Oorlogsdagboek Cyriel Cocquyt
Denis Raman
Tenslotte zijn we toch vertrokken over Gent naar Brugge. In Gent moesten we eens overstappen en in het station stond een soldaat van het rode kruis bier te verkopen. Ik vroeg een glas en hij vroeg me of ik geld had om dit te betalen. Voor dat ik het wist nam ik een glas bier en gooide het in zijn aangezicht. Ik had het beter uitgedronken maar mijn zenuwen waren totaal op. Dan naar het station van Brugge waar ik 's avonds om zeven uur ben aangekomen. Ik ben dan naar mijn nonkel Rene De Vos gegaan - een beenhouwer op de woensdagmarkt - en voor de eerste maal in drie dagen gegeten. Dan heb ik van nonkel een fiets gekregen en 's avonds om 10 uur thuis aangekomen.
Dat was wat, zeven maanden van thuis weg en vijf van deze maanden zonder nieuws gezeten. Niemand wist dat ik op deze dag thuis ging komen. Alle vrienden en geburen werden verwittigd en dan maar de ganse nacht feest gevierd en maar belevenissen vertellen. Ik was al een paar dagen thuis toen ik eindelijk besefte dat ik wel degelijk thuis was. Ik poest mij ook aangeven op het gemeentehuis om mijn vrijbrief af te stempelen.
Ook mijn soldatenkleren moest ik binnen dragen in de gendarmerie; wat deed ik dat graag. Van deze vrijbrief heb ik later fotocopies genomen voor mijn kinderen. De originele heb ik nog steeds. Ik ben thuisgekomen op 15/01/1941. Dat was mijn soldatenleven van zeven jaren: 30/05/1934 tot 15/01/1941. Ik heb in juli 1973 terug naar deze hoeve van de Burgemeester geweest in Duitsland. Dat was mijn innigste wens. Oma, de boer en de boerin waren gestorven. De zoon was gelukkig thuisgekomen, getrouwd en had twee kinderen: een dochter die al getrouwd wasen een zoon van zestien jaar die nog naar school ging.We werden daar hartelijk ontvangen.
Tijdens mijn bezoek aan het dorp RAMELSOH, het dorp waar ik zeven maand gewerkt had, heb ik de eerste avond rondgewandeld. Alles was nog hetzelfde maar toch kwam het hard aan. Ik heb nooit gedacht het nog eens terug te zien. De boer, vroeger de zoon, heeft me met de auto overal rondgevoerd. Alle partijen land vond ik terug. Ik heb hem dan de weg gewezen naar de partijen, zelfs de naam wist ik nog. Ik heb ook de knecht Willem bezocht in RAMELSOH. Hij was getrouwd en had vier kinderen. Hij was ook gelukkig thuisgekomen want hij had vijf jaar van de oorlog in Rusland krijgsgevangen ge -
weest. Hij was niet meer te herkennen. Hij heeft vijf jaar lang de stad Leningraad moeten helpen opbouwen samen met honderdvijftigduizend andere Duitse krijgsgevangenen. Het eten was koolrape,, een stuk brood en water. Hij heeft ook altijd dezelfde kleren moeten dragen. Eens heeft hij geslagen geweest. Bij een ongeluk heeft hij beide armen gebroken op het werk. maar hij heeft het nooit opgegeven want hi wilde naar huis terug. Voor zijn krijgsgevangenschap heeft hij een been gebroken en honderden meters zich verder gesleept naar de duitse linies toe; is toch genezen maar dan pas gevangen genomen door de Russen. Van die 150.000 soldaten zijn er maar weinig terug thuis gekomen. velen waren dood van ellende, andere van ziekte en vervroren, want altijd moesten zij werken in hun hemd en versleten kleren. Dit heeft hij alles verteld bij zijn bezoek te Moerkerke in september 1974. Met zijn vrouw en twee jongens hadden ze het fameuze kanaal DE ZEE bezocht maar ze wisten niet dat het zo breed was. Ook heeft hij mij eens met beide handen vastgenomen en zegde waarvoor heeft dit alles geweest, die ellende, daar stonden we, twee vijanden samen. Geloof me, dat kwam hard aan.
Ieder jaar krijg ik nog een kerst- en nieuwjaarskaartje van de boer en de knecht uit Duitsland.
Hun adres van de boer: Heinrich Vick, 2105 Seevetal 12 Ohlendorf Zum Buchwedel 1 Deutsland
Adres van de knecht: Menhe Willem, 2105 Seevetal 11 Schafsreller 2 Deutsland
De oorlogsjaren van 1941 tot 1944
In de zomer van het jaar 1941is mijn vader ziek geworden, altijd maar erger en erger. Op Kerstdag, donderdag 25/12/41is mijn vader om 10.30 Hr. gestorven. De maandag erop is hij begraven om 10 Hr. in Moerkerke en ten grave gedragen in de familiekelder bij mijn moeder. De drie oorlogsjaren hebben we alle vier meegemaakt met grootmoeder alleen. We waren allen tussen de 20 en 30 jaar.
In het jaar 1944 in de maand september is grootmoeder Devos ook gestorven en begraven in de familiekelder aan de sacristie van de kerk te Moerkerke.
In 1942 moest ik naar het gerecht in Brugge omdat mijn vader te weinig aardappelen had geleverd. Daar moest ik wachten tot de laatste omdat ik geen advokaat had. Rond het middaguur was het mijn toer om bij de rechter te gaan en vroeg me waarom er te weinig aardappelen geleverd waren. Ik antwoordde daarop dat ik in de winter van 1940 tot 1941 krijgsgevangene in Duitsland was geweest en nu mijn vader overleden was wist ik van niets.
(wordt vervolgd)