☰ Extra

Damme in de 13de eeuw: Import/export van goederen, mensen en ideeën

Caroline Terryn

2025 01 29 104235
Kaartje van het Zwin in de 13de-14de eeuw

We onderbreken onze pas opgestarte reeks over De Lieve in Moerkerke voor een artikel naar aanleiding van Open Monumentendag. Op 10 september zijn we met de Heemkundige Kring weerom van de partij. We slaan dit jaar onze tenten op in Damme, want het thema van 2006 is import/export en op dat vlak is Damme een goudmijn.

Dat Damme in de 13de eeuw haar bloeitijd kende als zeehaven voor Brugge is alom gekend. Maar weet u ook hoe die grootse haven vandaag nog in het straatbeeld te herkennen is? Onze gidsen tonen het u op 10 september. We bekijken Damme door een 13de-eeuwse bril. En wat blijkt? De meeste Damse monumenten werden toen niet alleen gebouwd, maar getuigen ook van de import-exportactiviteiten.

Damme als indrukwekkende import/export-haven

2025 01 29 104304Het eerste grote Damse stadszegel (was in gebruik van 1226 tot 1249) 8 Het zegel lijkl wel een modern logo; het beeldt heel kernachtig de troef van Damme uit: een haven met een kade waar zelfs zeeschepen die groter zijn dan een huis, perfect kunnen aanmeren.

Nu is Damme een polderstadje, maar in de 13de eeuw was het een grote zeehaven. In 1213 kon heel de Franse oorlogsvloot er met gemak aanmeren. Meer dan duizend schepen zouden toen in de brede havenkom voor anker zijn gegaan. Een Franse kroniekschrijver had het toen over 1700 schepen, maar historici nemen middeleeuwse aantallen meestal met een korreltje zout: 1000 was ontzettend veel en 700 een heilig getal. Het blijft natuurlijk veel en duidt op een voor die tijd reusachtige zeehaven.

Kort voor 1180 was Damme gesticht als voorhaven voor Brugge omdat Brugge toen een nieuwe toegang tot de zee nodig had. De kortste afstand tussen Brugge en de zee was toen - net als nu nog - noordwaarts, richting Blankenberge en Zeebrugge, langs de Brugse Kreek. Toen die verzandde, groeven de Bruggelingen het Oude Zwin, een kanaal naar de Sincfal, een zeeboezem ten oosten van Brugge. Begin 12de eeuw werden de kreken van de Sincfal door stormen verder uitgeschuurd en ontstond het Zwin.

Damme als havensrichting

Damme was niet de enige zeehaven die de Graaf van Vlaanderen Filips van de Elzas in de 12de eeuw stichtte. Door bij bestaande steden nieuwe voorhavens aan te leggen, wilde hij de stedelijke economie stimuleren: handel over zee werd belangrijker dan landhandel en met zeevis kon het toenemend aantal stedelingen gevoed worden. Zo werd Grevelingen de voorhaven van Sint-Omaars, Nieuwpoort die van Ieper en Damme die van Brugge. Ook Biervliet was een stichtingsstadje. Om ondernemers aan te trekken, kregen ze extra privileges bovenop de stadsrechten, die hen zelfbestuur gaven.

Voor Damme had Filips van de Elzas kort voor 1180 de Zwingeul onteigend. Voordien maakten de overstroomde gronden deel uit van de Sint-Kwintensabdij van Oostkerke. Verder had de graaf Brugge overgehaald te investeren in de haveninfrastructuur van Damme en tenslotte had hij de stichting zetel gemaakt van de grafelijke Zwintol.

Het succes van Damme: een uitgebreide haveninfrastructuur

Een deel van de dwarsdam werd op kosten van Brugge aan de zeezijde van stenen kademuren voorzien. Daar werd de lading van zeeschepen overgeslagen op binnenvaartschepen. Die schuitjes voeren heen en weer naar Brugge via een kanaal dat de Bruggelingen gegraven hadden. Kanaal en zeehaven waren verbonden via een zeesluis, de Speye, die eveneens door Brugge was bekostigd. Die haveninfrastructuur vormde de basis van het succes van Damme. Het oudste Damse stadszegel toont fier hoe de zeeschepen tot aan de kade konden varen. Andere Zwinhaventjes hadden toen geen kademnuren. De zeeschepen moesten er bij vloed in de zandige oever voor anker gaan en zo hun lading lossen.

2025 01 29 104349Detail van de Brugse stadskraan door Simon Benning, 16de eeuw9

Uiterlijk van 1269 af had Damme nabij de Speye een stadskraan in gebruik. De kraan werd in beweging gebracht door ‘kraankinderen’ die in een tredmolen liepen. Dat waren geen kinderen, maar hun taak was kinderspel in vergelijking met de zware arbeid van de sjouwers: die lastdragers werden toepasselijk ‘pijnders’ genoemd. Door in de tredmolen in de ene of andere richting te lopen werden zware vaten opgehaald of neergelaten. Het raderwerk stond net als bij de windmolen op een staak of standaard en kon draaien. Bij de windmolen wer­den de wieken naar de wind gedraaid, bij de tredkraan werd de kraan van de kade naar het schip en omgekeerd gedraaid.10 Dit systeem werd in de 12de-13du eeuw uitgevonden in Vlaanderen en werd van hieruit geexporteerd." Damme had twintig jaar eerder dan Brugge een stadskraan.1- De Brugse kraan werd meermaals afgebeeld. Het was een staaltje van spitstechnologie waarop men terecht trots was.

Midden 13de eeuw had het Damse stadsbestuur overdekte stadshallen laten bouwen om de koopwaar in het droge te behandelen. Beneden werden de goederen gewogen, gecontroleerd, belast en ev. verkocht; er boven was een pakhuis waar ze veilig en droog konden worden opgeslagen. Naast dit pakhuisgedeelte was er op de eerste verdieping ook een vergaderruimte voor het stadsbestuur voorzien. Dit eerste stadhuis uit het midden van de 13de eeuw werd tweehonderd jaar la­ter afgebroken, maar we kunncn er ons een beeld van vormen via het tweede, nog bestaande 15dc-eeuwse stadhuis. Dit werd deels gcbouwd met recuperatiemateriaal.'J In de zijgevel zijn de grote blokken Doornikse hardsteen uit het eerste stadhuis duidelijk herkenbaar. Voor de laatgotische voorgevel uit de 15dc eeuw werd grotendeels zandsteen uit Brabant ingevoerd. Het tweede stadhuis was wel een derde kleiner: veel stapelruimte was niet meer nodig want het Zwin was al verzand en Sluis had al in de 14de eeuw dc rol van Damme als overslaghaven overgenomen.

Damme als Vlaamse haven

In de 13de eeuw was Damme niet alleen de zeehaven van Brugge, maar van heel Vlaanderen, want Damme werd via de Lieve in 1269 met Gent verbonden; Ieper, de andere grote Vlaamse lakenproducent, werd door de Ieperlee en andere kanalen met Brugge verbonden. Damme kende toen een komen en gaan van goederen, mensen en ideeën.

Import/export van goederen

Vlaanderen had één belangrijk exportproduct: het Vlaamse laken. Wol werd in heel Europa wel geweven, maar overal in Europa en ook daar buiten verkoos de elite wollen stoffen met het kwaliteitslabel van de Vlaamse steden. Het Vlaamse laken was dan ook superieur. De ambachten zagen er nauwlettend op toe dat het laken werd vervaardigd uit de fijnst gesponnen wol, dicht en regelmatig geweven, in de prachtigste kleuren geverfd en door de volders zo vervilt dat het zo glad was als een biljartlaken. Wie al ooit eens met een keu een gat heeft gestoken in een biljartlaken weet hoe duur zo’n laken is – en dat was vroeger niet anders. Het laken werd duur betaald en zo werd Vlaanderen rijk.

Vlaanderen werd dan ook een afzetmarkt voor luxeproducten die van overal werden ingevoerd. Toch bestond de import vooral uit grondstoffen en voedsel. Wol voor de lakenrijverheid vormde de hoofdmoot. Vooral Brugse handelaars schuimden heel Engeland af voor kwaliteitswol. Ze monopoliseerden de wolhandel en zo werd Damme de invoerhaven voor alle wol die textieleentra als Gent, Ieper, Dowaaij,… verwerkten. De grondstoffen voor textielverf, bij voorbeeld de Genuese wedepantjes voor de blauwververs, werden ook grotendeels ingevoerd. Uitzondering was rood. De roodververs gebruikten de wortels van de meekrapplant. Meekrap werd hier in onze streek massaal geteeld. De plantaardige kleurstoffen werden aan de wol gehecht door toevoeging van aluin. Misschien kent u dit gesteente uit het toiletkastje van opa. Als hij zich bij het scheren gesneden had, stelpte hij het bloed door de wonde te betten met aluin. Die chemische reactie van de aluinsteen op organisch materiaal werd door de middeleeuwse ververs gebruikt als kleurfixatie. Het kostbare aluin werd door de Genuezen geïmporteerd; aanvankelijk kwamen zij over land, maar in 1277 roeiden ze voor het eerst met een galei Damme binnen.

De Noord-Europese koopvaardijschepen waren van het type kogge, zoals op de bovenste tekening hiernaast. Deze kogge was een type dat in de la­te 14de eeuw in Bremen voorkwam. Bremen en Hamburg waren de belangrijkste Hanzesteden. De onderste tekening is een galei, naar een 15de eeuws voorbeeld.17 De 13deeeuwse galeien waren iets eenvoudiger. De roeiers waren galeislaven, dikwijls krijgsgevangenen uit de Islamwereld.

2025 01 29 104413Middeleeuwse zeeschepen: kogge en galei

Andere grondstoffen voor de nijverheid

Andere grondstoffen voor de nijverheid werden eveneens ingevoerd: huiden uit Scandinavië werden in Brugge door gespecialiseerde ambachtslui verwerkt tot luxueuze lederwaren, koper uit Zuid-Duitsland tot grafplaten, amber uit de Baltische landen tot paternosters,… In de 13de eeuw stonden deze luxe sectoren nog in de kinderschoenen; ze zouden pas in de late middeleeuwen belangrijker worden, maar toch melden de Damse grafelijke tolrollen uit 1252 - en zelfs hun voorloper, die van Litterswerve van ca. 1160 - al toltarieven die bij de invoer van deze grondstoffen verschuldigd waren.

Voedselimport

Ook voedsel werd van overzee ingevoerd. Merkwaardig als men bedenkt hoe klein die zeescheepjes waren. Naast kruiden uit het oosten, appelen van orange en andere exclusieve zuidvruchten die peperduur verkocht konden worden, werd ook basisvoedsel geïmporteerd. Als hier de oogst mislukt was, werd vanuit Polen, de graanschuur van Europa, graan ingevoerd om de volksmassa in de textielsteden te voeden en zo hongeropstanden te voorkomen.

Haring was eveneens basisvoedsel. Haringen die in dichte scholen langs een vaste route naar hun paaiplaatsen zwemmen, waren massaal te vangen en dus goedkoop. Gezouten haring is bovendien goed te bewaren. Al van in 1180 waren de Damse vissers vrijgesteld van de grafelijke tol voor het transport en verkoop van verse haring. De haringvangst zou in de 13de eeuw nog belangrijker worden. Vlaamse vissers volgden de haringtrek tot voor de kust van Schotland. In de 14de eeuw zou de bewaring aanzienlijk verbeteren doordat ze niet langer in korven of manden bewaard werden - de zgn. korfharing –maar in houten tonnen. In het Middelnederlands sprak men niet van harington of -vat, maar van kaak. De ’kaakharingen’ bewaarden dus beter dan ’korfharingen’, maar de conservering verbeterde vooral als de haringen onmiddellijk na de vangst ontdaan werden van hun sneller bederfelijke ingewanden. Damme had de haringstapel van de Schonense haring: kaakharing die door de Hanzekooplui uit Zweden werd geïmporteerd. Op het toppunt, eind 14de eeuw bedroeg die invoer jaarlijks ca. 20.000.000 stuks. Een eeuw later zou deze trafiek verdrongen en overtroffen worden door de Vlaamse kaakharing. Deze haring werd door de Vlaamse vissers in de Noordzee gevangen en op zee al gekuist en ‘gekaakt’. In de 15de eeuw zou Damme de stapel van Vlaamse kaakharing bekomen.

De volksdrank: bier

De volksdrank was bier. In de 13de eeuw werd hop hier nog niet volop geteeld en werd bier nog vooral gebrouwen met gruut - een kruidenmengsel met o.m. salie en duizendblad, waarop de heren van Gruuthuuse het monopolie hadden - maar er werden wel al hop en bier ingevoerd uit Duitsland. Het hopbier was lekkerder en bewaarde langer. De elite dronk wijn. Klerken noteerden de invoer van wijnen met klinkende namen als: MuscadeeleMalebezye (Malavoisie)Wit RomeineSaint-Jean d'AngélyPaillettenTawaers (Tours)PortausGascoengnenRijnschYpocrasBeaunePoytauGarnachenBastaerts (Batarde).

Damme als zetel van de Zwintol

Van vrij verkeer van goederen was geen sprake: overal werden handelaars tegengehouden om tol te betalen. Het geld van de Zwintol ging naar de grafelijke kas, maar het recht om de tol te heffen hadden de Graven van Vlaanderen in leen gegeven aan de heer van Marcken; die verkocht het leen in 1269 aan de stad Damme. Het tolrecht hield dus in dat het stadsbestuur alle goederen die in Damme toekwamen, moest belasten. Aangezien er nog geen gestandardiseerde verpakkingen waren, moesten ze stuk voor stuk worden gemeten en gewogen, uiteraard tegen betaling. Voor elke wijnton die werd nageneten moest de handelaar een Engelsche penninck betalen. Ook Hoeke en Monnikenrede hadden het privilege verworven om bepaalde goederen te taxeren. Toen Sluis in de 14de eeuw de overslaghaven zou worden, zou ze die voorrechten meermaals betwisten.

De toltarieven waren vastgelegd in de tolrollen. Ze geven ons een spiegel van de import. Ongelooflijk wat in Damme allemaal werd ingevoerd. Op de tolrollen van 1252 staan meer dan 300 verschillende producten waarvoor de graaf het nodig had gevonden een toltariëf te bedenken: kalksteen, haring, lijnwaad, lood, huiden van schapen en konijnen, turf, wijn, ketels, spelden, gember, peper, Spaanse prulmen, zoethout, amandelen, vilten hoeden, saffraan, zijde, damast,... Zelfs apen en beren stonden op de lijst, al zullen dat wel geen dagelijkse producten geweest zijn.

De Damse stapel

Een stapel is een privilege waarbij binnen één bepaald gebied alle goederen van één bepaald product worden geconcentreerd in één stad. Daar worden ze pas verkocht nadat de poorters van die stad het voorkooprecht genoten hebben. In de 13de eeuw had Damme nog geen stapelrecht. Pas in de 14de eeuw, in 1323, werd in de regio de Brugse stapeldwang ingevoerd. Mogelijk houdt dat verband met de economische crisis van de eerste helft van de 14de eeuw – denk maar aan De Waanzinnige 14de eeuw – Brugge trok het laken naar zich toe en eiste het stapelrecht in de Zwinstreek op. Terwijl in de 13de eeuw ook in de Zwinhavens groothandel werd gedreven, moest vanaf 1323 alles eerst gestapeld en verhandeld worden in Brugge. De Zwinhavens werden louter overslaghaven, zonder marktfunctie. Op de Brugse stapeldwang werden door de Zwinhaventjes enkele uitzonderingen bekomen.

Zo kreeg Damme in 1323 de stapel van tonharing en Monnikenrede die van stokvis. Damme kreeg daarnaast nog de stapel van pek en teer uit Noorwegen en Duitsland, houtas in vaten uit Zweden, Friese paarden, Deense runderen en zout. In 1331 kregen de kooplui van Saint-Jean d'Angély en La Rochelle in Damme het stapelrecht voor de wijnen die ze zelf invoerden. Andere wijnen, Spaanse, Portugese en vooral de dure Rijnse wijn werden in Damme enkel gelost en dadelijk verscheept naar Brugge, waar ze in de wijnkelders van de Vlamingstraat gestockeerd werden.

2025 01 29 104433Jacob Van Maerlantstraat ca. 1925  © www.beeldbankbrugge.be
 

Import/export van mensen: rijke kooplieden

In de 13de eeuw was Damme een kosmopolitische stad. Duitsers, Fransen, Engelsen, Zweden, Italianen, Portugezen, Noren, Spanjaarden,... allemaal zetten ze na een lange en gevaarlijke zeereis eerst voet aan wal in Damme. Van hieruit reisden door ze naar de Vlaamse steden en vertrokken ze na gesloten koop ook huiswaarts.

Sommige handelaars vestigden zich met hun familie permanent in Damme. Ze lieten grote koopmanswoningen met ruime magazijnen bouwen. De rij diepe woningen nabij de Markt, waarvan de huizen De Sterre en Saint-Jean d'Angély deel uitmaken, zijn het resultaat van een verkaveling van rond 1250 die specifiek bestemd was voor deze doelgroep. Onder de woningen met hun laatmiddeleeuwse gevels schuilen kelders uit de 13de eeuw. De stenen kelders waren vanaf de kade te bereiken en werden door hun oorspronkelijke bewoners als opslagruimte voor hun kostbare koopwaar gebruikt.

De huizen boven de kelders waren in hout en zouden pas in de late middeleeuwen hun stenen gevel krijgen. Op deze oude foto (blz. 83) zijn de kelderverdiepingen nog beter herkenbaar dan nu. De koopmanshuizen van de Jacob Van Maerlantstraat lagen oorspronkelijk aan de kade van de havenkom. Die zou pas gedempt worden rond 1810 met de aarde uit het 'Napoleonkanaal', de Damse Vaart die toen werd gegraven.

In Damme verbleef een kleine kolonie wijnimporteurs uit de Franse westkust. Van 1331 af zouden de kooplieden van La Rochelle te Damme een eigen belangenvereniging mogen oprichten. Het huis Saint-Jean d'Angély in de Jacob Van Maerlantstraat zou dienst doen als hun natiehuis. Brugge kent nog verschillende van dergelijke loges, als de Venetiaanse, Genuese en Florentijnse loge aan de Vlamingstraat. In zo'n loge troffen de kooplieden uit eenzelfde stad of streek elkaar. Ze gaven elkaar advies en bijstand in den vreemde en verenigden zich om gezamenlijk hun belangen bij de lokale overheid te verdedigen en voorrechten te bedingen, zoals vermindering van taksen, eigen rechtspraak,...

2025 01 29 104455De meeste middeleeuwse sleden zijn spontaan gegroeid en hebben een stratenplan met kronkelige straatjes, maar in Damme is de hoofd- straat een lange rechte straat omdat de Kerkstraat teruggaat op de dwarsdijk waarachter Damme gesticht is.39Op dit kaartje van J. Ter- mote worden de eerste bewoning, de OLV-kerk (3) en het Sint- Janshospitaal (2) achter de dijk gesitueerd. Ter hoogte van het Stadhuis (1) was de dam wat breder. De Sinl-Katarinakerk (4) lag achter de Oude Sluissedijk en dus eveneens buiten de oudste hcivenkom die ca. 1180 heel het gebied tussen de Oude Sluissedijk, de dwarsdam en de Romboutswervedijk uitmaakte. Na 1250 was het Zwin was al zo verzand dat op de Zwinoevers kon gebouwd worden. De huizen acm de Jacob Van Maerlantstraat (5) gaven uit op de nieuwe, versmalde haven.40 Tijdens de 13de eeuw kende Damme een stadsuitbreiding tot aan de Romboutswervedijk. (6) Die bewoning kwam aan het licht tij­dens de recentste opgravingscampagne 41

Import/export van mensen: arme werklieden

Niet alle vreemdelingen waren succesvolle zakenlui. Een havenstad als Damme werd dagelijks overspoeld met nieuwe gelukszoekers. De economische bloei van de 13de eeuw ging gepaard met een bevolkingsexplosie. De meeste nieuwkomers konden aan de slag als havenarbeider of werkkracht in de verschillende toeleveringsbedrijfjes. Van heinde en verre kwamen lijfeigenen aangestroomd, op de vlucht voor hun heer. Wie in de stad een jaar kon overleven, mocht zich een vrije burger noemen; wie genoeg verdiende om te sparen kon het poorterschap kopen en ook genieten van de voorrechten die de Dammenaars genoten.

Damme kende in de 13de eeuw haar grootste stadsuitbreiding, nadien zou het stadje sterk krimpen. De recente opgravingen buiten de stadswallen brachten archeologische vondsten aan het licht waaruit nog maar eens blijkt tot waar de 13de-eeuwse bewoning zich uitstrekte. Toen het Zwin vanaf de 14de eeuw zo verzandde dat de havenactiviteiten zich verlegden naar Sluis, verhuisde ook een groot deel van de bevolking. In de 15de eeuw stond “half de stede ydel ende vaghe”.

In de 13de eeuw zorgde de grote bevolkingsdruk niet enkel voor stadsuitbreiding, maar ook voor tekorten. De nabijheid van de zee maakte het grondwater brak. Het tekort aan drinkwater werd opgelost door water te importeren van elders. In 1269 verleende graaf Gwijde van Dampierre de toelating om water te tappen uit zijn vijver. Vanuit het grafelijk domein van Male bij Sint-Kruis werd via een loden pijp van vijf kilometer lang het water vervoerd naar de openbare stadsfontein op de Markt van Damme. Het was de eerste Vlaamse openbare waterleiding.

Een ander probleem was brood. Graan kon aangevoerd worden, maar moest nog worden gemalen. Om zoveel monden te kunnen voeden, moest vlugger en meer graan gemalen kunnen worden. Damme was in de 13de eeuw een van de eerste steden met een windmolen in Vlaanderen. Ook dit was een Vlaamse uitvinding. In het dichtbevolkte Vlaanderen bedacht men een manier om de molenstenen door wind te laten draaien. Tot dan gebeurde dat manueel en traag. Vanuit Vlaanderen werd die techniek geëxporteerd. Lang werd gedacht dat de Kruisvaarders de windmolentechniek uit het Midden-Oosten hadden meegebracht, maar eigenlijk is het in de andere richting gegaan.

Import/export van ideeën

Niet enkel mensen en goederen gingen Damme in en uit, ook ideeën. Damme speelde een rol in de verspreiding van het zeerecht. Damme had in grote mate zelfbestuur dankzij de stadsrechten die ze in 1180 verkregen had. De poorters stelden zelf hun bestuur aan. Het stadsbestuur sprak ook recht. Veel zaken betroffen uiteraard de zeehandel: geschillen die op zee ontstaan waren tussen de opvarenden werden behandeld in de haven van bestemming. De Damse schepenen deden bijvoorbeeld uitspraak over schadevergoeding bij schipbreuk, de relatie tussen bemanning en schipper, de rol van de schipper als vertegenwoordiger van de reder-eigenaar van het schip, en zijn rol t.o.v. de bevrachters en de loods. De Damse schepenen oordeelden niet willekeurig, maar volgens het gewoonterecht.

De kern van het Atlantische zeerecht wordt gevormd door de zgn. Rollen van Oléron, een lijst van 24 vonnissen. Oléron is een eiland voor de monding van de Charente op de Franse westkust. Veel schippers en matrozen die wijn naar Vlaanderen verscheepten, waren van daar afkomstig. Zij waren gebaat bij de kennis van hun rechten en plichten en daarom werd daar midden 13de eeuw een overzicht samengesteld van reeds gevelde vonnissen. Die golden als precedenten. De uitspraken over de meest voorkomende betwistingen werden verzameld tot een praktische lijst van 24.

Zo luidde één ervan dat de schipper verplicht was om een ziek bemanningslid aan wal te laten verzorgen; het schip moest evenwel niet op hem wachten en de schipper moest de zieke matroos niet meer betalen dan wat hij hem anders aan boord te eten en te drinken zou gegeven hebben. Een ander vonnis stelde dat de schipper de touwen waarmee een wijnvat aan wal gelost ging worden eerst aan de meevarende bevrachter of handelaar moest tonen. Als die zijn goedkeuring gaf en het touw brak toch, dan werd de schade voor het gebroken vat gedeeld, anders moest de schipper alle schade betalen.

Deze 24 artikelen werden door Vlaamse steden als Brugge, Damme, Westkapelle en Oostkerke aangenomen en in het Vlaams “vertaald”. Deze vrijwel letterlijke vertaling, Copie van den Rollen van Oléronvan den vonnesse der zee is als “Waterrecht van Damme” of “Vonnesse van Damme” gekend.

Tegen het einde van de 14de eeuw

Tegen het einde van de 14de eeuw werd de lijst van 24 met 4 vonnissen aangevuld en verder verspreid naar Noord- en Oost-Europa als het “Damse zeerecht”. Deze samenstelling werd in de loop van de 15de eeuw vertaald naar het Middelduits en was algemeen rechtsgeldig in het gebied van de “Hanze”, dat zich uitstrekte van de Noordzee tot de Oostzee.

Volgens de ene visie beperkte de rol van Damme zich tot gebruik, vertaling en verspreiding; anderen gaan ervan uit dat minstens enkele vonnissen uit de lijst van Oléron oorspronkelijk door Damse schepenen geveld moeten zijn, aangezien Damme de belangrijkste bestemmingshaven van de Franse wijn was en wijn de belangrijkste vracht waarvan sprake. Zo zouden uitspraken van de Damse vroede vaderen geëxporteerd worden tot in Scandinavië en de Baltische landen.

2025 01 29 104526Brugge was geen Hanzestad, maar was net als Londen, Bergen en Novgorod, één van de vier bevoorrechte handelspartners van de Hanzesteden.

De Hanze zou pas in de 14de eeuw tot een echte stedenbond uitgroeien, maar voordien gingen individuele handelaars uit Lübeck, Hamburg e.a. zich al verenigen om bepaalde voorrechten te bekomen. In de 13de eeuw konden ze in Brugge op die manier tolvermindering afdwingen. Hun privileges zouden nog toenemen. De Hanzeaten vormden een kolonie met eigen rechtspraak en bestuur, onafhankelijk van de Brugse overheid.

Daklozenzorg

Een ander idee dat het Damse stadsbestuur van elders oppikte en wellicht ook hielp verspreiden, was de daklozenzorg. Net als andere steden had Damme een stedelijk opvangtehuis, het Sint-Janshospital. Uitgeputte reizigers en berooide ‘passanten’ genoten er kort gastvrijheid, ‘hospitalitas’ in het Latijn; arme zieken werden er door een schare zusters verzorgd en konden er zich voorbereiden op een vroom levenseinde. De Sint-Janshospitalen waren geïnspireerd op de gasthuizen van de Johanietenorde, de hospitalridders die langsheen de route naar het Heilig Land een keten opvangtehuizen voor kruisvaarders hadden opgericht. Dit idee werd in de 13de eeuw in Vlaanderen overgenomen en geënt op de stadscultuur: de gasthuizen werden gesticht door de plaatselijke stadsbesturen.

Het personeel van religieuzen stond onder stedelijke voogdij en een deel van de inkomsten kwam van stadswege. Om de wijntol te kunnen innen, moest de inhoud van de vreemde vaten nageneten worden en dat was de taak van de broeders van het Sint-Janshospital. Per nageneten wijnvat werden zij vergoed met “een Engelsche penminck”. Ze peilden met een ‘vergierstok’ de diepte van het vat, maten ook de omtrek en berekenden zo de inhoud. Hun Brugse collega’s zijn bij het uitoefenen van hun vergierrecht meermaals afgebeeld.

2025 01 29 104548Detail van de Brugse stadskraan door Simon Benning, 16de eeuw

De Damse schepenen en hun gasthuis

De Damse schepenen hadden voor hun ‘gasthuis’ kosten noch moeite gespaard. Het was een prestige-project: midden 13de eeuw verrees aan de dam een groot, stenen hospitaal, gebouwd met dezelfde materialen en volgens hetzelfde schema als de stadshallen en de O.L.V.-kerk: de skeletbouw van zuilen en bogen werd kant-en-klaar ingevoerd uit Doornik in Henegouwen; de muren werden gedicht met ter plaatse gefabriceerde bakstenen.

De open koopmansgeest en no-nonsense aanpak van de Damse poorters blijkt ook uit de bouwgeschiedenis van de OLV-kerk. Begin 13de eeuw bestelden zij een dure kerk in Doornik. De stenen voor de skeletbouw, de zuilen en bogen, werden er stuk voor stuk gekapt en verscheept naar Damme en er dan opgebouwd. Resultaat: een grotendeels geïmporteerde kerk in Scheldegotiek.

Eind 13de eeuw was de kerk echter al te klein. Het koor werd verbreed met twee zijbeuken, maar in plaats van het traditionele bouwschema te volgen - hoge, brede middenbeuk en lagere, smalle zijbeuken - werd gekozen voor een uitbreiding die overal even hoog en breed was. De nieuwe, ruime kerk leek op (stads)hallen. Dit type hallenkerk sloeg aan bij de Damse handelspartners. Het komt ook voor in vele Noord-Duitse Hanzesteden en langs de Noordzee. De Oude Kerk in Amsterdam uit de 14de eeuw is ook zo'n typische hallenkerk. Import/export, wederzijdse beïnvloeding of uitingen van eenzelfde vernieuwingsdrang?

2025 01 29 104608Doorsnede van een ’basilikale' kerk met liogere middenbeuk (links) en hallenkerk (rechls)57

Jacob van Maerlant

Een onafhankelijke geest als Jacob van Maerlant gedijde in zo'n open, vernieuwend milieu. In het Latijn opgeleid tot klerk in de Brugse kapittelschool van Sint-Donaas, schreef hij zijn hele oeuvre niet in het Latijn, maar in de volkstaal, het Diets. Zijn opdrachtgevers en broodheren waren Hollandse edelen, ook toen hij, na een jarenlang verblijf in Holland, naar Damme verhuisde. Voor hen vertaalde hij alle kennis die in de 13de eeuw voorhanden was: o.m. de natuurkunde, de geschiedenis, de Heilige Schrift: Van de nature BlommenSpiegel Historiael, de Rijmbijbel.

Van Maerlant zorgde er voor dat al die kennis die tot dan toe beperkt was gebleven tot de clerici die het Latijn machtig waren, verder verspreid werd. Bovendien vulde hij zijn boekenwijsheid ook aan met nieuwe gegevens die hem ter ore waren gekomen, zelfs al waren die in tegenspraak met zijn geleerde geschriften. Die leerden dat de wereld ophield aan de Atlantische Oceaan, maar de zeelieden en koopmannen die de haven van Damme aandeden, wisten wel beter. Zij vertelden Van Maerlant over de pas ontdekte Canarische eilanden en hij beschreef ze in zijn luisterteksten.

Damme was Maerlants leefwereld. Als hij in Wapene Martijn een beeld van onmetelijke rijkdom wilde schetsen, dan maakte hij een vergelijking met de rijklommen die hij kende vanziens:

Dat comt int Swin,
Gout, silver, stael, loot, iser, tin.

Jacob van Maerlant sleet zijn laatste levensjaren in Damme, temidden een nieuwe maatschappelijke groep: vrije burgers die leefden van import en export en open stonden voor kennis, vreemde talen en culturen, nieuwe technieken en ideeën. Het Damme van de 13de eeuw was zo'n centrum. Veel erfgoed herinnert daaraan. Damme is dan ook een goudmijn voor een Open Monumentendag met als thema Import/Export. Op 10 september leiden wij u er graag in rond.

Voetnoten

  1. Dat de Franse koning Filips-August in 1213 met heel zijn oorlogsvloot in Damme aanmeerde, was geen toeval, maar kaderde in een vergeldingsactie. De Franse koning wilde zijn leenman de graaf van Vlaanderen afstraften omdat die omwille van economische belangen in het Frans-Engelse conflict de zijde van de vijand had gekozen. Engeland was immers de grootste handelspartner van de Vlaamse steden, want zij waren voor hun textielnijverheid afhankelijk van de invoer van Engelse wol. De Franse koning zag die Vlaams-Engelse alliantie niet zitten en om zijn politieke macht over Vlaanderen te bevestigen, liet hij in 1213 heel Damme in de fik steken.
  1. DE SMET A.Het waterwegennet ten noordoosten van Brugge in de 13de eeuw. Oude Zwin, Reie en Zwinin: Album Antoine De Smet, Brussel, 1974, p. 4.
  2. VERHULST A.Landschap en landbouw in Middeleeuws Vlaanderen, Brussel, 1995, p. 55.
  3. DEGRYSE R.Vlaanderens haringbedrijf in de Middeleeuwen, Antwerpen, 1944, p. 16.
  4. TERMOTE J.Het ontstaan en de stadsontwikkeling van Damme in 2000 jaar Zwinstreek, Knokke, 1985, p. 107.
  5. RYCKAERT M.Topografie en hydrografie van de kustvlakte, in Brugge en de zee, Antwerpen, 1982, p. 22.
  6. DE GROOTE J.De stadszegels van Damme, in Rond de Poldertorens, 41/3 (1999), p. 110.
  7. Foto gepubliceerd in VANDEWALLE A.Hanzé@Medici, Brugge wisselmarkt van Europese culturen, Oostkamp, 2002.
  8. VAN BEYLEN J.Sluizen, overtomen, kranen, in: Brugge en de zee, Antwerpen, 1982, p. 119.
  9. Op openmonumenten.beverscheen een boeiende bijdrage over de export van deze techniek vanuit Vlaanderen door Els Otte van het Provinciaal Molencentrum Oost-Vlaanderen.
  10. DHONDT J.Het rode Brugge, Brugge, 2002.
  11. DE VLIEGHER L.Het stadhuis te Damme, Brugge, 1982, p. 10.
  12. RYCKAERT M.Topografie en hydrografie van de kustvlakte, in Brugge en de zee, Antwerpen, 1982, p. 23.
  13. RYCKAERT M.Hydrografie van de binnenstad en bloei van de middeleeuwse haven, in Brugge en de zee, Antwerpen, 1982, p. 29.
  14. Idem, p. 37.
  15. DECAVELE J. e.a.Gent op de wateren en naar de zee, Antwerpen, 1976.
  16. RYCKAERT M.Hydrografie van de binnenstad en bloei van de middeleeuwse haven, in Brugge en de zee, Antwerpen, 1982, p. 36.
  17. Voor Damme kort voor 1180 ontstond, was er in de omgeving al een handelsplaats waar tol geheven werd. Meer over dit Letterswerve bij: VERHULST A. e.a.Un tarif de tonlieu inconnu institué par le comte de Flandre Thierry d’Alsace (1128-1168) pour le port de Litterswerva, précurseur du port de Dammein: Handelingen van de Koninklijke Commissie voor Geschiedenis, Brussel, 164 (1998), p. 143-172; zie ook: DE GROOTE J.Het tollarief van Letterswerve, in Rond de Poldertorens, 42/1 (2000), p. 3-17.; het ongekende tollarief werd er in vertaling opgenomen.
  18. RYCKAERT M.Hydrografie van de binnenstad en bloei van de middeleeuwse haven, in Brugge en de zee, Antwerpen, 1982, p. 36.
  19. DEGRYSE R.Vlaanderens haringbedrijf in de Middeleeuwen, Antwerpen, 1944, p. 19.
  20. In vorig artikel (Nieuwsbrief juni 2006) heb ik vermeld dat kaken het kuisen van de haring is. Niet steeds is daar eenduidigheid over: MICHIELS D.De visserij en vissershaven in Brugge en de zee, Antwerpen, 1982, p. 122: Kaakharing is afkomstig van het Middeleeuwse woord kaakdat val Deze term staat tegenover gesteurde haring of korfharing. Op p. 121 schreef hij echter: Het kaken is het verwijderen van de aan bederf onderhevige ingewanden.
  21. Meer over haringen leest u in ons ‘zusterblad’, Rond de Poldertorens. In september verschijnt daar een artikel van mijn hand: De éne haring is de andere niet.
  22. RYCKAERT M.Hydrografie van de binnenstad en bloei van de middeleeuwse haven, in Brugge en de zee, Antwerpen, 1982, p. 36.
  23. NOEPraktische gids Damme, s.d.
  24. BAKKER C.Damme: 800 jaar stadsrechten 1180-1980, p. 19.
  25. Idem, p. 18.
  26. VAN OOSTROM F.Maerlants wereld, Amsterdam, 1996, p. 158. Wegens tijdgebrek hebben we de lijst zelf niet geconsulteerd en vertrouwen we op wat we terugvonden in de literatuur. Dit artikel wil dan ook slechts een algemeen beeld geven van de import/export.
  27. DEGRYSE R.Vlaanderens haringbedrijf in de Middeleeuwen, Antwerpen, 1944, p. 93.
  28. Hoewel Vlaanderen een minder diepe crisis kende, was na de hoogconjunctuur van de 12de-13de eeuw ook hier de neergang voelbaar. De grote bevolkingsdruk had de natuur uitgeput. Dit had misoogsten en hongersnood tot gevolg evenals massale sterfte bij besmettelijke ziekten zoals de pest. Zie ook: TUCHMAN B.De waanzinnige 14de eeuw, Amsterdam, 1980.
  29. RYCKAERT M.Hydrografie van de binnenstad en bloei van de middeleeuwse haven, in Brugge en de zee, Antwerpen, 1982, p. 44.
  30. DEGRYSE R.Vlaanderens haringbedrijf in de Middeleeuwen, Antwerpen, 1944, p. 93.
  31. BAKKER C.Damme: 800 jaar stadsrechten 1180-1980, p. 19.
  32. TERMOTE J.Het ontstaan en de stadsontwikkeling van Damme in 2000 jaar Zwinstreek, Knokke, 1985, p. 107.
  33. CORNILLY J.Monumentaal West-Vlaanderen: beschermde monumenten en landschappen in de Provincie West-Vlaanderen, Brugge, 2001, 3 delen.
  34. TERMOTE J.Het ontstaan en de stadsontwikkeling van Damme in 2000 jaar Zwinstreek, Knokke, 1985, p. 107.
  35. NOEPraktische gids Damme, s.d.
  36. TERMOTE J.Het ontstaan en de stadsontwikkeling van Damme in 2000 jaar Zwinstreek, Knokke, 1985, p. 107.
  37. Opgravingscampagne herfst 2005 aan het noordelijk deel van de Damse wallen, met het oog op de reconstructie van de 17de-eeuwse verdedigingswerken o.l.v. M. De Meyer, Prov. West-Vlaanderen.
  38. NOEPraktische gids Damme, s.d.
  39. Op openmonumenten.beverscheen een boeiende bijdrage over de export van deze techniek vanuit Vlaanderen door Els Otte van het Provinciaal Molencentrum Oost-Vlaanderen.
  40. VAN DEN AUWEELEHet Brugge zeerecht, schakel in een supra-nationaal geheelin Brugge en de zee, Antwerpen, 1982, p. 146.
  41. Idem, p.
  42. DE GROOTE J.Het waterrecht van Damme, in Rond de Poldertorens, 43/3 (2001), p. 107.
  43. BIEDERSTEDT R.Het zeerecht van Damme, in Rond de Poldertorens, 38/2 (1996), p. 51.
  44. VAN DEN AUWEELEHet Brugge zeerecht, schakel in een supra-nationaal geheelin Brugge en de zee, Antwerpen, 1982, p. 146.
  45. BIEDERSTEDT R.Het zeerecht van Damme, in Rond de Poldertorens, 38/2 (1996), p. 51.
  46. Kaartje uit: VANDEWALLE, A.Brugge, De geschiedenis van een Europese stad, Tielt, 1999, p. 78.
  47. RYCKAERT M.Hydrografie van de binnenstad en bloei van de middeleeuwse haven, in Brugge en de zee, Antwerpen, 1982, p. 44.
  48. VANDEWALLE, A.Brugge, De geschiedenis van een Europese stad, Tielt, 1999, p. 54.
  49. BAKKER C.Damme: 800 jaar stadsrechten 1180-1980, p. 19.
  50. Voor meer info: DEVLIEGHER L.Damme, Tielt, 1971.
  51. HASLINGHUIS-JANSEBouwkundige termen. Verklarend woordenboek van de Westerse architectuur- en bouwhistorie, Leiden, 2001.
  52. VAN OOSTROM FritsMaerlants wereld, Amsterdam, 1996, p. 445. In zijn prachtige biografie weerlegt Van Oostrom o.m. de hardnekkige misvatting dat Maerlant stadsklerk van Damme was.
  53. Idem, p. 156.
  54. Idem, p. 157.

------------------------------------------------------

OPEN MONUMENTENDAG

Zondag 10 september 2006

Geleide wandelingen in Damme
Om 11u, 14u, 15u & 16u
Vertrek aan Huize de Sterre

Ook individueel bezoek mogelijk:
Brochure te bekomen in Huize de Sterre
Markt, Damme

Damme in de 13de eeuw: Import/export van goederen, mensen en ideeën

Caroline Terryn

't Zwin Rechteroever
2006
03
073-094
BV
2025-01-29 13:04:14