Kennismaking met koster Jan De Cock uit Hoeke
Ludo Maeghe
Wie als inwoner of toerist onze stad Damme met haar 8 dorpen doorkruist, kan telkens vaststellen dat dankzij ons verleden er talrijke historische gebouwen op de lens van onze ogen geprojecteerd worden. Een zeer belangrijk onderdeel van dit historische erfgoed vormt het kerkelijke patrimonium. Deze kerken of kapellen, groot of klein, zijn een spiegel waarin we niet alleen het geloof maar ook het leven van onze voorouders kunnen terugvinden.
Dit artikel wil even stilstaan bij koster Jan De Cock, in dienst van de Sint-Jacob-de-Meerderekerk te Hoeke in de eerste helft van de vorige eeuw. We keren dus terug in de tijd, en een foto van de kleine, landelijke kerk uit die periode wil u hierbij in de juiste gemoedstoestand brengen (Foto 1). Een datering kleven op deze foto is niet zo eenvoudig, maar mijn vermoeden gaat uit dat dit fotootje dateert omstreeks 1930. Het huidige asfalt van de Sint-Jakobsstraat (toen nog Kerkstraat) en van de parking bij de kerk (toen nog landbouwgrond) zaten duidelijk nog 'in de bloemkolen' [1].
Foto 1: Sint-Jacob-de-Meerderekerk van Hoeke
(foto verzameling Theo Van Holm - Moerkerke)
Over koster Jan De Cock kwam ik heel wat te weten tijdens een gezellige babbel ten huize Theo en Cécile Van Holm-Cocquyt te Moerkerke. Theo is kleinzoon van Jan, zijn 92-jarige moeder Aloysia De Cock (en dus dochter van) was bij dit gesprek ook aanwezig. Met veel gastvrijheid werd ik als jonge snaak ontvangen en dankzij enkele verhalen ondergedompeld in de onbekende kosterwereld van vroeger.
Joannes (of Jan) De Cock werd geboren te Hoeke op 1 april 1865 als eerste zoon van Sebastian De Cock (° Westkapelle, 26 augustus 1815 - † Hoeke, 21 februari 1896) en Adelia Thiel (° Oostkerke 23 december 1836 - † Hoeke 22 november 1922) (Foto 2). Zijn ouders waren het jaar ervoor (in 1864 dus) gehuwd te Hoeke. Jan De Cock was de eerstgeborene, na hem zouden nog 10 kinderen volgen. Hij groeide op in het kosterhuis[2], gelegen in de Kerkstraat 25, op een boogscheut van de kerk. Op 19 april 1879 werd hij zelf de nieuwe koster-organist van de Hoekse kerk (hij was toen pas 14 jaar geworden). Vanaf toen stond hij in voor alle taken die verbonden waren aan deze functie: het voorzien van alle gerief voor de eredienst, het bespelen van het kerkorgel en het zingen van alle Latijnse kerkliederen tijdens alle missen en diensten.
Foto 2: Fotoportret Jan De Cock, samen met het hondje van de familie Gerard Van Holm, genomen voor het kostershuis
(foto verzameling Theo Van Holm)
Op 17 april 1899 huwde hij te Oostkerke met Marie-Louise Slabbinek (° Oostkerke 13 februari 1872 - † Hoeke 30 november 1914). Zelf afkomstig uit een groot gezin, gaf hij samen met zijn echtgenote Marie-Louise in de loop van de jaren het leven aan 9 kinderen. Het kosterhuis van zijn vader werd door de uitbreiding van het gezin al gauw veel te klein. Dankzij de inzet van Pastoor Leo Van Meenen (° Kortrijk 3 januari 1835 - † Hoeke 27 februari 1915) (Foto 3) werd dit huis, dat in 1849 gebouwd werd door zijn vader op grond van de kerk, door de kerkfabriek overgenomen voor 800 francs, hersteld en vergroot (met een achterkeuken en een slaapkamer) en aan de koster Jan De Cock verhuurd voor 111 francs per jaar[3]. Op deze manier werd deze woning dicht bij de kerk een thuis voor het ganse gezin. Tijdens het kraambed van het tiende kind sloeg het noodlot echter toe: zijn echtgenote en de baby overleden bij de bevalling, omdat het bezoek en de hulp van de dokter uit het omliggende dorp onmogelijk was door de opgeblazen bruggen als gevolg van het oorlogsgeweld van WOI.
Foto 3: Statische foto genomen voor de pastorie te Hoeke in de periode 1907-1912. V.l.n.r. Jan De Cock, koster, E.H. Leo Van Meenen, pastoor, E.H. Achiel Rotsaert, hulppriester en Médard Cosyn, schoolmeester.
(foto verzameling Theo Van Holm)
Door deze tragische gebeurtenis moest Jan De Cock alleen zijn 9 kinderen opvoeden, wat ongetwijfeld geen eenvoudige taak was. Beroepshalve was hij naast koster ook nog schoenmaker en gemeente-ontvanger. In zijn kostersambt werd hij altijd bijgestaan door zijn kinderen, die dan ook opgroeiden tussen wierook, kaarsen, het luiden van de klok, de blaasbalg en het orgel.
Zijn kosterstaak nam hij van bij het begin zeer waardig op: zo werd er tijdens de dienst geen woord gesproken op het doksaal en was het voor de jeugdige orgelblazers uit Hoeke verboden om over de balustrade heen te kijken. Hij was een fier man tijdens het uitoefenen van zijn taak, niet alleen door zijn houding maar ook door zijn klederdracht: zo droeg hij steeds glimmende schoenen en een zwart pak met colbert. Trouw voerde hij ook elke taak uit die de pastoor hem opdroeg: zo stond hij bijvoorbeeld ook in voor het schrijven van de begrotingen der kerkfabriek, dankzij zijn mooi en verzorgd handschrift.
Een andere taak was het voorlezen van documenten na de misvieringen aan de ongeletterde Hoekse parochianen: een voorbeeld hierbij is de tekst die hij voorlas na de 2 missen op de zondagen 2 en 9 oktober 1887 "het algemeen politiereglement en overtredingen, voorzien bij het strafwetboek van 8 juni 1867". Zelfs de delicate opdracht om een te slaperige pastoor Willaert (genaamd Paster Pier, pastoor te Hoeke van 1919-1925) wakker te maken voor een vroege biechtviering, waarbij verschillende Hoekenaren al enige tijd in de kerk zaten te wachten, behoorde tot zijn taken. Door zijn rijzige gestalte genoot hij bij alles wat hij deed een zeker aanzien, tot ver buiten het dorp Hoeke. Zelfs mijn eigen grootmoeder, afkomstig uit Oostkerke, herinnert zich nog Jan De Cock als de koster van Hoeke met zijn klare, mooie stem die met veel bezieling de vele Latijnse kerkliederen zong.
Op 20 mei 1929 ('2de Sinksendag') vierde het ganse dorp zijn gouden kostersjubileum (Foto 4). Deze dag was een echte hoogdag voor het kleine dorpje Hoeke. Een anekdote hierbij was de weersbestand op deze dag: hoewel het op '1ste Sinksendag' uitermate koud en nat was, was een stralende zon van de partij op de feestdag '2de Sinksen'. Om 10u30 werd de Jubilaris stoetsgewijs vanuit zijn woning naar de kerk geleid waar een plechtige Jubelmis werd opgedragen door Z.E.H. Kanunnik Van der Heeren, deken van Brugge-Noord. Deze mis werd gevolgd door een Te Deum waarna de jubilaris ontvangen werd in het gemeentehuis. Daar werd een feestrede uitgesproken door Z.E.H. Kanunnik De Meester, in naam van de bisschop, en ontving de jubilaris eveneens het ereteken "Pro Ecclesia et Pontifice" (dit ereteken wordt ook "het kruis der lateranen" genoemd). Over de middag stond een feestmaal in de school op het programma, terwijl in de namiddag de fanfare van het Juvenaat der broeders Xaverianen uit Moerkerke aan het gemeentehuis en aan de herberg van André Cocquyt[5] te Hoeke muziek ten beste gaf. De huizen van het ganse dorp werden bij deze gelegenheid versierd met vlaggen. Niet enkel voor de koster werd dit een feestdag, voor vele Hoekenaars en omwonenden was het dé gelegenheid tot het maken van plezier samen met het consumeren van een (al of niet) overdadige hoeveelheid alcoholische drank.
Foto 4: De stoet met de jubilaris in het midden vertrekt vanaf de herberg Cocquyt (foto genomen in het begin van de Kerkstraat)
(foto verzameling Theo Van Holm)
Foto 5: Uitnodiging met programma jubileumfeest
(verzameling Theo Van Holm)
Houcke, den 28 April 1929.
Op 2° Sinxendag zal HOUCKE in feeste zijn ter gelegenheid van het golden jubileum van den Heer JAN DE COCK. Den 19 April was 't vijftig jaar geleden dat hij het ambt waarnam van koster, en gij weet met welken ijver en nauwgezetheid hij sedert dien dag zijne bediening vervult. Met deel te nemen aan de feestviering zult gij hulde brengen aan den gevierden Jubilaris en hem tevens een bewijs geven van uwe genegenheid.
Zie hier de schikkingen:
te 7 1/2 stille mis met algemeene communie ter intentie van den Jubilaris -ieder huisgezin zal trachten vertegenwoordigd te zijn.
te 10 1/2 wordt de Jubilaris stoetsgewijze naar de kerk geleid waar de plechtige Jubelmis zal opgedragen worden door Z.E.H. Kanunnik Van der Heeren, deken van de christenheid Brugge-Noord. Daarna Te Deum.
te 11 1/2 Ontvangst in de gemeenteschool.
Feestrede door Z.E.H. Kanunnik DE MEESTER, afgevaardigde van Z.D.H. Mgr. de Bisschop.
Jubellied te zingen door de schoolkinderen.
te 12 1/2 Feestmaal (bij inschrijving) (1)
Van 4 - 5 1/2 Concert door de fanfaren van de Apostolische school der Broeders Xaverianen uit Moerkerke.
van 4- tot 4 1/2 aan de herberg van A. Cocquyt.
van 4 1/2 tot 5 1/2 aan het gemeentehuis.
Wij verzoeken vriendelijk al de parochianen hunne huizen te bevlaggen en te versieren.
Aanvaard M. onze eerbiedige groeten.
Namens de Kerkraad.
MARB. LAMMENS, CAN. LOUWAGIE.
dd. Pastor. Burgemeester.
LOUIS MAEGHE Jos. QUINTENS.
Voorzitter. Schrijver.
(1) Prijs 25 fr. per man. Die in Houcke niet woont, gelieve zonder uitstel het bedrag te storten op het hierin gesloten bulletin dat behoorlijk ingevuld moet afgegeven worden in een jorsburzel of aan den plaatselijke brieidragen.
Foto 6: De stoet met voorop de fanfare uit Moerkerke
(foto verzameling Theo Van Holm)
Na zijn pensionering als gemeente-ontvanger, had hij nog meer tijd om in de kerk aanwezig te kunnen zijn. Hij schrok er niet voor terug om er talrijke kleine karweien uit te voeren en droeg op deze manier een zeer belangrijk steentje bij tot het behoud van de waardevolle kerk. In de volksmond deed dan ook de volgende waarheid de ronde: "Als men de koster niet thuis vindt, moet men maar in de kerk gaan zien, in deze tweede thuis zal hij wel te vinden zijn!".
Een kleine maar niet onbelangrijke anekdote was het feit dat Jan De Cock een bril moest dragen. Als één van de weinigen van het dorp kon hij zich dit hulpmiddel permitteren. Wanneer een bril in deze functie voor Jan De Cock niet meer kon dienen, werd deze echter niet weggegooid. Dankzij hem kregen 2 nader onbekende dames uit Hoeke, die eveneens een bril nodig hadden maar deze zich niet konden permitteren, een tweedehandse bril toegestopt. Deze anekdote licht het goede kostershart toe, samen met de band die hij had met de Hoekenaren en de waardering die hij er genoot.
Op 19 september 1942 stierf koster Jan De Cock, na meer dan 63 jaar trouwe dienst als koster aan de Hoekse kerk. Zelfs tot voor zijn dood en ondanks zijn slechte gezondheidstoestand, bleef hij zijn taak als koster uitoefenen. Hij stierf ten gevolge van een griepbesmetting, die hij in de zomerperiode had opgelopen. In het Liber Memorialis (gedenkboek van de parochie) wordt vermeld dat niet minder dan 300 gedachtenissen (Foto 7) werden uitgedeeld bij zijn begrafenis, en dat de lijkrede werd uitgesproken door gewezen schoolhoofd Médard Cosyn (Foto 3), die na zijn pensionering in 1927 te Duinbergen was gaan wonen. Hij vond zijn laatste rustplaats op het kerkhof van Hoeke waar zijn nagedachtenis nog steeds in ere wordt gehouden (Foto 8).
Met oprechte dank aan Aloysia, Theo en Cécile voor de gastvrijheid en het enthousiasme om deze gegevens en zovele documenten/foto’s uit Hoeke’s verleden te verzamelen en op te tekenen.
Voetnoten
1 Dit dorpsbeeld is na zovele jaren nog niet veranderd. Het asfalt dateert uit begin jaren ’70, toen wijzigde ook de straatnaam.
2 Dit huis staat er nog steeds, en is te vinden in de St-Jakobsstraat 12.
3 Bron: Archief Kerkfabriek Hoeke.
4 De familie heeft dit ereteken nog in bezit.
5 Deze herberg was te vinden in de Damse Vaart Noord 27.
Foto 7: Gedachteniskaart Jan De Cock
(foto verzameling Theo Van Holm)
Foto 8: Grafsteen Jan De Cock en echtgenote Marie-Louise Slabbinek op het kerkhof te Hoeke
(foto Ludo Maeghe)