Bestek voor een rabot op de Lieve in Damme uit 1689 nader bekeken
Caroline Terryn
Aansluitend bij ons artikel over het gebint in de schuur op pagina 8 in dit nummer, gaan we dieper in op een bestek voor een rabot omdat de rabotdeur op en neer gelaten werd in een gebint. Meer inzicht in dit soort constructies helpt immers bij de interpretatie van het bestek.
p. 1 van bestek uit 1689. Rijksarchief Brugge, Wateringen Zuid over de Lieve, nr. 210.
Het bestek voor het rabot is een los document van 4 pagina. Het bevindt zich in het Rijksarchief van Brugge en wordt bewaard in een dossier van de Wateringen van Zuid over de Lieve als nr. 210. Dat is merkwaardig want het betrof een nieuwe staende ghebynt ende schof vcmde retenue vcmde Lieve neffens de stadt van Damme. Het rabot ging dus komen naast Damme. Uit kaarten weten we dat het stond ten oosten ervan aan de Rabattestraat, zo’n 40 m ten zuiden van de Sluis van het Zwin, de zgn. Slekkeput. Voor een preciesere localisering verwijzen we naar een eerder artikel, in het novembernummer van 2017.
Plan van het kanaal de Lieve, tussen Damme en Leestjesbrug, 1730. Stadsarchief Brugge, K&P 64).
Dat het bestek in het archief van de Wateringen van Zuid over de Lieve zit, is merkwaardig want de Rabattestraat lag niet in die watering, maar in die van de Stampershoek. Bovendien had de watering er niets mee te maken: alle infrastructuur met betrekking tot de Lieve werd gebouwd in opdracht en op kosten van Gent.
Het bestek biedt veel informatie over hoe zo’n rabot in elkaar stak, maar stelt ook enkele problemen.
Het houten gebint stond op een stenen ondergrond: de stenen hoofden. Het bestek wijdt daar niet verder over uit. Is dit omdat dit het werk was van de metser, niet van de timmerman voor wie dit bestek bedoeld was of omdat er al een stenen vloer en kademuren aanwezig waren? De aannemer mag immers gebruik maken van het materiaal van het bestaande rabot - sal we sen tsynder pronffijte alle het onde hont ende iser van jeghenwoordigh werck. Toch wil dit niet meteen zeggen dat met dit ‘huidige rabot’ datgene bedoeld werd aan de Rabattestraat. Van ca. 1619 tot minstens 1660 liep de Lieve immers binnen de stad en stonden er daar 2 rabotten: een net na het doorvaren van de tunnel door de wal en een achter het stadhuis. Dat laatste is opgegraven en is gekend als het sas van de Lieve. Vooralsnog hebben we geen documenten teruggevonden waaruit blijkt wanneer het trace werd verlegd. Mogelijk werd pas in 1689 besloten om de 2 rabotten binnen de stad te vervangen door een buiten de stad.
Simon Stevin beeldde in zijn Nieuwe Maniere van Stercktebou ... uit 1617 een rabot af Net als in het bestek was de as tussen de stijlen afgerond en gekantrecht ter hoogte van het wiel. De schets klopt niet want de rabotdeur is te hoog voor het gebint.
Het bestek zwijgt over de verbinding tussen de stijlen en de balk, de zgn. floond. Was dit een eenvoudige dekbalkverbinding of de stevigere ankerbalkverbinding? Voor de betekenis van deze termen verwijzen we naar het artikel over de houten schuren op p. 8. In de paragraaf over de stijlen en de balk, dus voor het gebint zelf, bepaalt het bestek een verbinding met pinnen ende gaeten, terwijl het bij het wiel hogere eisen stelt: de hoofdsspaken moeten met deursteeckende pinnen ende gaeten gheschut worden. Dit kan betekenen dat de pen van de balk niet door de stijl stak en het dus geen ankerbalkgebinte, maar een dekbalkgebinte met een eenvoudiger pen-en-gatverbinding was.
Het wiel in het bestek had een velg met een diameter van 2,61 m. De afgeronde handvaten van de 4 hoofdstralen staken 14 cm uit. Er waren nog 16 (12+4) kortere spaken en 16 stokken om de reep in te laten lopen. Dit laatste is ons niet heel duidelijk; evenmin hoe alles werd vastgeklonken met ijzeren bouten aan de spaken en de velg en dan aan de as en met 4 [ijzeren?] banden aan de hoofdspaken.
Een ander heikel punt is de plaatsing van de 4 schoren, de zgn. corbelen. Bij de meeste gebinten vormden die de verstijving tussen de balk en de stijlen, zoals op de schets van Stevin (rechts). Aangezien het bestek spreekt over 2 paar schoren, de ene iets groter dan de andere, is het ook mogelijk dat ze elke stijl onderaan schutten op de 2 uiteinden van de onderplaten. Die manier van werken, waarbij de schoren steunen op de grond, blijkt uit de tekening van het rabot uit 1730 (links).
Over de eiken sluisdeur is het bestek helder: die was 1,92 m hoog en bestond uit 3 platen van 4,13 m lang en 14 cm dik, die met pen en groef op elkaar geplaatst - of m.a.w. gerebat - waren. De deur of schof schoof [in of tegen?] de houten stijlen van 28 op 30 cm. De stijlen van 5,27 cm lang stonden op de stenen hoofden; dus niet op de stenen bodem van het rabot. In de kademuur waren er waarschijnlijk gleuven waarin de deur onder het waterpeil gleed, zoals bij het Lievesas.
Voor de kepers van het dak en de dakbedekking kon de aannemer het hout van het vorige rabot recupereren. Dat laat veronderstellen dat voor de rest van de constructie nieuw hout werd gebruikt. De kap werd afgedekt met eiken latten van 4 cm dik. Volgens de tekening van het rabot uit 1730 waren die afgerond.
De moeilijkste kwestie betreft de heftechniek: de meeste afbeeldingen, ook die van 1730, tonen een rabot met 2 wielen, maar volgens het bestek had het rabot slechts 1 wiel en een kaapstaander. De foto toont een kaapstander die in gebruik geweest is bij de opbouw van een molen.
Het bestek zwijgt over de verbinding tussen de stijlen en de balk, de zgn. floond. Was dit een eenvoudige dekbalkverbinding of de stevigere ankerbalkverbinding? Voor de betekenis van deze termen verwijzen we naar het artikel over de houten schuren op p. 8. In de paragraaf over de stijlen en de balk, dus voor het gebint zelf, bepaalt het bestek een verbinding met pinnen ende gaeten, terwijl het bij het wiel hogere eisen stelt: de hoofdsspaken moeten met deursteeckende pinnen ende gaeten gheschut worden. Dit kan betekenen dat de pen van de balk niet door de stijl stak en het dus geen ankerbalkgebinte, maar een dekbalkgebinte met een eenvoudiger pen-en-gatverbinding was.
Een ander heikel punt is de plaatsing van de 4 schoren, de zgn. corbelen. Bij de meeste gebinten vormden die de verstijving tussen de balk en de stijlen, zoals op de schets van Stevin (rechts). Aangezien het bestek spreekt over 2 paar schoren, de ene iets groter dan de andere, is het ook mogelijk dat ze elke stijl onderaan schutten op de 2 uiteinden van de onderplaten. Die manier van werken, waarbij de schoren steunen op de grond, blijkt uit de tekening van het rabot uit 1730 (links).
Over de eiken sluisdeur is het bestek helder: die was 1,92 m hoog en bestond uit 3 platen van 4,13 m lang en 14 cm dik, die met pen en groef op elkaar geplaatst - of m.a.w. gerebat - waren. De deur of schof schoof [in of tegen?] de houten stijlen van 28 op 30 cm. De stijlen van 5,27 cm lang stonden op de stenen hoofden; dus niet op de stenen bodem van het rabot. In de kademuur waren er waarschijnlijk gleuven waarin de deur onder het waterpeil gleed, zoals bij het Lievesas.
Voor de kepers van het dak en de dakbedekking kon de aannemer het hout van het vorige rabot recupereren. Dat laat veronderstellen dat voor de rest van de constructie nieuw hout werd gebruikt. De kap werd afgedekt met eiken latten van 4 cm dik. Volgens de tekening van het rabot uit 1730 waren die afgerond.
De moeilijkste kwestie betreft de heftechniek: de meeste afbeeldingen, ook die van 1730, tonen een rabot met 2 wielen, maar volgens het bestek had het rabot slechts 1 wiel en een kaapstaander. De foto toont een kaapstander die in gebruik geweest is bij de opbouw van een molen.
Randschrift: Actum binnen de stad ende Brugghe den XXIIe 9bre 1689 present Jor ... Maes hier * b*de te,*de schepen der stede **]
Conditien waer op men van weghen mijn heeren vander ceure der stade van Gendt [randschrift: op hemieden adven ende aggreatie] publijckelick sal besteden de minst biedende de naerstehe maecken ende leveren van een nieuwe staende ghebijndtende schof vande retenue ande Lieve neffens de stadt van Damme inder manieren naervolghende
Alvooren sal hij aennemer hebben te leveren twee onderplaeten ider lanck 13 voet ver crom naer het ontdoene vande heerhayen groot 9 ende 12 duymen
Daer boven stellen twee stijllen ider lanck 19 voet groot 11 ende 12 duijmen met vier corbeelen danof de twee lanck moeten wesen 13 ende d’ander twee 14 voeten alle groot 7 ende 9 duijmen met een floond daer boven lanck 18 voet groot 11 ende 12 duijmen, alle met pinnen ende gaeten mits gaeders de corbeelen met steeckende tanden in elcanderen ghevrocht ende geschut naer den heesch vanden wercke
Voorts eenen asse lanck 24 voet groot 13 duijmen diameters wel ende behoirlick rechte, de lengde van 18 voeten gheront ende de reste viercant ende scherp van cante beneffens twee sticken omme de selve op te drayen met sijn stijlkens van onder ider lanck 4 voet groot 11 ende 12 duijmen met pinnen ende gaeten ghevrocht inde voornoemde stijllen ende steeckende tant inde voornoemde corbeelen.
Daerboven maeckende eene cappe van 19 voeten lengde de vier rebben ider lanck 6 voet groot 6 ende 8 duymen, de twee platen groot 4 ende 7 duijmen ende de kepers 4 duijmen, al tselve te maecken uut het oude hout daer boven gheloocken met eecke 1 54 duijmplancken naer den heesch als vooren
Voorts tot het wiel te leveren vier moerstraelen ider lanck 10 voet groot 4 ende 7 duijmen ghevrocht met deursteeckende pinnen ende gaeten gheschut ende gescheeft van achter mitsgaders van entgeront naer oirdinaire, daer in te wercken vier cruijssticken omme de naervolgende straelen in te wercken ider lanck 7 voet groot alsvooren gevrocht met een tant inde voorste moerstraelen, voorts daer inne te wercken noch 12 straelen ider lanck 7 a 8 voet groot vier duijmen viercant met pinnen ende gaeten ende van achter ghescheeft alsvooren,daer rontsomme werckende eene eecke velge lanck ontrent de 30 voet onbegrepen emmers naer den heesch vande wercke groot 5 ende 7 duijmen ront gesaecht ende gelast met een las van ten minsten 54 voet over elcanderen ende laet ende vergaederen op de voorste straelen, met 16 cloeten van onder van wel 3 voeten lengde grooten 4 duijmen viercant omme den reep inne te loopen, alles vaste ghemaeckt met isere boutten ande voornoemde straelen ende velghe daer naer tselve vaste te maecken anden voornoemden asse mitsgaders met vier banden ande voornoemde vier moersstraelen naer den heesch alsvooren
In de marge van het document staat er door een andere hand geschreven: gedaan in stad Brugge 22 november aanwezig Jonkheer Maes [*= onleesbaar]
Voorwaarde die stad Gent stelt voor de openbare aanbesteding voor de minst biedende voor het maken en leveren van een gebint en schof om de Lieve op te houden bij de stad Damme
[Lengtematen: voet = 27,43 cm; duim = 2,54 cm]
2 onderplaten van 3,56 m op 22 cm op 30,5 cm
2 stijlen van 5,27 m op 28 cm op 30,5 cm 2 schoren van 3,56 m op 18 cm op 23 cm 2 schoren van 3,84 m op 18 cm op 23 cm
- floond [balk] van 4,93 op 28 cm op 30,5 cm
Met pen-en-gat en de schoren met tand [pen?] in elkaar gestoken volgens de vereisten van het werk
As van 6,58 m op 33 cm diameter
De as is 4,93 m afgerond en de rest vierkant
- stukken om de as op te draaien met stijltjes elk 1,09 m lang op 28 cm op 30,5 cm met pin-en- gatverbindingen vastgemaakt in de stijlen en met een tand [pen?] in de schoor
Daarboven komt een dak van 5,27 m lang
met 4 ribben van elk 1,64 m lang op 15 en 20 cm
2 platen van 10 cm en 18 cm en
Kepers van 10 cm uit het hout van het oude [rabot]
Gedekt met eikenhouten planken van 4 cm dik
Het wiel [om de deur op te winden] bestaat uit
4 hoofdspaken 2,75 m lang op 10 cm en 18 cm
in achtkant geschaafd en op het einde afgerond
4 kruisstukken met 4 spaken van 1,92 m
12 spaken van 1,92 m a 2,19 m
1 eiken velg met omtrek van 8,22 m [:3,14 = diameter 2,61 m]
De velg van 13 op 18 cm is gezaagd en gelast met een las van minstens 15 cm over elkaar vergaderd [vastgemaakt] op de voorste spaken
16 cloeten [stokken ] van 82 cm lang op 10cm op 10 cm om de reep in te laten lopen
Ijzeren bouten om de stokken aan de spaken vast te maken
4 banden om de velg vast te maken aan de 4 hoofdspaken
Voorts sal tot het schof hebben te leveren drije eecke plancken ider van 15 voeten lengde dicke 5 4 duijmen wesende behoirlick rechte ghesteecken ende met eecke
veeren van 5 duijmen breede ende 1 4 duijm dichte aen elck canderen ghevoecht maeckende dat de voornoemde drije stucx op elckanderen uutbrijnghen de hoochde van seven voet
Sal tot het voornoemde werck noch hebben te leveren een nieuwe capstande met sijn staecken ende hantboomen mitsgaeders een reep omme het schof te connen op wijnden.
Alle welcke werck hij aennemer sal hebben te maecken met sijne pinnen ende gaeten ende steeckende tanden alles wel ende behoirlick gheslooten ende gebonden ende alsoo alles ter plaetse te rechten mits gaeders alle het iser werck aen te slaen, ende vaste te maecken ande steene hoofden naer den heesch alsvoren.
Eyndelijnghe sal al het voornoemde werck oock hebben te terren ende smeiren niet ghesoudeert nocht ghereserveert ende tselve desen wynter ghestaen hebbende sal ten naersten somer tselve voor de 2e mael noch hebben te terren ende pecken allis tot conservatie jegens den reghen
De leverijnghe van alle het hout, isernaghels ende loot tot het voornoemde werck noodich niet ghesoudeert nochte ghereserveert staet tot laste van hem annemer, daertoe leverende goet ende oprecht eecken hout scherp van cante ende speck gheweirt, alle vierich rijsschalick rooden ende witten olme, wijnensdaels ende alle quaelen uutgesteeken ende sal wesen tsynder prouffijte alle het oude hout ende iser van jeghenwoord/'gh werck
Waer toe van stonden aen sal hebben int werck te gaen ende te volcommen binnen de drije weecken op de verbeurte van XXsten sdaechs dat hij langher werckt al te corten vanden bedongden loon ende alle oos* schade ende intereestere tsijnder laste te verhaelen soo men in rechte sal vijnden te behoir* es tot de volcomyn* van altsel* te stel* souffisanten selver borghe ende principael ten contentemente vande heeren besteders
De betaelijnghe te gheschieden de helft contant ende de wederhelft ter volcomijn* mits alleenelick in ho*ende * tot terren ende pecken ten naesten somer
Gheschiedende dese bestedinghe opde brugsche mate ende todt waer naer hij aennemer hem sal regulieren
*eechst schrijvende sal w*men te wijnen in burse X * ende ten tafel XX* M*st inghestelt bij Theodor Vanden dorpe voor LXVI ponden grooten Desghemijnct bij den selven voor de somme van LXIIII £ groten den hoop
De* aen ghenomen bij den onderschreven Theoder Vanden dorpe op alle ende een ider de voorschreven conditien voor de somme van LXIIII £ groten den hoop op de borchte*te ende principael vande onderschreven Pieter De Marcq ende Pieter De Roo ondertekent vande selve
Conditie van bestedyng ghedaen Vant rabot vande Lieve tot Damme
Het schof [rabotdeur]
3 rechte eiken planken van 4,13 m lang en 14 cm dik Met pen en groef op elkaar geplaatst
totaal 1,92 m hoog
Kaapstaander [een vertikale lier] met staken en handbomen [stokken om te duwen] en een touw om het schof op te winden
De aannemer zal alle pin-en-gatverbindingen en de uitstekende tanden [van het ankerbalkgebint] behoorlijk sluiten [wiggen van het ankerbalkgebint worden ook sleutels genoemd]
Het gebint zal ter plaatse opgericht worden en het ijzerwerk zal er op aangebracht worden
Het zal vastgemaakt worden op de stenen hoofden [bakstenen vloer en muren]
Ten slotte zal ter bescherming tegen de regen alles geteerd en gesmeerd [?] worden deze winter en de volgende zomer voor de 2e maal met teer en pek ingesmeerd worden.
De aannemer zal alle hout, ijzer en lood dat nodig is, maar [niet opgesomd in het bestek] leveren.
Goed eikenhout scherp gekantrecht Rode en witte olmen ...
De aannemer krigt het oude hout en ijzer van het huidige rabot
Het werk zal volbracht worden binnen de 3 weken [zoniet zal het afgetrokken worden van het bedongen loon]
Het werk wordt voor de helft betaald [vooraf] en voor de helft bij aflevering als enkel nog in de zomer moet geteerd en gepekt worden.
Opgesteld in de Brugse maat.
Theodor Vanden dorpe heeft het werk aangenome op de voorgeschreven condities voor de som van LXIIII £ groten.
Op de achterzijde staat in een ander handschrift: aanbestedingvoorwaarden voor een rabot van de Lieve in Damme.
Met dank aan Jan Hutsebout voor de hulp bij de transcriptie
Plan van de stad en de versterkingen van Damme, en van de forten in de omgeving;
opgemaakt in 1756 door landmeters J.-F. Maelstaf en C.-J. Bouvaert, AGR,
Cartes et plans N° 1625, © Copyright State Archives of Belgium
Stenen hoofden
Op de luchtfoto is met A aange- duid het Sas van het Zwin of de zgn. Slekkeput. B is het rabot van de Rabattestraat, zo’n 40 m ten zuiden van A. Zo’n 100 m ten zuidwesten van A lag C, de Slecke. Op het plan van 1756 (links) is duidelijk aangegeven hoe de Lieve aansloot op de bui- tengracht. In die gracht is ter hoogte van de punt (saillant) van de ravelijn (driehoekig werk op de voorwal) een dam opgeworpen. In het midden van die dam staat B, het rabot uit het bestek. De zuidelijke kademuur van A, de zgn. Slekkeput is eveneens gebouwd tegen deze dam. Dat bewijst dat A gelijktij dig en in functie van B gebouwd werd. Het Sas op het Zwin of Zoute Vaart moest gesloten worden als het Lieverabot geopend werd, want anders liep de Lieve leeg.