☰ Extra

2025 02 03 105602Dit grote boek uit 1547 heeft een prachtige lederen band met het wapen van Castillie-Leon.2 Het maakt deel uit van het archief van de Spaanse Naties, dat sinds 1705 bewaard wordt in het Stadsarchief van Brugge.1 De Naties waren de belangenverenigingen van vreemde kooplieden in Brugge. Midden 16de eeuw waren er in Brugge naast de Natie van Castillie en Leon ook nog andere naties uit Spanje, zoals die van Biskaje op het gelijknamige plein.

Jaarlijks kozen de naties een nieuw bestuur van drie consuls. ‘Clemente del Castillo’, kasteelheer van Moerkerke, was verschillende jaren Consul van de Natie van Castillie in Brugge: in 1588 was hij Derde Consul, in 1596 en 1606 was hij Tweede Consul.3 Van 1605 tot 1609 leidde hij de delegaties die de wolstapel - die tijdelijk naar Rijsel was overgebracht - terug naar Brugge zouden brengen.4

Was Clement de Castillo een echte ‘caballerro’? Heer van Moerkerke van 1587 tot 1609

Caroline Terryn

In het septembernummer kon u kennismaken met deze kasteelheer.5 We bespraken toen de winterverblijven van enkele Moerkerkse heren, naar aanleiding van Binnen en Buiten. Winter- en zomerverblijven van de Brugse elite. Fietsen langs kastelen, wandelen langs stadspaleizen, een brochure die tot stand kwam in het kader van Open Monumentendag 2007. We gingen toen op zoek naar het Brugse adres van Clemens van Castillie. En, bingo: in het Stadsarchief van Brugge vonden we zijn adres: in het Koesteertstraatje, de huidige Pieter Pourbusstraat nrs 3 en 5.

In datzelfde artikel vroegen we ons af wie Clement de Castillo was: was hij net als zijn schoonvader een rijke wolhandelaar of was hij een Spaanse edelman, een ‘caballero’, die een rijke burgerdochter huwde? Misschien was hij immers een telg van het geslacht ’de Cas­tillo’. Volgens Van Hoorebeke die in 1894 een stamboom opstelde van de Gentse familie ’de Castillo’, kwamen zij als Spaanse edelen naar hier. Ze waren niet zomaar een Spaanse familie ‘Vande Kasteele’, maar ze waren - althans volgens Van Hoorebeke - werkelijk ’de heren van Castillie’, een Spaanse landsstreek met Burgos als hoofdstad. Zo was Pedro de Castillo - vader van Catalina, die op 25.10.1511 in Brugge trouwde met Francisco del Rio - en zelf getrouwd met Francisca de Lopez Pardo, ‘regidor’ van Burgos en ridder van de Orde van Sint-Jacob. Zijn zoon en opvolger Juan, ook regidor (raadslid) van Burgos en kommandeur van dezelfde ridderorde, was veldmeester van de ruiterij van Karel V in de Nederlanden; de volgende generatie de Castillo waren raadsheren van Filips II. Via huwelijk kwamen ze in bezit van de heerlijkheid Eeghem en kochten ze o.m. de heerlijkheid Vlienderbeke; in de 17de eeuw waren ze grootgrondbezitter in het Gentse, met winterresidentie in Gent.6 Zoals beloofd, zijn we op zoek gegaan naar de banden van Clement met deze adellijke familie. We hebben eerst nagekeken of zijn familie adelbrieven bezat.

Een adelbrief was een officieel document waarin de vorst je adellijke status bevestigde. Vanaf de 16de eeuw kon men zich niet langer ongestraft als edelman voordoen: je moest je adelbrieven kunnen voorleggen. In de middeleeuwen bestonden nog geen adelbrieven. Toen was je een ridder als je je als dusdanig kon gedragen: je moest een paard en wapenuitrusting hebben en een legertje voetknechten kunnen onderhouden, zodat je de vorst kon steunen in zijn militaire avonturen. Enkel wie voldoende land had - en boeren om het te bewerken - kon er zo’n levensstijl op na houden. Hoe meer land en opbrengst, hoe beter je je vorst kon dienen en hoe meer land je van hem in leen kreeg. Tenminste als je de veldslag overleefde. Zo simpel allemaal...

Maar, toen de steden tot ontwikkeling kwamen, vanaf de 11de eeuw, ontstond een nieuw soort rijken: burgers die door handel te drijven een kapitaal bij elkaar rijfden. Ze werden rijk door iets met winst te verkopen; kwestie van rekening te houden met vraag en aanbod. La­ter werden er hogere winsten geboekt door verfijndere financiele technieken als lenen tegen interest en doordat - door de ontdekkingsreizen - steeds van verder, exclusievere producten konden ingevoerd worden. Naarmate de geldeconomie evolueerde kwamen er alsmaar meer nieuwe en grotere vermogens bij. Al die nieuwe rijken gingen zich gedragen als degenen die van oudsher rijk waren: ze kochten een groot gebied, lieten een wapen ontwerpen, droegen een sabel, ... Kortom, ze maten zich een adellijke status aan. De kans dat ze hun vorst ook daadwerkelijk militair moesten gaan steunen werd geringer aangezien die om langs om meer een professioneel leger met huursoldaten verkoos. Rijke burgers wilden adel lijken om het prestige, maar ook om de voorrechten. De adellijke privileges, zoals door een speciale rechtbank berecht worden, waren niet te versmaden en golden zowel hier op aarde als in het hiernamaals. Zo mochten enkel adel en clerus in het kerkkoor bidden en begraven worden en dat was natuurlijk dichter bij het altaar, dichter bij God. De oude adel zag uiteraard niet graag dat er alsmaar meer nieuwe adel bij kwam; immers: hoe talrijker, hoe minder exclusief. De adellijke stand dreigde te ontwaarden. Zij eiste dan ook paal en perk te stellen aan die toevloed van nieuwe adel. Daarom moest men vanaf de 16de eeuw adelsbrieven kunnen voorleggen. Zo ontstonden de adelsbrieven.

Deze verklaring is iets ingewikkelder, genuanceerder, kortom wetenschappelijker uiteengezet in het Wapenboek van de Belgische adel.7 We raadpleegde dit boek om te weten of de familie de Castillo in de adel en dus in dit boek was opgenomen. Het werk bestaat uit vier dikke delen en is in elke grote openbare bibliotheek te vinden. Alle Belgische edelen staan er in, t.t.z. je kan opzoeken wanneer een fami­lie haar adelbrieven kreeg. De familienamen staan in alfabetische volgorde. Wie weet staat de uwe er ook in! De kans is eerder gering want amper 3% van de bevolking behoorde tot ‘the happy few’. Het naslagwerk is vooral gebaseerd op de archieven van de vorst die de adelbrieven uitdeelde. Hij beloonde er trouwe aanhangers mee en spekte ook zijn kas, want voor de adelbrieven moest betaald worden. Zijn administratie bewaarde uiteraard telkens een kopie om mogelijke vervalsers te ontmaskeren. Niet enkel bevestiging en verheffing tot de adel, maar ook rangverhoging werd genoteerd. Er bestond immers een hele adellijke hierarchie. Die verschilde van streek tot streek en van periode tot periode. Tot aan de Franse Tijd (1795-1814) - toen de Franse Revolutionairen ook in Vlaanderen iedereen gelijk voor de wet maakten - bestond hier de laagste categorie van de bevoorrechte klasse uit ‘jonkheren en jonkvrouwen’; in het Frans: ‘sieurs et da­mes’, vandaar ook de term ‘sire’. Boven deze lagere adel stonden in de 16de tot 18de eeuw de ridders. Het verschil tussen beiden was bovendien dat de eerste titel erfelijk was en de tweede persoonlijk: je kon dus niet de titel van ridder doorgeven aan je nageslacht en je kon ook niet als riddertje geboren worden; wel als jonkertje.

Op naam van de familie de Castillo vermeldt het wapenboek geen adelsbevestiging, noch -opname, maar wel drie maal een ridderslag: in 1520 werd Jean de Castillo geridderd, in 1620 een zekere Antoine Fernandez Castillo en in 1678 Pierre de Almiron de Castillo. Aangezien enkel jonkers geridderd konden worden, mogen we veronderstellen dat er toen binnen het grondgebied van het huidige Belgie een adellijke familie (de) Castillo leefde.

De vraag is natuurlijk of onze Clement van Castillie, die rond 1600 leefde, met hen verwant was. Daarvoor moesten we de archieven raadplegen.

In het Stadsarchief van Brugge (SAB), dat gevestigd is op de Burg, naast de zaal met de indrukwekkende Schouw van Keizer Karel - die elke toerist en zeker elke Dammenaar moet gezien hebben -, worden documenten bewaard met betrekking tot Brugge en haar inwoners. Vanaf 1533 lieten verscheidene ‘de Castile’ sporen na i.v.m. verschillende handelsgeschillen en bezittingen.8 Het wezenregister vermeldt zelfs al een Jan de Castillo in 1480.9

Deze losse gegevens konden we aanvullen met de documenten be­waard in het Rijksarchief Brugge (RAB). Dat bevindt zich in de Academiestraat, nabij het Jan Van Eyckplein. Deze instelling archiveert allerlei documenten m.b.t. het grondgebied West-Vlaanderen (behalve regio Kortrijk), niet alleen veel dorps- en parochiearchieven, maar ook bijzondere collecties zoals de archieven van afgeschafte religieuze gemeenschappen. Een van haar schatten is het archief van de Societeit van Jezus. De Paus schafte de Jezui'eten in 1773 af, maar niet overal, zodat ze in de 19de eeuw konden heropleven. Volgens een onuitgegeven geschiedenis van Moerkerke, die in de jaren 1920 door E. H. Passchier geschreven werd, bevat het Jezuietenarchief ook stukken over Clement van Castillie.10 Toen we dat eens ter plaatse wilden gaan uitvissen, konden we niet vermoeden dat we daar zo’n grote vis aan de haak gingen slaan.

Het is eerder uitzonderlijk dat een familiearchief bewaard blijft. Persoonlijke documenten gaan doorgaans verloren. Gelukkig zijn heel veel paperassen van Clement de Castillo bewaard omdat zijn weduwe ze - net als de rest van haar bezittingen - aan de Brugse Jezui'eten heeft nagelaten. Hierdoor beschikken we over een stapel van meer dan een halve meter hoog. Archivarissen spreken niet van stapels, maar van lopende meter: dus een halve lopende meter papier dat Cle­ment de Castillo, rond 1600 heer van Moerkerke, heeft geschreven of gelezen, of dat door zijn echtgenote, en/of hun verwanten, in handen is genomen. Van minuscule rekeningetjes in afgrijselijk kattengeschrift tot ellenlange teksten in de sierlijkste krullen neer gepend op zwaar briefpapier met een watermerk. Als ik het goed voor heb, had Clement zelf een bijzonder krullerig geschrift. Wat hij schreef heb ik eerlijk gezegd niet allemaal gelezen, laat staan begrepen, want door­gaans zijn zijn teksten erg moeilijk leesbaar en geschreven in het Spaans!

Gelukkig bestaat er een vrij gedetailleerde inventaris van het Jezuietenarchief, zodat je makkelijker kan volgen waarover het gaat.10 Op basis van zo’n gids kan je gericht gaan zoeken. Toch kon ik er niet aan weerstaan om dossier per dossier op te vragen. Zo doorbladerde ik meer dan honderd brieven ...

Even een tussendoortje: hoe verstuurde je een brief voor de uitvinding van de envelop? Heel simpel: met de geintegreerde envelop. Clements familiearchief bevat veel zulke brieven. Losse enveloppen werden pas in 1835 op de markt gebracht door de Brit Bower.11 Yoordien nam je als briefschrijver een groot vel papier en plooide het in twee. Dan beschreef je de eerste pagina. Als je daarmee niet genoeg had, nam je nog een vel papier dat je in twee vouwde en in het vorige schoof. Als je gedaan had met schrijven plooide je de brief mooi op tot hij zo klein was als een zakdoek. Daarop schreef je de naam van de geadresseerde. Als adres was de naam van de stad blijkbaar genoeg. Dan werd de brief met lak gesloten. In het archief zijn de meeste briefzegels in lak verwijderd.

2025 02 03 105644Een van de talrijke brieven gericht aan Clemente del Castillo uit dos­sier nr. 2381 van het Jezuietenarchief. Brugge was ‘Bru%as’ in het 16deeeuwse Spaans. Tijdgenoten schreven zowel ‘Clement’ als ‘Clemente’ en ‘del Castillo’ als ‘de Castillo’; in geen enkel origineel document troffen we ‘Clemens van Castillie’ aan.

Naast de vele brieven gericht aan Clement zelf, zijn er ook aan zijn echtgenote ‘jonkvrouwe’, of in het Spaans ’dona’, Maria de la Puebla. De familienaam staat niet in het Wapenboek van de Belgische adel, maar Maria dela Puebla was zeker van Spaanse adellijken bloede. Zij was de dochter van Francesco dela Puebla. Die was koopman en edelman. Blijkbaar dreef de Spaanse adel dreef ook handel. In Vlaanderen was de combinatie adellijke koopman eerder ongebruikelijk. Koopmanschap was een risicovolle onderneming, want alles ging per schip en menige kostbare koopwaar ging verloren door storm of zeerovers. Doorgaans werd de handel stopgezet van zodra men ’binnen’ was. Dan werd het fortuin veilig belegd (in vastgoed en renten) en uitgegeven aan uiterlijk vertoon en zo mogelijk adellijke titels. Daar kwam dan (verarmde) adel op af. En dan werd er getrouwd. De mix van oude adel met nieuwe rijken is een typisch patroon. Historici zijn ervan doordrongen en gaan ernaar op zoek. Uiteraard worden er zo telkens weer nieuwe gevallen gesignaleerd, waardoor het patroon bevestigd wordt...

Francisco dela Puebla, Maria’s vader, was dus een adellijke wolhandelaar. De Spanjaard uit Santander (aan de Golf van Biskaje) was in Brugge ge­trouwd met een Vlaams Marieke. Weliswaar een dochter uit een adellijk geslacht uit Gistel: jonkvrouwe Maria de Marivoorde. Ze kregen een dochtertje dat naar haar moeder genoemd werd. Maar dan is het mooie liedje uit: Marietje verliest haar moeder in 1572 en vijf jaar later haar vader. Hoe jong Maria dela Puebla was toen ze wees werd, weten we nog niet. Wellicht nog jong, want ze zou nog tot 1644 leven en dus minstens 72 worden en dat was toen stokoud. Net als in de Derde Wereld nu, had je al veel geluk als je 40 werd; een vijftiger was een eerbiedwaardige grijsaard. Toen Maria dela Puebla in 1586 trouwde met Clemente del Castillo was ze zeker nog minderjarig (minder dan 26), want ze stond nog onder voogdij van haar oom Ferry de Marivoorde. Ook het Spaanse consulaat trad al die jaren op als voogd van deze jonge Spaanse wees in den vreemde. Maria’s ouders werden begraven in de Sint-Jacobskerk in Brugge onder een ‘schoone blauwe steen’ met koperen figuren hun wapens. Beide wapens staan afgebeeld in op het handschrift De Hooghe, dat nu online kan geraadpleegd worden via www.historischebronnen.be. 12

De naam van de jonge wees Maria dela Puebla gaat in vele documenten samen met de vermelding ‘de enige dochter en erfgename: ’su higa legitima unica y universal hederera.13 Kan je nagaan dat die erfenis indrukwekkend was en Maria een begeerde partij.

Clemente del Castillo was de gelukkige. Het jonge echtpaar kocht er op los: in 1587 een kasteel (dat van Moerkerke) en het jaar nadien het buurhuis in de Pieter Pourbusstraat. Misschien hebben ze zich overkocht want begin 17de eeuw zat Clemente duidelijk in slechte papieren: hij moest grote sommen lenen. We hebben dat niet grondig bekeken, maar wel viel op dat Cle­ment op 9.12.1609 een lenig aangaat van 69 florijnen bij zijn vader Pedro de Castillo - die daarvoor naar Brugge was gekomen -, en dat Pedro nog dezelfde dag, hetzelfde bedrag leent bij Francesco de Aranada.14 Was Clement al zo weinig solvabel dat de Aranada hem niet rechtstreeks wilde lenen en papa erbij werd gehaald? Wat er van zij: enkele maanden voordien had Cle­ment de Castillo Moerkerke (moeten) verkopen. Kort nadien - wanneer juist? - overlijdt hij.

2025 02 03 105700Maria dela Puebla sponsorde de voormalige
Jezuïetenkerk aan het Sint-Maartensplein.
Foto © www.belgiumview.com

Zijn weduwe laat in 1618 een testament opmaken waarbij ze verklaarde “wel verstandigh ende in gebruick van mijn vijf zinnekens” haar hele fortuin na te laten aan de Brugse Jezuieten in ruil voor een lijfrente van 200 ponden/jaar en een begrafenis.15 Niemand kon vermoeden dat dona Maria een kranige oude tante ging worden - genre Koningin Fabiola ? - en het nog tot 1644 ging uitzingen. In 1628 gaf ze twee Jezuieten volmacht om in haar naam te procederen tegen “Blomme, de Croeser en consoorten uit hoofde van de erfenis de Castillo”.16 Massa’s procesbundels kwamen zo in het Jezietenarchief terecht.

Het jaar nadien verzekerden de Jezui'eten Maria dela Puebla nog eens schriftelijk dat er hij het altaar in de ‘nieuwe kerke eene capelle voor haar lichaam en dat van haar man’ ging gereserveerd worden.17 De bouw van de Jezuietenkerk lag toen een tijdje stil. De prachtige barokkerk zou in 1642 plechtig worden ingewijd. Na de afschaffing van de Jezui'eten in 1773 zou ze overgenomen worden door de parochie van Sint-Walburga.

Het familiearchief bevat heel veel correspondence en procesbundels, maar er zijn ook kleinere dossiers met gevarieerd materiaal. Zo zit er in nr 2353 een hele reeks pasjes op naam van ’Capitan Clement de Castillo’. De militaire vrijgeleiden werden uitgeschreven door de ‘consejo de guerra’ de oorlogsraad. De Tachtigjarige Oorlog woedt volop: in 1604 ontzetten de katholieken na drie jaar belegering het door de watergeuzen ingepalmde Oostende; aan de andere zijde veroverden de protestanten Sluis. De militaire pasjes geven een vrijbrief aan de drager; in een standaardformule wordt die omschreven als een ‘persona intelligente, de valor y esperencia’. Capitan Clemente de Castillo werd dus beschouwd als ‘slim, bekwaam en ervaren’. De pasjes waren geldig voor een jaar. Merkwaardig is dat Capitan Cle­ment 20 jaar was in 1604 en 22 in 1606. Het kan dus niet om dezelfde Clement gaan als degene die in 1587 Moerkerke kocht. Merkwaar­dig is bovendien dat Clement jr. geboren werd voor het huwelijk met Maria dela Puebla in 1586. Mogelijk was hij een zoon van Clement uit een eerste huwelijk, maar om dat zeker te weten zouden we dieper moeten graven. Het kan immers ook om een neefje gaan.

Nu al is zeker dat alvast een nauwe verwant van ‘onze’ Clement een hoge militair was. Dit wordt bevestigd door een schriftje met als titel “Archtectura militaris”. Het zit in dossier nr. 2385, samen met onder meer een lange lijst boeken. Wellicht kwamen ze uit Clements collectie en zijn ze nadien terecht gekomen in de Jezuietenbibliotheek. Het schriftje (foto) is een cursus, ja zelfs handleiding ‘hoe bouw ik het perfecte bolwerk’. Hierop komen we later zeker terug.

Een militaire carriere was gebruikelijk in kringen van oude adel.

Misschien verwijst de ridderslag die volgens het Wapenboek drie telgen van de familie de Castillo te beurt viel in die richting. Mogelijk is er zelfs verwantschap tussen deze Capitan Clement de Castillo en Antoine Fernandez Castillo, die volgens het Wapenboek van de Belgische adel in 1620 geridderd werd. Hij bekleedde toen de functie van controleur-generaal van de vestingen en commissaris belast met het schouwen van het Spaanse leger in de Nederlanden. Dergelijke functies bleven dikwijls in de familie. Toch staat een ridderslag niet per se gelijk aan militair: niet elke kerksverse ridder was een echte soldaat. Een mooi voorbeeld is de vader van Pierre de la Villette die in 1700 Moerkerke zou kopen: Ridder Robert.. 

2025 02 03 105716Robert de la Villette die in 1679 tot Ridder werd geslagen, was zeker geen soldaat in hart en nieren. Als zoon van een steenrijke koopman - reder had hij rechten gestudeerd en carriere gemaakt in de admi­nistrate: hij had het - wellicht ook dank zij het fortuin van zijn vader - gebracht tot Algemeen bestuurder van de oorlogsvloot van de Spaanse Nederlanden. In 1673 had hij als trouwe dienaar van de vorst de felbegeerde adelsbrieven ontvangen; in 1679 kreeg - en betaalde - hij bovendien nog de persoonlijke titel van Ridder. Als we alle gegevens van de familie naast elkaar leggen lijkt de ridderslag van Robert de la Villette niet te kaderen in een militaire carriere.18

De ‘de Castillo’-familie hoorde daarentegen wellicht wel tot de ‘noblesse d’epee’. Dit deel van de adel diende traditioneel de vorst met het zwaard; doorgaans waren zij oude adel. De noblesse d’epee onderscheidde zich van de ‘ambtsadel’ of ‘noblesse de robe’. Dit was meestal, maar niet altijd, nieuwe adel. Als deze edelen in bestuur en rechtspraak zetelden, droegen ze een hoogwaardigheidskleed, een lang zwart kleed. De toga van de huidige juristen is nog een overblijfsel van dat ambtskleed. De ambtsadel werd daarom ook ‘noblesse de robe’ genoemd. Soms sprak men van ‘noblesse de longue robe’ want ze droegen een lang ambtskleed in tegenstelling tot de korte wapenrok van de gewapende edelen. Dit ‘minirokje’ bezorgde de ‘noblesse d’epee’ ook de naam: ‘noblesse de courte robe’.19

Wie adel zegt, denkt meestal ook aan een familiewapen. Maar ook hiermee is het opletten geblazen: zo wat alle adellijke families had­den een wapen, maar niet alle families met een wapen waren van adel. Wapens kan je vergelijken met een logo nu. Bedrijven, instellingen en verenigingen gebruiken een logo om zich kenbaar te maken. Vroeger zag elke familieclan zich ook als een groep. Het wapen was wel uitgevonden door de ridders - die waren volledig in hun harnas ingepakt en konden zich enkel herkenbaar maken door een tekening op hun schild - maar het wapen werd aldra ook buiten het slagveld gebruikt want ze waren voor iedereen herkenbaar, ook voor de vele analfabeten. Het wapen werd aangebracht op eigendommen, gebouwen, koetsen, tafelgerei,... en ook op personeel. Lakeien en koetsiers droegen livreien in de wapenkleuren en hun knopen werden versierd met het familiewapen, net zoals nu arbeiders het bedrijfslogo op hun de T-shirt dragen. Ook rijke burgerfamilies en groepen burgers, verenigd in een ambacht of stad, lieten zo’n logo of wapen ontwerpen. Daarom ging het adellijke familiewapen zich vanaf de 17de en 18de eeuw onderscheiden van burgerlijke familiewapens door de uitwendige versierselen. De ‘wapendekking’ was het privilege van de adel: enkel wie adelbrieven had, mocht zijn wapenschild versieren met een wapenkleed of -helm enz.. En binnen de adel gold: hoe meer versier­selen, hoe hoger in rang. Het wapen van een jonker kreeg een helm; dat van de getitelde edelman bovendien schildhouders en een kroon van baron, graaf, hertog,... Het wapenschild zelf bleef als herkenningsteken de kern, maar de prestigieuze adellijke versierselen namen de overhand. Bij het 17de-eeuwse wapen van de familie de la Villette wordt het schild haast bedolven onder het wapenkleed.

In de 16de eeuw waren dergelijke versierselen nog niet gebruikelijk en kan je dus op basis van het wapen niet uitmaken of een familie al dan niet van adel was. Toch waren we opgetogen als we eindelijk de strikjes van kaft nr. 2383 mochten open trekken: dit dossier staat in de inventaris beschreven als “brieven met wapenschilden en genealogische gegevens.” We waren vooral aangenaam verrast toen we in de bundel ook onder meer deze schets (rechts) aantroffen. Mogelijk was het een ontwerp voor een wapenbord zoals er zo vele bewaard zijn in Brugse kerken. In het midden moest het wapen van Maria dela Puebla komen: het wapen van een gehuwde vrouw is gedeeld met rechts haar wapen, links het zijne. Aan de rechter kant van het wapenbord komen de wapens van haar familie, links die van hem. In de wapenkunde worden links en rechts echter omgekeerd. Het beschrijven van een wapen is een vak op zich. In de heraldiek gelden honderden regeltjes. Een daarvan is dat een wapen in spiegelbeeld wordt besproken, vanuit het standpunt van degene die het wapen draagt. Een getrouwde vrouw heeft een ‘gedeeld’ wapen. Het bestaat uit haar familiewapen op het heraldisch linkse deel (en dus voor de toeschouwer rechts) en dat van haar man op het andere deel. Vrouwen moesten altijd links gaan en staan. Waarom? Wel, als iets 2 kanten heeft is er een goede en een minder goede - zeg maar slechte - kant. Rechts is goed en links slecht; het Italiaanse woord voor links is ‘sinistra’: donker, slecht. En aangezien mannen beter waren dan vrouwen gingen mannen rechts en vrouwen links. Gelukkig is dat alles verleden tijd.

2025 02 03 105740

Voor de beschrijving beperken we ons tot het wapen van de Castillo, dat bovenaan links (en dus heraldisch rechts) op het wapenbord moest komen. Op de zwart-wit afbeelding (zie foto) werden de heraldische kleuren er bij geschreven: op een groen (sinopel) veld, stond een kasteel van zilver (argent) met daarvoor twee wolven (lobos). De poort werd gesloten met een blauwe ketting (la cadena azur).

2025 02 03 105755

Of droegen de wolven een blauwe ketting en was de poort van ‘geulle’? Wat de betekenis is van het woordjes ‘cuelta’ en ‘geulle’ hebben we niet kunnen achterhalen.

Hetzelfde dossier bevat ondermeer ook een ongedateerd, ongesigneerd, Spaans verslag van iemand die op zoek gegaan is naar de herkomst van de familie del Castillo. De tekst van anderhalve pagina vangt aan met de zin: ‘Los del Castillo son principales caballeros.’ Vrij vertaald: die van Castillo zijn vooraanstaande ridders (of edelen). ‘Castillo’ wordt omschreven als een plaatsje in het ‘Trasmiera’- gebergte. ‘El lugar de Castillo junto de las siete villas’, een plaats met 7 dorpen er rond. De bergstreek Trasmiera ligt ten zuiden van Santan­der en Bilbao. Het familiewapen bestaat uit een zilveren kasteel op een groen veld, maar hier geen wolven (lobos), wel ‘cebreles’.20 De onderzoeker heeft er oude kronieken op nageplozen en er is blijkbaar al sprake van een Pedro Sanches del Castillo in de Chronico del Rey Juan el segundo (de Kroniek van Koning Jan II).

2025 02 03 105816

Anderzijds heeft de onderzoeker moeten vaststellen dat er in het Santa-Clara-klooster van Valladolid een graf was van een zekere don Diego del Castillo met een heel ander wapen: een kasteel van goud op een veld van azuur (blauw)! Daarop volgt er nog een uitleg waar we kop noch staart aan vinden. Wel is duidelijk dat er ook nog in Valladolid en in Burgos ‘appelido del Castillo’ woonden. Zelf vonden we nog een heel dossier (2356) over een erfenis van een heerlijkheid ‘Bernuy’. Misschien gaat het hier over Bernuy de Porreros, tussen Valladdolid en Madrid. Zeker is dat de familie afkomstig was van het noorden van Spanje. Als hun kerngebied echt in de 7 dorpjes rond Castillo in het Trasmiera-gebergte lag, dan waren zij afkomstig van de huidige onafhankelijke kustregio Cantabrie met hoofdstad Santander. Vandaar ook mogelijk de banden met de dela Puebla-familie uit Santander. Maria dela Puebla zou in 1625 nog een jaarmie voor haar voorvaders stichten in de kathedraal van Santander. Mogelijk waren de del Castillo van adel, maar het is nog maar de vraag of ze van hoge adel waren. Als de hoge adel van een ding goed op de hoogte was, dan was het wel van haar stamboom en wapenschild. Over ‘de las armas y del lynage de los del Castillo’ (over hun wapen en genealogie) werden er blijkbaar vragen gesteld, die niet eenduidig konden beantwoord wor­den. Wat we zeker mogen uitsluiten is dat ze - zoals Van Hoorebeke in 1894 beweerde - werkelijk ’de heren van Castillie’ waren. In tegenstelling tot het bergachtige Cantabrie was ‘Castillia y Leon’ een uitgestrekte, vruchtbare landstreek met vele handelssteden als Bur­gos, Leon, Valladolid, Salamanca en had ze een gekend vorstenhuis. Als die ooit heer van Moerkerke waren geweest, dan zou dat niet in de vergeethoek zijn beland.

Voetnoten

1. VANDEWALLE A., Hanze@medici. Brugge wisselmarkt van Europese culturen, tentoonstellingscatalogus, Brugge, 2002, p 15.
2. Treasures of Bruges, Brugge, 1998, p. 153.
3. CASADO ALONSO H., La nation et le quartier des Castillans de Bruges (XV° et XVI° siècles), in: Handelingen van het Genootschap van Geschie-denis Brugge, jg. 133 (1996), p. 76.
4. RAB, Sociëteit van Jezus (inventaris TBO nr. 5), nr 2377.
5. TERRYN C., Waar woonden kasteelheren en –dames ’s winters? Brugge, Pieter Pourbusstraat 3, de woning van Clemens van Castillië, heer van Moerkerke van 1587 tot 1609 in: Nieuwsbrief Heemkundige Kring ‘tZwin Rechteroever Damme, jg. 8 (2007), pp. 102 - 118.
6. VAN HOOREBEKE G., Wisselvalligheden der hoogedele familie de Cas-tillo…, Gent, 1895, p. 18 e.v.
7. JANSSENS Paul & DUERLOO Luc, Wapenboek van de Belgische adel, 4 dln,Brussel, 1992, p. 23 e.v.
8. Zie verwijzing 5.
PASSCHIER R., Opzoekingen aangaande Moerkerke. Dit indrukwekkend handschrift van 913 pagina’s wordt bewaard door onze Heemkundige Kring. Passchier was onderpastoor van Moerkerke tussen 1920 en 1929. Zijn handschrift bevat teksten, overgeschreven uit talrijke archiefbronnen en literatuur, maar ook foto’s en enkele originele stukken.
10. Rijksarchief Brugge (RAB) inv. 5: Sociëteit van Jezus nrs. 2345– 2387.
11. RAB, Soc. Jesu, nr 2353: ‘en su vida mercador’.
12. op www.historischebronnenbrugge.be. DE HOOGHE, Versaeme linghe van alle de sepulturen, epitaphien, besetten, waepens ende blasoenen die gevonden worden in alle de kercken, kloosters, ab dyen, capellen ende godshuysen, binnen de stad van Brugge, handschrift, 18de eeuw (Brugge, Openbare Bibliotheek, ms. 449).
13. RAB, Soc. Jesu, nr 2353.
14. RAB, Soc. Jesu, nr 2352.
15. RAB, Soc. Jesu, nr 2373.
16. RAB, Soc. Jesu, inventaris 5, p. 70.
17. RAB, Soc. Jesu, nr 2373, e.
18. TERRYN C., Van koopman tot edelman. De geschiedenis van de familie de la Villette. Brugge 1650-1800, onuitgegeven eindwerk West-Vlaamse Gidsenkring, 2006.
19. Idem.
20. Ook dit woord vonden we niet terug via vertaalprogramma’s.

 

-----------------------------------------

2025 02 03 105838Een ideetje voor onder de kerstboom?

Deze verjaardagskalender is een uniek geschenk om de verjaardag van je familie en vrienden nooit meer te vergeten. De 12 unieke, ou-

de postkaarten uit de verzameling van Folkert Schellekens tonen alle kerken uit Groot-Damme, zowel binnen als buiten. De fotokalender uit lang vervlogen tijden heeft een handig formaat en ringetjes om de maanden makkelijk te kunnen veranderen. Het extra dik papier zorgt ervoor dat de kalender jaren kan meegaan. Voor de prijs moet u het niet laten: jarenlang plezier voor € 6! Te koop bij het bestuurslid van uw keuze. Ze staan vermeld op de voorlaatste pagina.

 

 

Was Clement de Castillo een echte ‘caballerro’? Heer van Moerkerke van 1587 tot 1609

Caroline Terryn

't Zwin Rechteroever
2007
04
150-165
BV
2025-02-03 11:06:58