☰ Extra

Angst, chaos en vreugde in de laatste dagen van de Grooten Oorlog

Caroline Terryn

2025 01 23 140110

Luc De Blieck uit Sijsele bewaart deze prachtige foto van een groep mannen, vrouwen, kinderen en hun dieren: een paard, een koe en drie geiten. Ze poseren voor een schelf van koren dat opgetast ligt om te worden gedorst, en voor een schuurtje. Op de houten wand heeft de fotograaf in krijt geschreven; “Dwalende Reizigers van Syseele. Den 10-10-18 Capricke”. Wie waren deze Sijselenaren die met hun dieren in Kaprijke - 20 km van huis - beland waren? Vluchtten ze met het oog op de bevrijding? Hadden ze gehoord dat de Duitsers de aftocht blaasden en meegraaiden wat ze tegenkwamen? Vreesden ze dezelfde taferelen als bij hun intocht?

Begin oktober gonsde het van geruchten over de Duitse aftocht. Vier jaar lang had de stellingenoorlog muurvast gezeten, maar dat was veranderd in 1918. Eind 1917 was het oostfront opgeheven want de tsaar was afgezet en Rusland had zich uit de oorlog had teruggetrokken. De Duitsers zetten alle oostfrontstrijders in in het westen. Ze deden in maart 1918 een grootscheepse aanval richting Parijs, maar ’s zomers waren de Duitsers aan het eind van hun krachten, terwijl de geallieerden versterking van de Amerikanen kregen. Op 8 augustus 1918 keerden de kansen. In Amiens gaven 15.000 Duitsers zich over. Nu was het hek van de dam. Tussen 8 augustus en 25 september vielen de Geallieerden massaal aan met tanks en vliegtuigen. 140.000 Duitsers werden gevangengenomen, een half miljoen deserteerde. Ook aan de IJzer braken de geallieerden door de frontlinie. De Duitsers trokken zich massaal terug, gevolgd door het Belgisch leger.

Over deze bevrijding schreef de Moerkerkse pastoor August De Clerck. De passage hiernaast komt uit zijn oorlogsverslag, dat via Emile Spriet, gewezen koster van Moerkerke en diens vrouw Maria Vandecasteele bij voorzitter Denis Raman terecht kwam. Hij tikte het aangrijpende verhaal uit.

Onderaan een gelijkaardig verslag van dezelfde pas­toor. Hij antwoordde op de vragenlijst, die alle kloosters en pastoors toegestuurd kregen. De antwoorden op deze vragenlijst waren de bouwstenen voor een prestigieus boek ‘Histoire de I’Eglise belge pendant la Grande Guerre (1914-1918)’ dat kardinaal Mercier wou publiceren. Bedoeling was een waarheidsgetrouw relaas van wat er zich in Belgie tijdens de oorlogsjaren had afgespeeld, het verankeren van de oorlogsgebeurtenissen in het collectieve geheugen en het in de verf zetten van de rol van de Belgische kerk in het verzet.

Donderdag 17 oktober 1918: rond 1 uur 's namiddags komt het vluchtend Duitse leger toe. Over 4 jaar bijna dag op dag, binst de kermisweek van 1914 kwam hier toegestroomd het vluchtend Belgisch leger.

Ik kwam toe en vond de soldaten bezig met al de tapijten van de kerk en de sacristie onder hen te leggen om te rusten. De ene sliepen, de anderen smoorden. De anderen aten, rond de 1100 mannen. Ik zag er die vuur maakten van het offerwas van Sint-Antonius en het was smelten voor aan hun verwonde en opgezwollen benen te doen.

Geheel de donderdagnamiddag, donderdagnacht, geheel de vrijdag 18 october, geheel de vrijdagnacht trok de vluchtende stoet voorbij. Alle slag van karren en wagens, Duitse en Belgische, camions van alle grootte. Men schat ze op 7000 daags die oprokken naar Maldegem al de Molenweg en langs het dorp.

Het boek werd nooit uitgegeven. De verslagen zijn wel bewaard in de bisschoppelijke archieven. Ze zijn nu ook online raadpleegbaar op de site van het Rijksarchief: zoeken op oorlogsverslagen, bisdom Brugge en Moerkerke, Damme, Sijsele, ... Wel vooraf registreren op de site.

NB: was en kaarsvet werden gebruikt om open wonden af te dekken.

2025 01 23 140149

Tegen het einde van de oorlog namen de opeisingen toe en steelden de soldaten wat ze konden. Bij hun aftocht namen ze nog drie nieuwe fornuizen mee uit het Sint-Janhospitaal Damme. In Lapscheure vertrokken ze met een stoommachine, die ze eerder opgeeist hadden bij de Oostkerkse familie Baert.

Alle weerbare mannen werden verzameld en weggevoerd: weggedreven lijk vee, onder de bedreiging van de kogel. De Duitsers wilden voorkomen dat ze zich bij de oprukkende geallieerde legers zouden aansluiten. In de verwarring van de terugtrekking keerden ze gewoonlijk op eigen houtje naar huis.

Op 18 oktober, daags nadat in de kerk van Moerkerke 1.100 Duitse soldaten tijdens hun terugtrekking hadden overnacht, vertrokken ook de Duitsers van de Kommandatur. Ze namen nog 50 koeien en 20 zwijnen mee.

Om de opmars van de Belgen te vertragen bliezen de laatst overgebleven Duitsers op 19 oktober alle bruggen op. In Damme was de klap zo erg dat zelfs in het hospitaal ruiten sneuvelen. In Oostkerke werden de sifons gedeeltelijk gedynamiteerd. Terwijl in Moerkerke de klokken al luidden en de Belgische vlaggen wapperden omdat de Belgen aangekomen waren, deden de Duitse wachten nog de bruggen van het Molentje springen. De Belgische cyclisten haastten zich naar Jacxensbruggen, schoten de Duitse hoofdman van zijn paard en konden zo de ontploffing van die bruggen verijdelen. Elders moesten de bruggen herbouwd worden.

2025 01 23 140215parochieverslag van Sijsele

2025 01 23 140232kloosterverslag Damme

2025 01 23 140311parochieverslag van Moerkerke

2025 01 23 140248Deze foto van februari 1919 geeft een uniek beeld van de bak van de Damse Vaart. De schaatsers staan op het bevroren water tegen de kademuur, die tijdens de Eerste Wereldoorlog beschadigd werd. De Duitsers dynamiteerden de kademuur wellicht bij hun aftocht, want de muur deed ook dienst als brug. Na de bevrijding werd de bres overbrugd met een houten noodbrug.

Angst, chaos en vreugde in de laatste dagen van de Grooten Oorlog

Caroline Terryn

't Zwin Rechteroever
2019
04
020-023
BV
2025-01-23 14:09:35