Uit het dagboek van Cyriel Cocquyt
Deel 2 - Hoe we krijgsgevangenen werden
Denis Raman
Langs de spoorweg naar Hasselt waren er veel stations gebombardeerd van de vliegers. Ik ben tot Kermt gekomen en dan te voet naar Kuringen naar de Bureau, maar daar was ook alles weg. Ik heb mijn rugzak genomen en ging naar de spoorwegbrug. Die brug hadden ze na het eerste alarm laten springen met dynamiet, maar alles was daar terug rustig. ’s Anderendaags de zaterdagmorgen bleef het de hele dag rustig. ’s Avonds rond 10 uur begon men overal te schieten, waarvoor weet ik niet. Ik heb nooit iets gezien om 2 uur ’s nachts bijna alle soldaten weg de baan op, het was het geluid van een tank en voertuigen met roepende soldaten en officieren om zich te verzamelen, maar het waren allemaal vreemde regimenten die zich terugtrokken. Wij wisten van niets. We hadden geen enkele van onze officieren gezien. Met enige kameraden zijn we vertrokken de weg op naar Kermt en dan de baan naar Leuven. Het was dan drie uur in de morgen, gans de zaterdag hebben we in de richting van Leuven gegaan. Die nacht sliepen we in een verlaten huis, waar alles geplunderd was.
De volgende dag was Pinksteren. Langs de weg stond er een wagen met een koppel paarden. Daar zijn we, mijn vriend Goethals en ik, op de wagen gesprongen en weggereden. Onderweg vertelde mijn vriend: “Cyriel, er zitten al 7 verschillende regiment soldaten op de wagen.” Je kunt je inbeelden wat een toestand.
’s Middags zijn we door de stad Leuven gereden, alles was geplunderd, akelig om te zien. Ik heb de paarden uitgespannen en laten lopen. We zijn dan te voet richting Mechelen gegaan, langs deze weg zijn we bij onze compagnie gekomen. Daar hebben we acht dagen langs een vaart gelegen in loopgrachten van een ander regiment. We hebben niets anders gezien dan vliegers die bommen afwierpen en overal brand. Het was niet plezierig om aan te zien. Met de trein zijn we met onze compagnie richting Gent vertrokken. Daar zijn we voor een paar dagen in een toneelzaal beland. Daarna ben ik met de fiets vertrokken naar Tielt waar ik de nacht heb doorgebracht met een vriend van Tielt.
’s Morgens verder met de fiets naar Kortrijk. Langs deze weg zijn we veel gekwetste soldaten tegengekomen van bommen en schotwonden van vliegers.
Toen we in Kuurne toekwamen was in een garage ook alles leeggeplunderd. Verder langs de vaart de Leie, het was op een maandagmiddag, alles was daar rustig, geen Duitsers te zien. In Kuurne hebben we de eerste Franse soldaten gezien, bijna allen zwarten. De eerste nacht in Kuurne hebben we niet geslapen, het was er te onrustig, want er moest hier zeker iets gebeuren.
Diezelfde nacht ’s morgens om vier uur stond ik boven voor het venster te kijken en zag ik de eerste Duitse officieren in groot ornaat met gekromde sabels. Je kunt denken welke indruk dit gaf, ik geloof dat mijn hart de eerste seconden stilstond.
Ik heb de luitenant verwittigd die lag te slapen in de gang boven, hij zei: “rustig blijven, niet schieten en afwachten.” Dat hij maar pas gezegd of er werd op andere plaatsen geschoten een uur aan een stuk.
Plots viel alles stil, terug naar het venster gekropen, maar er was niets meer te zien. In de namiddag zijn we teruggetrokken van het ene huis naar het ander. We hadden beitels en hamers uit de garage meegenomen en hebben alzo twee dagen lang, met vijf kameraden, deuren opengebroken en gaten gekapt tot we een voederopslagplaats terecht kwamen en daar tussen de koekenzakken geslapen.
Er waren geen officieren meer te zien, we wisten niet wat we moesten doen. Dan toch terug verder deuren innen kappen en openbreken tot we in een schuilkelder van burgers kwamen, waar ca 500 mensen zich schuil hielden.
Tenslotte hebben we ons overgegeven aan de Duitsers want de burgers zegden dat de Duitsers al een paar dagen vooruit waren. We hadden al ons materiaal afgedaan en weggesmeten en hebben we dan ons overgegeven op straat aan een Duitse soldaat, die geheel vriendelijk was, die heeft ons langs de weg bij andere honderden krijgsgevangenen geplaatst.
Dan is de miserie begonnen van ons krijgsgevangenschap:
1ste dag:
Het was 24 Mei 1940. Te voet naar Dottenijs, daar hebben we geslapen in een school op de vloer, we kregen eten van een burger en hadden zelf nog wat reserve.
2de dag:
Te voet naar Ronse, daar hebben we geslapen in een brouwerij en langs de weg eten gekregen van burgers die nog thuis waren, want vele anderen waren gevlucht.
3de dag:
Te voet naar Geraardsbergen, daar geslapen in een brouwerij en hebben eten gekregen van burgers.
4de dag:
Te voet naar Ninove, geslapen in een school en altijd maar hetzelfde liedje, telkens was het van: “in die stad krijgt ge uw vrijstellingsbrief en moogt ge allemaal naar huis”. Dat werd bevestigd door de onderofficier Braet, kleper van Cercle Brugge.