Overstroomingen 1944
Antoon Vermeersch (f)
De Duitse legerleiding beslist, in 't begin van 1944, al de laag gelegen streken, bij de zee gelegen, onder water te zetten. Ieder betrokken gemeente krijgt een kaart waarop aangeduid is welk deel onder water zal komen met zoet of zout water.
Op 26 januari krijgt Lapscheure zijn kaart; 28 huisgezinnen liggen in dat gebied en krijgen bevel te evacueren.
Burgemeester Dreypondt gaat naar het evacuatie-bureau en verkrijgt dat al degenen die op de rand van de zone wonen, mogen blijven, alsook diegenen die 3 meters boven de zeespiegel wonen. Een landmeter komt en nivelleert. De uitslag is prachtig. Slechts 2 huisgezinnen moeten evacueren: Vital Bertram, die zijn intrek neemt bij Jac. Willems en Gust. Cornilly bij zijn zoon in 't dorp.
Vanaf 5 februari tot 5 april stijgt het water maar 28cm, niettegenstaande het water in de vaart zeer hoog staat; maar de duikers zijn toe, het water pruist door de spleten van de sluisdeur en sijpelt door de dijken.1 [1]
Volgens dit bevel, art. 2, is er in de St. Jobspolder, op het grondgebied Lapscheure, maar een schuif: namelijk aan het Fort St. Job, nabij de hoeve van de Wwe. Van De Kerckhove Leon.
Nu rijst de vraag: wie moet die schuif opendraaien?
Na veel weg en weer gepraat tussen het Bestuur van de Wateringe en van de Gemeente wordt er beslist dat het Gemeentebestuur het moet doen; gezien zij die duiker gebouwd hebben in 't jaar.... om in droge zomers het grazend vee van drinkwater te voorzien, en zij de sleutel in hun bezit hebben. Het water, dat door dezen duiker in de St. Jobspolder vloeit, stroomt er even rap uit langs de Blauwe Sluis naar Holland.
Intussentijd komt Mr. De Meyere van de Wederopbouw de Inondatiegebieden bezoeken. Hij brengt een bezoek aan E.H. Pastoor Van Ackere, zijn studiemakker. Zij bespreken de zaak en hij belooft het onder water zetten van Lapscheure te herzien. Het plan wordt gewijzigd.
Alleen de strook palende aan 't Leopoldkanaal moet onder water komen. Er moet een dijk gelegd worden van Platheule verders tussen Cam. Vermeersch's en Rich. Matthys' naar Lamote's en zo naar Den Hoorn. Ieder gemeente moet de dam aanleggen op zijn grondgebied. Damme werpt een dam in 't Geleed aan de boomgaard van Firmin De Zutter's en legt de dam tot over St. Pietersdijk.
Lapscheure werpt een dam in de Wateringe in de hofstede van Eud. Verraes. De dam moet daar enige meters lang zijn; want 't is er zeer laag. Al de weerbare mannen moeten aan 't werk: paarden, karren en bussels stro worden opgeeist; na enkele dagen is hij klaar;
De schuiven van de ontwateringsstuwen in de oostdijk van de Leopoldsvaart blijven gesloten. Het water van de Maldegemse Polder kan niet weg. De Waterpolder-Moerkerke-Ruischer en 't Molentje komen onder water.
De bewoners van 't Molentje zoeken en vinden een oplossing. Zij zullen het water uit hun polder in de St. Jobspolder, die veel lager ligt, lossen. Ergens aan Hollebeke's -Platheuleligt een duikertje, dat sinds het delven van het Leopoldskanaal buiten gebruik gesteld is. Roger Morre, oud-leerling van de Gemeenteschool te Lapscheure, die daar dichtbij woont, geeft daar een beschrijving over in zijn opstel: "Een Waterkwestie".
-----------
Een Waterkwestie
In 1944 bracht 't water ons allerlei moeilijkheden en het kwam zoverre dat er twist tussen de burgers uitbrak. Dat was nu het geval met de mannen van 't Molentje en die van Lapscheure.
De duiker tussen de Leopoldsvaart en het Geleed, aan René Morre's, liet -daar het water in de vaart zeer hoog stond- veel water door, alhoewel de sluisdeur neergelaten was. Een kleine kreek voerde het door den duiker gekomen water door een heule naar de grote kreek, die 't water dan naar Lapscheure leidde.
In Lapscheure rees het water en er dreigde zelfs overstroming. De Lapscheurenaren verhinderden dat met die heule, onder de St. Pietersdijk te Platheule nabij Hollebeke's, toe te stoppen. De heule, vol gestoken met stro, kon 't water niet meer doorla-ten en dat zou 't Molentje onder sop steken. "Jamaar, alzo niet zulle!" zeiden de Molentjenaars. Ze gingen naar de heu-le, goten nafte op het stro, dan een sulferke en weldra was 't stro verbrand en had het water z'n vrijen loop naar Lap-scheure.
VVan zodra de Lapscheurenaren gewaar werden dat de heule weer open was, kwamen ze het weer af en de heule werd voor de tweede maal gestopt, ditmaal met de bedreiging dat ze de heule zouden inslaan als de mannen van 't Molentje ze nog eens zouden openen.
Die van 't Molentje gaven er echter geen gehoor aan en op paaszaterdagavond kapten ze de heule weer open.
Ongelukkig voor hen, werden ze verrast door een Lapscheu-renaar die langs daar naar huis reed. Hij verwittigde zijn dorpsgenoten. Spoedig waren enige burgers gereed om de man-nen van 't Molentje weg te jagen. Maar gezegd zoals het is: de Lapscheurse veldwachter stelde zich nogal belachelijk aan met zijn tweeloop en het bracht hem later veel ongemak. De Molentjenaars trapten het af en de Lapscheurenaars voerden hun bedreiging uit: ze sloegen de heule in.
Vader, die op hun geroep en getier ook eens was komen kijken, vertelde dat enige Lapscheurenaars karren aarde hadden bij-gebracht die ze op de ingeslagen heule stortten.
De volgende week werd de heule voor de derde maal door de Molentjenaars uitgehaald en deze keer zouden de Lapscheu-renaars de heule niet meer openen, want de mannen van het Molentje hadden een volmacht gekregen en ze mochten de heu-le herstellen: nieuwe buizen insteken en dan het water naar Lapscheure laten stromen.
Docht het gat in de sluisdeur van de duiker liet zoveel water door dat de herstelde heule het niet meer kon slikken en het Molentje werd nu op zijn beurt bedreigd.
De mannen van 't Molentje damden de duiker af en zo waren 't Molentje en Lapscheure tegelijk voor enige maanden van de watermiserie gered.
Aan de andere zijde van 't kanaal, Damme en Moerkerke-dorp, komt het water toe van de hogergelegen gemeenten: St. Kruis, Sysele enz. Gezien de schuiven toe zijn, kan het water niet lossen, zodat er een overstromingsgebied ontstaat dat niet voorzien is. De Duitsers komen zien. Moerkerke krijgt de toe-lating om het dorp en de Weststraat te vrijwaren. Op paas-zondag zijn al de weerbare mannen en zelfs de schooljongens aan 't werk, onder de leiding van Christiaan Dhondt, die moei-lijkheden krijgt met Anna Van Meenen. Het water uit het dorp wordt overgepompt door een electrische pomp die aan Jules Strubbe's geplaatst is.
Er komt een bericht toe waarbij ze laten weten dat de streek, begrensd door de Leopoldsvaart vanaf Strobrugge tot aan de Siphon en de vaart Brugge-Sluis vanaf de Siphon tot Sluis en de grote baan Sluis-Aardenburg tot aan Strobrugge, onder water niet mag komen. Onmiddellijk moeten de duikers van de vaarten gestopt en de dammen uitgesmeten worden.
145
Het Geleed vanaf Van De Kerckhove's tot aan de Blauwe Sluis en de Blauwe Sluis moeten gekuist worden, al het water van het hogerge-noemd gebied moet langs de Blauwe Sluis naar zee.
Tijdens de september- en oktoberdagen 1944 is onze streek toch gedeel-telijk onder water gekomen. De Duitsers die hun stelling hadden aan het Leopoldskanaal, hebben de vaartdijk, tussen Platheule- en Molentjesbrug met Dynamiet doen springen.
Het water vloeide in 't begin langs de Blauwe Sluis naar Holland, maar eenmaal dat het waterpeil daar zo hoog was als hier, kwam de streek onder water en richtte veel schade aan.
De gemeenten, gelegen tussen de Leopoldsvaart, de zee en de vaart Brugge-Sluis, behoorden tot het inundatiegebied: o.a. Hoeke, Westkapelle, Oostkerke, Ramskapelle en Heist. Langs de westzijde van de Leopoldsvaart: Lissewege, Dudzele en Koolkerke.
De Sint-Pietersdijk in 2008. De betwiste heule is ondertussen verdwenen. Ze bevond zich ter hoogte van de hoge bomen (rechts). Op de achtergrond de hoeve Van Hollebeke.
[1] N.v.d.r.: In zijn "Westvlaamsch Idioticon”, uitgegeven in 1892, omschrijft L.L. De Bo het werkwoord "Pruischen” aldus: "Hetzelfde als Pruisen, dat Weilands Woordenboek verklaart door Opborrelen, uitborrelen, en dat bij ons geheel verschillig is van Bruischen.”)