Dicke luft...Nabij de Leopoldsvaart (1) Oorlogsdagboeknotities 1944
Roger Morre
Maandag 04 September.
Op bevel van de Duitse overheid werden gedurende de voorbije zomermaanden in de landerijen en weilanden circa vier meter hoge dennenstammen in carrevorm geplaatst, dit tot ongenoegen van de landbouwers.
Deze palen - ook nog "Rommelasperges" genaamd (naar de bedenker van dat afweersysteem, de Duitse generaal Erwin Rommel) - moesten dienen als hindernissen om bij een eventuele Anglo- Amerikaanse invasiepoging het landen van zweefvliegtuigen onmogelijk te maken.
Nu waren burgers die "Rommelasperges" aan het uittrekken. Zowel aan 't Molentje als bij ons op Platheule krioelde het van "sparrenmenners". Ons vader Rene, mijn broer Andre en ikzelf waren natuurlijk ook van de partij.
Op zeker ogenblik zagen we uit de richting van de Platheulebruggen vier door paarden getrokken Duitse wagens naderen langs de gekasseide bovendijkse weg langs de Leopoldsvaart. Alle voertuigen waren proppensvol geladen met zeildoek, materiaal voor het opzetten van tenten, keukengerief, enz.
Vader die het naderend vervoer met wantrouwen in het oog had gehouden, zegde: "We gaan maar stoppen met halen totdat die kerels voorbij zijn".
Tot enige andere "sparrenmenners" riepen we: "Steekt u weg! Er zijn Duitsers in aantocht. Maakt dat ze u niet in de gaten krijgen!"
Wijzelf kropen gebukt tot achter ons schuurtje en hielden de reeds dichtbije wagens in de gaten. Op elk voertuig zaten vooraan twee soldaten met hun geweer over de schouder.
Op het ogenblik dat het "konvooi" zich ter hoogte van onze woning bevond, bemerkten we achter de eerste twee wagens een man in burgerkledij, rijdend op een zware motor. Plotseling gaf hij volgas, reed van tussen de wagens en zette koers in de richting 't Molentje.
"Tien tegen een is die motocyclist in burgerkleding 'n gecamoufleerde Duitse militair" meende vader.
De vier wagens dokkerden verder. Toen ze nabij 't Molentje wa-
ren, zei vader: "We zullen ook maar opnieuw beginnen met sparren halen. 't Gevaar is voorbij". De woorden waren nauwelijks uit zijn mond, of ...pang!...pang!...Twee geweerschoten weerklonken vanaf de zijde 't Molentje. De kogels waren bestemd voor de "sparrenmenners" aldaar. Hoewel ze de wagens zagen naderen, bleven ze argeloos aan de slag, tot de geweren knalden. Als bij toverslag leken ze van de aardbol verdwenen. Geen sterveling viel nog te bespeuren. Toch vonden de Duitsers het nodig nog zesmaal in de richting van de angstige "saboteurs" te vuren vooraleer hun weg voort te zetten.
"Zou je die kerels niet doodsteken?" riep vader koleirig uit. "'n Mens willen kapot maken. En dat voor 'n stomme sparre!"
Nu, al bij al waren wij ooggetuigen geweest van een bedenkelijk incident waarvan vooralsnog niet geweten was of de betrokken burgers het er heelhuids afgebracht hadden.
"Voor alle veiligheid stoppen we met heel dat sparrengedoe," besliste vader.
's Namiddags, omstreeks twee uur, hoorden we af en toe een harde slag, net als bij een ontploffing. We zagen dikke, zwarte rookwolken opstijgen in de richting Heist.
"Dat kunnen wel eens de bruggen over de vaarten zijn die de Duitsers in de lucht blazen," veronderstelde vader "en," vervolgde hij, zich tot mij wendend, "rijd eens rap naar Moerkerke en vraag of de radio hersteld is.* Misschien kunnen we morgen over de vaarten niet meer geraken."
Ik op de fiets naar Moerkerke! Aan de Jacxsensbruggen gekomen, zag ik een bende Duitse soldaten. Fier marcheren, met het hoofd opgericht en de borst vooruitgestoken, was er niet meer bij. Al wat ik zag, was een ordeloze groep militairen. Afgejakkerd strompelden ze in de richting Den Hoorn, haveloos gekleed en op versleten schoeisel. Twee reden op een rammelende fiets met tot op de velgen verhakkelde banden.
Ik zette mijn weg verder en kruiste nog verscheidene groepjes soldaten die er stuk voor stuk deerniswekkend uitzagen. Met de armen op het afsluitingshek van zijn erf geleund, keek landbouwer Roels hen achterna. "Dompelaars zijn het, grote dompelaars," zegde hij tot mij, meewarig het hoofd schuddend...
In Moerkerke-dorp zag ik hier en daar burgers. In groepjes waren zij uitvoerig en druk aan 't praten. Zoveel dorpelingen op straat kwam mij vreemd voor. En ze keken allen zo opgeruimd! "Wat mag er hier toch omgaan ?" vroeg ik mezelf af. Op een antwoord moest ik niet lang wachten! "Ja, ja, den Duits heeft het hier verre zitten," hoorde ik in het voorbijrijden iemand verkondigen en hij voegde er aan toe: "De Tommies zijn al in Brugge!"
Ik viel bijna van mijn fiets van vreugdevolle verrassing! "Sakkerdju!" dacht ik, "morgen zijn ze hier ook, misschien vanavond al."
Wel, dat zou zeker en vast een leventje worden. Weg met het brood dat aan het mes bleef plakken! Fietsbanden a volonte en van prima kwaliteit! Naar de verdoemenis met kledingstukken, grotendeels geweven uit jute, aardappelstengels en bonenstro. En gedaan met het zorgzaam sluiten van de achterdeur, telkens wij de Engelse zenders wilden beluisteren...
Van zulke gedachten en vooruitzichten vervuld, bereikte ik de woning van radiohandelaar Andre Van Massenhove. Op mijn vraag of ons toestel reeds hersteld was, luidde het antwoord ontkennend. Een bijzonder lampje was stuk en moest vervangen worden. Ik kreeg de raad in de loop van de volgende dag nog eens langs te komen.
Ik reed dan naar Den Hoorn waar mijn peter, Pol Morre, woonde met zijn vrouw, "Mitje" Marie. Zij wisten ook al het blijde nieuws.
Mitje Marie vertelde dat passerende Duitsers de fietsen van twee meisjes wilden afpakken. Doch Sein Tack kwam toegesneld, rukte de fietsen uit hun handen en riep: "Maakt u raus!" Met het verbazend gevolg dat die Duitsers weer hun rijwielen -waarschijnlijk ook ergens ontvreemdnamen en het aftrapten op lekke banden...
Op weg naar huis, stapte ik af bij mijn tante Madeleine Morre die nabij de Jacxsensbruggen het cafe "In Aller Welkom" uitbaatte. Hier zat Omer Martens, de melkerijbaas, uitgebreid verhaal te doen over een Duitser die op zijn erf kwam en op brutale wijze zijn auto opeiste. Zoniet zou de Duitser zonder enige aarzeling geweld gebruiken en een van die beruchte steelhandgranaten in de woonkamer gooien. Noodgedwongen zat er voor de melkerijbaas niets anders op dan zijn
voertuig afgeven en de Duitse schelm was er mee vandoor!
"Ja, ja," zegde een der cafebezoekers "een vluchtende soldaat is altijd 'n gevaarlijke soldaat. Als hij in 't nauw gedreven wordt, zal hij niet twijfelen om iemand te koelen te leggen. Dat gebeurt in alle oorlogen bij eender welk leger. 't Is te hopen dat den Duits hier binnen de kortste keren z'n schuppe afkuist. Ze zorgen hier al vier jaar voor hopen miserie..."
Dan ging het gesprek over de situatie van de voorbije uren. Een pas binnengekomen klant wist te vertellen dat mannen van de Witte Brigade met tanks door de straten van Brugge reden en de laatste Duitsers krijgsgevangen namen.
Een andere cafegast wist "van horen zeggen" dat burgers de ruiten hadden stukgesmeten bij Brugse "Zwarthemden". Volgens hem waren het de Tommies die met hun tanks Brugge aan het doorkruisen waren, vergezeld van leden van de Witte Brigade.
In tante Madeleine's gelagzaal gonsde het van blijde geruchten: Brussel was gisteren bevrijd. Zowel in "de Walen" als in "de Vlaanders" rukten de "allies" gestadig op. "Den Duits zit volledig op zijn gat," klonk het opgewekt, terwijl buiten, langs de stoffige en ongemakkelijke grindweg miserabele groepjes Duitsers zich met onzekere stappen voortbewogen in de richting van de baan Maldegem-Knokke. En deze weg was de voorbije weken wel eens meer doodsgevaarlijk geweest voor Duitse troepenverplaatsingen. Vanuit de lucht werden zij verrast en genadeloos beschoten door snelle vijandelijke jachtvliegtuigen.
Toen ik cafe "In Aller Welkom" verliet, zag ik vliegtuigen boven Lapscheure en Hoeke cirkelen. Ik telde er zestien. Ze vlogen in formaties van vier. Eensklaps veranderden ze van koers, doken als schichten naar beneden terwijl hun boordmitrailleurs beangstigend ratelden en dood en vernieling zaaiden. De Spitfires wonnen terug hoogte, cirkelden nog enkele malen rond, legden zich nu eens op de rechter-, dan weer op de linkerzijde. Vervolgens kozen ze de richting Brugge. Ze moeten zowat boven de stad geweest zijn, toen er plots enige witte wolkjes in de lucht zichtbaar werden. Luchtdoelgranaten! Wat betekende dat nu? Brugge was in handen van de bevrijders en er werd op de eigen vliegtuigen geschoten?!?
Zou het misschien niet waar zijn dat Brugge....... ? Neen, dat kon niet,
verwierp ik de gedachte. Maar toch voelde ik 'n beetje twijfel.
Vooraleer huiswaarts te rijden, stapte ik eens af op 't Molentje bij schrijnwerker en timmerman Alois Van Damme met de vraag of er in de voormiddag "sparrenmenners" geraakt waren door de kogels die de Duitsers op hen hadden afgevuurd. "Neen, " zegde Madeleine, de vrouw van
Alois, "alien zijn er met de schrik afgekomen, maar" vroeg ze, " hebt ge ook die kerel gezien op zijn motocycle?" "Ja, die heb ik gezien" antwoordde ik. "Welnu," vervolgde Madeleine, "die smeerlap heeft hier in de buurt 'n schurkenstreek uitgehaald. Hij stopte bij Albert Vertriest en vroeg aan diens vrouw eten voor vijf man. De vrouw zei: "Zoveel heb ik met." "Jawohl," brulde hij en liep meteen naar de half geopende kelderdeur, greep van 't schap een groot koekebrood en een teil boter en ging er mee buiten. Albert die hem op zijn erf had zien komen, liep naar hem toe, maar die bandiet trok eenvoudigweg zijn revolver en ging achteruit naar de straat. "Danke schon, " grijnsde hij nog en was de pijpen uit."
Lachend nam ik afscheid: "Allez, courage, binnen een paar uur zijn al de Duitsers hier hopelijk de pijpen uit." "Als 't maar waar wordt," riep Madeleine mij nog na...
Thuisgekomen begon ik mijn verhaal over de toestand in Brugge, toen vader binnenkwam na zijn dagelijks avondlijk Radio Londen-luisterhalf-uurtje bij Alfons Caere op Platheule. Hij wilde het nieuws niet eens geloven. "Op de Engelse post is met geen woord over Brugge gesproken," zegde hij.
Ik veronderstelde dat het "Brugge-bevrijdingsbericht" Londen nog niet had bereikt. "Nu, we zullen de volgende dagen wel vernemen hoe de vork in de steel zit," dacht ik.
Ons kwam ook nog ter ore dat gans de gemeente Moerkerke in de loop van de namiddag van het electriciteitsnet afgesloten werd. Tussen haakjes: dat vernamen we eveneens "van horen zeggen".
(wordt vervolgd)