☰ Extra

Het kasteel van Moerkerke

Michel Van den Broeck

Inleiding

Het Kasteel van Moerkerke nam in 1998 voor een eerste keer deel aan de Tiende Open Monumentendag met het toendertijd zeer toepasselijke thema "Feest". Naast private residentie is het kasteel sinds enkele tientallen jaren het rendez-vous voor diverse private feestelijkheden en bijeenkomsten. Naar aanleiding van de Vijftiende Open Monumentendag op 14 september 2003, opende het Kasteel van Moerkerke voor de tweede keer haar deuren voor het grote publiek. Deze keer was het thema "Steen". Het kasteel werd nu vanuit een historische invalshoek belicht. In dit kader zullen de diverse bouwfases van het kasteel, de bouwstijlen en de gebruikte bouwmaterialen bijzondere aandacht verdienen.

2025 01 24 143043Noordkant van het kasteel

HISTORISCHE SCHETS

De eerste vermelding van Moerkerke is 1110, door de bisschop van Doornik/Noyon, als één van de vier kapellen van Oostkerke. Waarschijnlijk was Moerkerke een onafhankelijke parochie aan het einde van de 12de eeuw, na de bouw van de huidige Branddijk-Damweg. Deze dijk was een defensieve dijk, bedoeld om het gebied ten zuiden van deze dijk te beschermen tegen mogelijk overstromingsgevaar. De naam Moerkerke betekent "kerk in de moerassige streek". Moerkerke was een heerlijkheid die in leen gehouden werd van de graaf van Vlaanderen. De leenman of vazal oefende in zijn heerlijkheid het bannum of de bannale rechten uit. Dit hield in: recht van jacht en visvangst, goedkeuring van de kerkrekeningen en verslagen, nazicht en goedkeuring bij wateringen.

In de loop der eeuwen kwam het kasteel van Moerkerke en de bijhorende heerlijkheid in de handen van verschillende families. In de 14de eeuw verwierf de familie van Praet het kasteel van de familie van Moerkerke. Lodewijk van Praet was raads- en kamerheer van de hertog van Bourgondië. Hij zou het huwelijk tussen Margareta van Male, erfopvolgster van Lodewijk van Male, graaf van Vlaanderen, en Filips de Stoute, Hertog van Bourgondië, bewerkstelligd hebben.

In de 16e eeuw werd het kasteel twee maal verkocht. In 1587 kwam het in handen van een Spaans edelman Clemens van Castilië, die het kasteel grondig verbouwde. In de 17e eeuw werd het opnieuw verkocht. In 1700 kwam het tenslotte in handen van Pierre de la Vilette. Philippe François d'Hanins erfde het van zijn schoonbroer in 1716; hij liet het kasteel opnieuw grondig verbouwen. In de 19e eeuw kwam het door huwelijk bij de familie 't Serclaes de Wommerson die het tussen 1908 en 1912 opnieuw grondig liet verbouwen.

In 1924 richtte de Orde van Sint-Franciscus Xaverius er haar juvenaat in. In 1964 kocht Hubert Van den Broeck het kasteel, dat toen totaal vervallen was. Hij restaureerde het oude kasteel en breidde het uit tot zijn huidige vorm. Sinds 1990 wordt het kasteel beheerd door de familiale naamloze vennootschap "Heerlijkheid van Moerkerke".

BOUWGESCHIEDENIS

Vanaf circa jaar 1100 is het kasteel (eerste bouw) een vestingswerk in de gordel Lissewege - Damme - Oostkerke - Maldegem rond het Zwin. Het is gebouwd op een "mote" of hoogte.

Tijdens de godsdienstoorlog van de 16de eeuw wordt de echtgenoot van Josine van Praet, Lodewijk Van Vlaanderen, krijgsgevangen genomen. Als losgeld dient de heerlijkheid in pand gegeven en wordt ze onder Maximiliaan van Praet verkocht. In 1586 wordt Johan Lauwers eigenaar. In 1587 wordt het domein opnieuw, openbaar, verkocht. Koper is Clemens Van Castilië, een Spaanse edelman. Omstreeks 1595 doet hij een bijna geheel nieuw kasteel bouwen (tweede bouw) op de plaats en op de grondvesten waar het oude zich bevindt.

Op 3 juli 1609 koopt Frans Boghaert, een rijke Brugse handelaar, het kasteel. Zijn dochter huwt met Karel de Jauche de Mastaing, graaf van Kruishoutem. Op 4 maart 1700 koopt Pierre de la Vilette het kasteel voor 15.000 Vlaamse ponden groten. In 1716 sterft hij evenwel kinderloos en zijn schoonbroer Philippe François d'Hanins erft het kasteel. Deze laat het gebouw grondig restaureren (derde bouw); het kasteel krijgt een landelijk en sober uitzicht.

In 1908 wordt het pretentieloze, maar karakteristieke kasteel door de adellijke familie t'Serclaes verbouwd en uitgebreid (vierde bouw) waardoor het oude uitzicht grotendeels verdwijnt. De architectuur van de bouw van 1908 is "eclecticistisch"; men noemt het ook "stijlsynthese" d.w.z. een samengaan van diverse stijlen.

BOUW- EN STIJLKENMERKEN

Zwinvesting

Het kasteel staat aan de noordzijde in het water. De noordzijde is gericht naar het Zwin en het kasteel was in de vroege middeleeuwen verbonden met een zeeader met het Zwin. De oriëntatie van het kasteelgebouw ten overstaan van de zee is door de eeuwen heen niet veranderd.

Donjon

Daar waar grote middeleeuwse kastelen meestal twee torens en een ingangspoort hadden, hadden kleine kastelen slechts één centrale toren met een ingangspoort in het midden. Deze toren is de origine van de woontoren of donjon. Middeleeuwse kastelen hadden nooit een stenen brug maar wel een houten ophaalbrug. Alles wijst erop dat het huidige centrale vooruitspringende gedeelte aan de noordzijde initieel een woontoren geweest is; het is ontegensprekelijk het oudste gedeelte van het kasteelgebouw (binnenwerks 6,40m x 6,30m, muurdikte ca 1,40m). In de onderste kelderverdieping treffen we een tongewelf aan - één van de weinige overblijvende tongewelven in de streek. In beide zijmuren van de kelderverdieping zit een schiefgat; naar het Noorden toe een observatiegat. Men ziet aan de ingangsdeur nog het casement waar vermoedelijk de ophaalbrug in paste. De hoekkettingen wijzen er opnieuw op dat we te doen hebben met een oud gebouw.

Opperhof

In 1970 werd bij de graafwerken voor de uitbreiding van de slotkelder, ten zuiden, een oude muur blootgelegd. Ondergronds en in de verlenging van deze muur in het grasperk ten Zuiden werd nadien nog een zware massieve muur gevonden, voorzien van een ronde torenafwerking op de hoek. Tijdens diezelfde uitbreidingswerken van de slotkelder tekenen zich in de kelderverdieping in de zuidelijke muur twee grote bakstenen bogen af. De conclusies aan de hand van deze archeologische vondsten zijn tweërlei:

  1. Het bestaan van deze muren wijst op een vierkant of een L-vorm dat opperhof heeft gevormd; de doorgang vanuit het kasteelgebouw naar het opperhof gebeurde vermoedelijk via deze bogen. Het opperhof leunde aan tegen de toren of tegen het hoofdgebouw; het vormde een gesloten muur waarachter men zich kon verdedigen.
  2. De huidige bouw heeft nooit volledig in het water gestaan. Enkel de noordgevel, dus de zijde die uitgaf op het Zwin, stond als grove versterking in het water gebouwd. Het vierkant opperhof was omwald door een binnengracht.

Brug met rondbogen

De noordelijke brug met vier rondbogen dateert uit de 17e-18e eeuw. Ze is er gekomen vanaf het ogenblik dat de ophaalbrug als verdedigingsmiddel niet meer effectief was.

Achthoekige toren

Op de zuidgevel op de plaats van de huidige toren stond een achthoekige toren. In de middeleeuwen waren versterkte kastelen uitgerust met verdedigingstorens; deze waren vaak achthoekig. Vanaf de 16e eeuw verliezen de kastelen hun verdedigingsfunctie en de kastelen worden uitgebouwd als “hoven van plaisance”; de torens verliezen hun militaire betekenis. De stenen trap rechts aan de voet van de noordelijke brug is vermoedelijk een overblijfsel uit deze vroegere toren. De bouwer van 1908 heeft eraan gedacht om - ter herinnering aan wat vroeger was - aan de oostkant van de zuidgevel een nieuw achtzijdig traptorentje te voorzien.

Architectuur van de 19e eeuw: neoclassicisme

In de periode 1800-1840 (derde bouw - architectuur D’Hanins) werd het buitenuitzicht van het kasteel éénvormig gemaakt; men bepleisterde de muren. Deze uitvoering was ingegeven door de principes van het neo-classicisme; het gebouw werd a.h.w. “gedematerialiseerd”; de gebruikte materialen mochten niet meer gezien worden. De binnenafwerking van de hoofdingang Noord evenals het plafond van het bureau nl. in tongewelf zijn eveneens neo-classicistisch. In de muziekzaal ziet men een boheemse kap: een gewelf uit de 17e-18e eeuw.

Architectuur van de 20e eeuw: neogotiek; stijlsynthese

De architectuur van de bouw van 1908 is "eclecticistisch" d.w.z. een samengaan of synthese van diverse stijlen. De neogotiek kwam na het neo-classicisme en toont opnieuw de materialen, bracht versieringen aan: kragen, torentjes. De kruismonelen van het centraal gedeelte van de noordgevel zijn neo-gotisch. De witstenen horizontale banden die één lijn vormen met de horizontale delen van de monelen zijn eveneens kenmerkend voor de gotiek. Er zijn telkens ontlastingsboogjes aangebracht boven de monelen. Links en centraal werd een erker gebouwd als versiering van deze gevel.

In de ridderzaal, gebouwd in 1909, werden eveneens diverse bouwstijlen samengebracht. Men bemerkt de barokke gedraaide schouwkolommen uit gepatineeerde marmer; ze zijn autentiek 17e eeuws. De rondbogen van de eretrap zijn romaans; bovenaan in de rondboog treft men een griekse acantusblad aan, kenmerk van de renaissance. De kapitelen van de kolommen van de trap zijn deze van de Corintische zuil. De parketvloer is een 18e eeuwse franse parket, variante van de Bretoense stijl. De uitvoering van het bureel suggereert een bootkajuit; het is geheel uitgevoerd in mahoniehout.

2025 01 24 143129ZUIDKANT VAN HET KASTEEL

NOTEN

  1. Onder de 17e eeuwse stenen boogbrug
  2. De schets van deze opgraving is opgenomen in het boek van Dr DEVLIEGHER ("Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen" - "Deel IV. De Zwinstreek.
  3. De lengte van de noordgevel is omzeggens gelijk aan de lengte tussen de hoek van het gebouw links en de voornoemde hoekafwerking (26 m).
  4. Het verbinden van torens door muren of het aanbouwen van onmuurde plaatsen tegen torens vormt een stap in de ontwikkeling van de kastelen in de Middeleeuwen.
  5. Met de opkomst van het kanon vanaf de 16e eeuw
  6. Zie foto kasteel d’Hanins zuidgevel
  7. Zie de foto’s van het kasteel d’Hanins zowel noord- als zuidzijde. Het hotel d’Hanins te Brugge is ook neo-classistisch en is eveneens gebouwd/verbouwd geworden in diezelfde periode.
  8. Men kan het ook "stijlsynthese" noemen. Ter herinnering: de opeenvolging van de architectuurstijlen in de tijd is: Romanas-Gotiek-Renaissance-Barok-Rococo-Neoklassiek-Neogotisch-Art Nouveau-Jugendstil. Het is o.a. ook in het werk van Victor Horta -Art Nouveau- niet moeilijk om ook gotiek aan te wijzen. Er zijn bij deze verbouwing mogelijkerwijze enkele architecturale elementen ingebracht van het kasteel van Brasschaat (Cfr de banden van de familie T'Serclaes met de familie Reusens uit Brasschaat).

De bootkajuit is te associëren met een schip; met de zee. Hij is wellicht geïnspireerd door de antwerpse familie Reusens, die gespecialiseerd was in overzeese handel en scheepvaart. Gravin Reusens was de moeder van de laatste verbouwers van dit kasteel, de jonkers 't Serclaes. Deze laatste barons hadden bovendien zélf een groot zeejacht de "Marianne" waarmee ze de wereld hebben rondgevaren.

Het kasteel van Moerkerke

Michel Van den Broeck

't Zwin Rechteroever
2003
04
009-016
BV
2025-01-24 14:33:00