☰ Extra

Het Moerkerkse moordlied

Caroline Terryn

Toen in 1913 de kasteelheer van Altena, tussen Vivenkapelle en Moerkerke, werd vermoord, was dat groot nieuws. Het haalde niet alleen de nationale kranten, maar marktzangers zetten het drama ook op rijm en muziek. Moordliederen waren altijd heel populair en de liedbladen werden goed verkocht. Zo is de tekst van een Moerkerkse moordlied bewaard. In 1971 werd het gepubliceerd in Rond de Poldertorens, nadat tijdens een bezoek van de Heemkundige Kring Sint - Guthago aan Altena de moord ter sprake was gekomen. Een van hun leden had het liedblad bewaard.1

Zoals meestal vermeldt het blad enkel de tekst, niet de melodie. We hebben verschillende zangers gevraagd of zij de ‘voyce’ kenden of herkenden, maar tevergeefs. Roger Hessel is er wel in geslaagd om het lied op muziek te zetten, op een ‘airke’ dat toen erg populair was. Hoe dat klinkt kunt u op 8 juni horen. Eric Wille zal aan het einde van het concert van Karel Waeri het Moerkerkse moordlied ten beste geven. Pas dan komt zo’n lied echt tot leven.

Een sluipmoord te Moerkerke

Ja het droevig nieuws dat men nu weder hoort Is het bewijs eener echte sluipmoord Te Moerkerke nu laatst bedreven Daar liet een heer het dierbaar leven Hij kwam ’s avonds van een jachtpartij Naar zijn kasteel met zijne vrouw aan de zij En dicht bij zijne woning gekomen Knalde er een schot.

 

Refrein: Wreed gekwetst lag te bed dien heer

Te zuchten van pijn en hartzeer

Maar door koortsen overmand

Verslechte zijn toestand.

Hij stierf in de armen zijner vrouw

Daar was het algemene rouw.

Ja die slag viel hard

’t Was daar droefheid en smart

In een ieders hart.

 

Dien heer getroffen slaakte een kreet Van smart en pijn die het luchtruim doorsneed Hij riep op zijne dierbare vrouw Ach loop toch om hulp algauw.

Maar zij was daar zo zeer van aangedaan Zij kon niet spreken, ja zelfs niet gaan Zij stond als genageld aan d’aarde Van angst en van schrik.

 

De dienstboden hadden het schot gehoord Zij liepen seffens naar de plaats dan voort Zij vonden hunne meester ten gronde Gekwetst ja door menige wonde.

Men droeg hem binnen ’t kasteel

’t Was daar geschrei, ’t was daar een droevig toneel

Dokters werden seffens ontboden

Al uit de stad.’t Slachtoffer had nog een goede nacht

Niemand die had daar het ergste verwacht

Nochtans zijn toestand kwam te verslechten

Een priester gaf hem de gerechten.

Hij sprak: ‘k ga sterven, ‘k word het gewaar Maar vergeef het aan de moordenaar.

En in de armen zijner vrouw Gaf hij den geest.

 

Nu zijn de gendarmen te saam op zoek Achter den dader langs kanten en hoek Mochten zij hem nu gauw ontdekken Dat zou de menschen wat gewekken.

Met den moord brengt die laffe bandiet In de woning weemoed en groot verdriet Geen rust zal die kerel nog hebben Noch dag noch nacht.

------------

Er werd inderdaad dadelijk een grootschalig en langdurig onderzoek ingesteld. Het slachtoffer, Ignace de Thibault de Boesinghe, was dan ook niet de eerste de beste. Zijn familie behoorde tot een van de voornaamste adellijke geslachten van West-Vlaanderen. De familie dankte haar naam aan haar Franse voorvader Pierre de Thibault die in de 17de eeuw de heerlijkheid Boezinge bij leper kocht en zo heer van ‘Boesinghe’ werd. De moord op zijn verre nazaat sprak extra tot de verbeelding doordat de jonge edelman een vrouw en twee kleine kinderen naliet en in zijn eigen kasteeldreef werd neergeschoten.

Ignace de Thibault de Boesinghe was kasteelheer van Altena. Altena, tussen Vivenkapelle en Moerkerke was van de late middeleeuwen tot het einde van de 18de eeuw een klein rechtsgebied, de heerlijkheid Al­tena; eeuwenlang was het ook een zomerverblijf van rijke Brugse fa­milies. In 1913, toen Ignace vermoord werd, had zijn familie het kasteelgoed al twee generaties in bezit. Ignace had Altena geerfd van zijn vader, wiens vrouw het in 1869 had geerfd van haar achtertante Isabelle Stockhove. De Stockhoves, ook een zeer oud adellijk geslacht, hadden het goed meer dan een eeuw in handen gehad.2

De nieuwe eigenaar Emile de Thibault de Boesinghe -Frennelet liet in 1875-1879 alle kasteel- en neerhofgebouwen slopen en vervangen door een spiksplinternieuw kasteel temidden van een al even nieuw aangelegde tuin. Het was een romantisch park, een ‘Engelse landschapstuin’: een natuurlijk aandoende, grillige omgeving met talrijke binnenlandse en exotische boom- en struiksoorten. De hoeveelheid aan plantensoorten was opvallend en maakte het park in zijn tijd een bekend voorbeeld van een botanische tuin..3 Het park is nu nog te bewonderen - op Open Monumentendag 2004 mochten wij het genoegen smaken om met de Heemkundige Kring er een honderdtal bezoekers rond te leiden.4 Het kasteel van toen bestaat niet meer: het brandde in 1918 af en werd in 1928 vervangen door het huidige kasteeltje in neorococostijl.

Van het kasteel van Ignace de Thibault de Boesinghe uit 1913 rest slechts een paar foto’s. Op deze foto’s staan ook enkele bewoners. Ze tonen ons de typische Belle Epoque dames met hoog opgestoken kapsel. Mogelijk is een van de dames Ignace’s echtgenote Elisabeth, dochter van baron Stienon du Pre, burgemeester van Doornik. Haar herkomst zou de verklaring kunnen zijn waarom de postkaart door een Doornikse fotostudio werd uitgegeven. Van haar broer Ludovic bestaat een prachtig portret ten voeten uit: op een zonnige namiddag staat hij in Altena, piekfijn uitgedost, maar een beetje tipsy... Op de keerzijde staat geschreven: Ludovic Stienon legerement emeche.

2025 01 31 102122Kasteel van Altena, ca 1900 Foto © postkaartenverzameling Folkert Schellekens

2025 01 31 102148Ludovic Stienon, schoonbroer van Ignace de Thibault de Boesinghe voor het bordes van het vorige kasteel van Altena

In 1913 kwam een zwarte schaduw over dit gezelschap. Op een donkere novemberavond keerden Ignace de Thibault de Boesinghe en zijn echtgenote Elisabeth te voet naar huis terug. Zij hadden in Brug­ge de stoomtram richting Middelburg genomen. Ignace had deelgenomen aan een jachtpartij, terwijl Elisabeth op visite was geweest bij haar schoonfamilie in de Langestraat te Brugge. Het mag ons verbazen dat dit deftig paar het openbaar vervoer nam. Waarom hadden zij geen eigen vervoer? Was hun paard ziek, of hadden ze al een auto en deed die het niet? Of hadden ze van iemand een lift gekregen? Wat er ook van zij, het koppel stapte af aan de halte van Wonderjaar - genoemd naar de herberg aldaar - en liep gearmd en al pratend naar huis, de huidige Weststraat 14. Zij wandelden door de mooie, eeuwenoude eikendreef. Tot plots een schot weerklonk... Een sluipschutter had vanuit de gracht gevuurd. Elisabeth was ongedeerd, maar Ignace werd geraakt. De volgende dag overleed hij aan zijn verwondingen: verschillende loodkorreltjes hadden interne bloedingen veroorzaakt. De week nadien volgde een plechtige begrafenis in Vivenkapelle. De rouwstoet telde vele familieleden, vele adellijke vrienden en kennissen en veel hoogwaardigheidsbekleders.5

De volgende dagen was het een echte begankenis naar de plaats van de moord. In de schors van de boom, waarachter de moordenaar had gezeten, had men een kruisje gesneden. Ondertussen tastte het gerecht in het duister. Op 30 november had de weduwe een premie van 5.000 fr. (omgerekend minstens € 6.000) uitgeloofd aan al wie het gerecht op het spoor van de dader kon brengen. Dit werd bekendgemaakt in een gedrukte mededeling van de onderzoeksrechter Soenen, die overal in de herbergen van de streek werd uitgehangen.6

Volgens Jos. De Smet in Rond de Poldertorens werd er een grondig onderzoek ingesteld, maar de moordenaar werd nooit gevat. Naar het motief had men eveneens het raden. Eerst werd gedacht aan stropers, maar hoewel er veel stropers waren in de streek had de kasteelheer hen nooit vervolgd; in tegenstelling tot enkele andere kasteelheren uit de omgeving die hun boswachters wel hardhandig lieten optreden tegen wildstropers.

Liefde was een ander mogelijk motief. Toen enkele maanden na de moord de jonge weduwe in Brussel opvallend veel gezien werd in het gezelschap van een jonge luitenant kwam de geruchtenmolen op gang. Er werd zelfs over geschreven in de pers. Eind 1913 zond het Brussels blad "La Chronique" een speciale korrespondent naar Brugge, die een reeks sensationele bijdragen publiceerde, als zou de moord een liefdesdrama geweest zijn. Zo werd geopperd dat de 31-jarige luitenant Alexandre de Halleux, een officier van het derde regiment Lansiers te Brugge en een goede vriend van de familie, de moordenaar was. Er werd gesuggereerd dat de luitenant, al dan niet met medeweten van Elisabeth, haar man had vermoord of laten vermoorden. Ook daarover werd door het gerecht een onderzoek ingesteld. Luitenant de Halleux werd verhoord, maar wegens gebrek aan bewijsmateriaal vrijgelaten. Jos De Smet, die duidelijk overtuigd was van ‘s mans onschuld, opperde dat de weduwe misschien juist tengevolge van deze verdachtmakingen zich verloofde met Luitenant de Halleux; wat er ook van zij, hun verloving was niet van aard om de lasterpraat te doen ophouden. In maart 1914 werd de onopgehelderde moordzaak gesloten. Maar er kwam nog meer droevig nieuws. Nog geen jaar later zou luitenant de Halleux sneuvelen. Hij viel op 11 augustus 1914 in Oplinter, tijdens de invasie van de Duitsers.2 De Eerste Wereldoorlog was pas uitgebroken.8

De jonge weduwe bleef achter met een gebroken hart en twee jonge kinderen: Julie, zes jaar en Antoine, vier jaar oud. Antoine de Thibault zou Altena erven. Zijn levenswandel ging niet over rozen. Hij was vier toen zijn vader vermoord werd, vijf toen WOI uitbrak en de minnaar van zijn moeder sneuvelde. Vier jaar later ging zijn geboortehuis Altena in de vlammen op. Tijdens WO I was het kasteel opgeeist door het Duitse leger en bewoond door officieren. Het opschrift van de bovenste foto luidt: “Auf der Freitreppe von Schloss Moerkerke / Ostern April 1916". In 1918 brandde het kasteel volledig af. Op de foto (p. 72) staat geschre­ven “door de duitschers in brand gesteken in 1918, bij hunnen aftocht”. De ware toedracht kwam echter onlangs aan het licht toen een oude man aan de huidige eigenares van Altena zijn jeugdzonde kwam opbiechten. Hij vertelde dat hijzelf en zijn vriendje de brandstichters waren. De kwajongens hadden, terwijl de Duitsers afwezig waren, ingebroken om te stelen. Toen ze de soldaten zagen terugkomen, raakten ze in paniek. Ze vonden er niets beter op dan het kasteel in brand te steken om van de herrie van het bluswerk gebruik te maken om ongezien te ontsnappen.

2025 01 31 102220Duitse militairen met Paasverlof in Altena in 1916 (niet in het Kasteel van Moerkerke) Fotocollectie Folkert Schellekens

2025 01 31 102237Altena met afgebrand kasteel, boerderij en dreef 1918 Foto bewaard in handschrift Opzoekingen over Moerkerke ’dat onderpastoor Passchiers in 1923 samenstelde.

Doordat de brandstichting aan de Duitse bezetter werd toegeschreven, kon met herstelbetaling uit het fonds van oorlogsschade ter plaatse een nieuw kasteel worden gebouwd. Architect De Pauw uit Brugge ontwierp een charmante landhuis in neorococostijl.

2025 01 31 102252Zicht op het huidige kasteel Altena; gebouwd na 1928, volgens de plannen van arch. De Pauw uit Brugge. Postkaartenverzameling Folkert Schellekens

 

De ontwerpplannen van 1928 worden door de huidige eigenaars bewaard. Naast de plannen voor het kasteel en de garage zijn er ook twee ontwerpen voor een herdenkingskapel in de dreef, eveneens uit 1928; het zijn twee classicistische gebouwtjes op een sokkel en met fronton. Geen van beide werd uitgevoerd.

2025 01 31 102317Een van de twee niet gerealiseerde ontwerpen voor een herdenkings­kapel van architect De Pauw uit Brugge (1928) Foto © Caroline Terryn

 

Langs de dreef werd op de plaats van de moord wel een kapel opgericht, maar die is veel eenvoudiger. Het is een kleine bakstenen kapel onder pannen zadeldak; in de voorgevel een spitsboogdeuropening met beglaasde houten deur. De kapel draagt het opschrift "TER HERINNERING AAN IGNACE DE THIBAULT DE BOESINGHE 27-11 -1913”.9 De gerealiseerde kapel is niet alleen veel eenvoudiger dan de ontwerpen van arch. De Pauw, ze is ook nog neogotisch van stijl terwijl die stijl in 1928 sterk verouderd was. Dit zou er op kunnen wijzen dat de kapel al voordien was gebouwd. Er waren toen wel plannen om ze samen met het kasteel te vervangen, maar die plannen werden uiteindelijk niet gerealiseerd.

Na de dood van zijn moeder zou Antoine de Thibault (° 1909) Altena erven. Hij diende als piloot in de Tweede Wereldoorlog. Over zijn laatste levensjaren wisten de huidige eigenaars ons te vertellen dat hij een drankprobleem had en in onmin leefde met zijn zus en de rest van de familie omdat hij gehuwd was met de dienster van de officiersmess. Begin jaren 1960 werd bij beiden kanker vastgesteld. Het koppel verkocht hun buitenverblijf Altena - eerst de hoeve naast het kasteel en dan het kasteel zelf - om een laatste reis te maken. En inderdaad: een jaar nadat Altena verkocht was stierf de vrouw van Antoine de Thibault en enkele maanden later stierf hijzelf.

Voetnoten

  • 1) Rond de Poldertorens, 1972 (jg 14, nr 1), pp 74-75.
  • 2) VAN DEN ABEELE Andries, De familie Stockhove in: Vlaamse Stam, 38 (2002), pp.212-216
  • 3) Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Damme, Moerkerke
  • 4) TERRYN Caroline, Van nature een monument: de geschiedenis van het groen erfgoed van Altena in: Nieuwsbrief Heemkundige Kring ‘t Zwin rechteroever, 2004, nr 3
  • 5-8) DE SMET Jos. In: Rond de Poldertorens, 1971 (jg 13, nr 3), pp 120-122.
  • 9) Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Damme, Moerkerke

2025 01 31 102336De kapel in de dreef van Altena kreeg nr. 36 in de fietsroute.
Foto uit De Damse Kapellenroute, een uitgave van de Heemkundige 
Kring en nog steeds verkrijgbaar bij de voorzitter.

Het Moerkerkse moordlied

Caroline Terryn

't Zwin Rechteroever
2007
02
065-076
BV
2025-01-31 11:47:53