagen waren ze hier terug, nog slonziger en zich rap uit de voeten makend, geen tijd voor niets: vluchten, vluchten. Tot lang na de overgave op 28 mei zagen we die grote zilveren vogels, de Messerschmitts, de Stuka's, de Dorniers, de Heinkels met oorverdovend geraas boven ons in de richting van de zee vliegen: Britten, Fransen en Belgen zaten ingesloten langs de kust. En toen kwam het grijze leger hier aan: statig, gedisciplineerd en gemotoriseerd...

In de zomer werd een vliegplein aangelegd in Male, Sint-Kruis. Aannemers moesten hangars bouwen en bij de boeren werden paarden, karren en begeleiders gevorderd voor vervoer van materialen. Ik heb dat gedaan als 16jarige: langs Leestjens naar Male -de bruggen hier waren kapot- met Vos, het oudste paard, om op het vliegplein graszoden en aarde weg te voeren met de kar.

In het najaar van 1940 kwam zoon Andre terug uit Frankrijk, dus waren we op de hofstee nu met drie weerbare jonge mannen. Ondanks de oorlog gingen het leven en het werk op de hoeve min of meer gewoon door. In 1942 begonnen de opeisingen om in Duitsland te gaan werken en ook ik stond "voor het gat", zoals ze zeggen: ik werd opgeroepen naar de Werbestelle in Brugge, die was toen in de Oude Burgstraat, waar nu de Gilde is, de diensten van de Christelijke Mutualiteit. En op 28 april 1943 was mijn carriere op het boerenhof voorbij en zijn we met een grote groep vertrokken naar Duitsland. Maar dat is een ander verhaal dat ik jullie misschien later zal vertellen."

Voetnoten

  1. Sliet: "Cel of logie met berd en latierboomen afgezet, waarin een koe, een peerd, enz. vastgebonden staat op stal." (L.L. De Bo-Westvlaamsch Idioticon, 1892)
  2. Hameschink(= Haamschier): "Kleene zwingel waar de trekstrengen van een peerd aan vastliggen...( idem)
  3. Zwingsel, zwinkel, zwingel: "Het groote dwarshout van den dijsel"...(idem)
  4. Wie van nabij eens wil meemaken hoe dat alles in zijn werk gaat, moet beslist in augustus een kijkje nemen op de hoevefeesten in Vivenkapelle. Daar worden met authentiek materiaal demonstraties gegeven van maaien, binden en stuiken (N.v.d.r.).

We sliepen in 't couvent - Leven en werken op de hoeve - 1938-1943

Wilfried Morre

't Zwin Rechteroever
2008
01
009-015
BV
2025-02-03 13:24:03