Lapscheurse schuur met gekromd aardgebint & herdruk De houten schuur van het Hof van Sijsele
Caroline Terryn
In 2005 publiceerden wij het boek: De houten schuur van het Hof van Sijsele. Graanschuren in Damme en omstreken. De Heemkundige Kring nam toen deel aan Open Monumentendag met het thema ‘hout’. Bij de voorstelling van dat thema dachten we meteen aan de vele oude schuren met hun indrukwekkende houten gebinten.
De keuze viel uiteindelijk op de schuur van het Hof van Sijsele: de schuur staat pal in het dorp, is zelfs van op het kerkplein te zien, maar is toch bij vele Dammenaren en zelfs Sijselenaren onbekend. De vrij monumentale en vrijwel intacte schuur staat leeg. De bereidwilligheid waarmee de familie Claeys toestemde om hun schuur op Open Monumentendag (11.9.2005) open te stellen, bevestigde de keuze.
Naarmate we de schuur beter leerden kennen bleek deze keuze ook inhoudelijk een schot in de roos. De schuur uit 1780 heeft een prachtige houtstructuur die typisch is voor de streek en is een van de laatste schuren die nog op de traditionele manier, met een volledig houten skelet, gebouwd is.
Het boek, dat 120 p. telt, volgt de opbouw van de schuur stap voor stap: eerst wordt het eiken skelet in elkaar gestoken, dan komen de muren ertegen en het dak erop. Daarna vergelijkt het de Sijseelse schuur met andere graanschuren in Damme en omstreken.
Dit artikel maakt niet enkel reclame voor de herdruk, het gaat ook in op een streekeigen gebint, dat we ook in een recent gerestaureerde schuur aantroffen. Voor we ingaan op dit aardgebint, bekijken we eerst het ankerbalkgebint, dat het meest voorkomend gebint was. Maar wat is nu een gebint? In de enge betekenis is een gebint(e) de verbinding - of vergaring in het jargon - tussen een horizontal balk en een verticale of schuine stijl.
Meer algemeen is een gebint de combinatie van 2 stijlen met een balk of nog algemener: een reeks van dergelijke gebinten achter elkaar geplaatst en verbonden met platen.
De meeste houtstructuren bestaan uit verschillende lagen gebinten boven elkaar. Op de onderste gebinten komen de nokgebinten, met een stijl die tot in de nok van het dak gaat. Tussen het grondniveau en het hoogste komt meestal een jukgebint. De stijlen van dat jukgebint staat niet recht, maar schuin of zijn zelfs gebogen. Daardoor leiden ze de druk van het dak naar de onderliggende stijlen af en niet zijwaarts.
Heroprichten van de gebinten van de Uitschool-hoeve in het Openluchtmuseum Bokrijk ca. 1965
© Openluchtmuseum Bokrijk, Technische Dienst
Rechts: schema ankerbalkgebint schuur van het Hof van Sijsele, 2005 © Mieke Goeghebuer (architecten Van Acker en partners)
Er bestonden verschillende manieren om een horizontale balk met twee verticale stijlen te verbinden of te ‘vergaren’. Het eenvoudigst is het dekbalkgebint: de balk steekt niet door de stijlen heen, maar ligt er opgestapeld, dekt de stijlen a.h.w. af. De balk ligt niet los op de stijlen, maar is ermee verbonden d.m.v. een pen en gatsysteem: in de kop van de stijlen is een pen uitgekapt die in het gat van de balk past. De verbinding wordt met toognagels vastgezet.
Boven: dekbalkvergaring en -gebint Onder: ankerbalkvergaring en -gebint
Toognagels of ‘tappen’ zijn houten pinnen die de pen- en gatverbinding fixeren. Ze werden met een hamer in voorgeboorde tooggaten gedreven. De tooggaten van pen en pengat dekten elkaar niet helemaal, zodat de toognagels er hard in spanden en de verbinding tijdens het inslaan werd dichtgetrokken, ‘getoogd’. Als nadien het houten gebouw ‘zich zette’, verkreeg men een solide en op constructie drogend en verhardend geheel. De hoek tussen de stijl en balk wordt door een schoor - ook korbeel genoemd - haaks gehouden.
Vanaf de 17de eeuw werd voor de basis meestal het ‘ankerbalkgebint’ gebruikt. Een ankerbalkgebint heeft een pen- en gatverbinding gefixeerd door toognagels, maar is extra stevig doordat de pen van de balk dwars door het gat in de stijl heen wordt gestoken en aan de buitenkant wordt vastgezet, ‘ verankerd’ door wiggen, ook sleutels genoemd. Deze verbinding maakt het mogelijk om hoger te bouwen: de platen liggen van boven op het uiteinde van stijlen, terwijl de ankerbalk iets lager voor de stabiliteit zorgt.
Deze tweebeukige schuur van de Stampershoeve aan de Zuiddijk in Moerkerke combineert een stenen en houten drager: de dwarsbalk rust aan de ene kant op een stenen muur, en aan de andere kant op een houten stijl. De ankerbalkverbinding is mooi te zien. Met haar mansardedak is dit een luxueuse schuur.
Dit schema van een ankerbalkgebint (rechts) toont de verschillende termen voor de afzonderlijke delen. De hoek tussen de stijl en balk wordt door een schoor - ook korbeel genoemd - haaks gehouden.
De schuur van het Hof van Sijsele heeft 2 gebinten zonder jukgebint, dus met 2 i.p.v. 3 bouwlagen. De foto onder en het onderste schema (rechts) tonen dat de bovenste bouwlaag, net zoals bij de 4 ankerbalkgebinten, uit een nokstijl bestaat. De onderste bouwlaag heeft schuine stijlen.
Schuine stijlen worden ‘scheer- of schaarstijlen’ genoemd omdat ze lijken op de open benen van de schaar om schapen mee te scheren. Alle gebinten op scheerstijlen (niet enkel aardgebinten, maar ook jukgebinten) heten scheer- of schaargebint.
Wij verkiezen hier de term aardgebinte omdat deze historische term uit de streek - eerdgebont - specifiek geldt voor een gebint dat op de grond, de aarde staat en doorloopt tot in het dak. Daar vormt het een typisch gebint: een samenstel tussen stijlen en een balk, verstijfd door schoren.
Door de manier waarop de stijlen met de balk verbonden zijn, kunnen we dit gebint nog als een ‘dekbalkgebint’ omschrijven: de balk ligt op de stijlen en is ermee verbonden d.m.v. een pen-en- gatsysteem.
De schuur van het Hof van Sijsele bestaat uit 4 ankerbalkgebinten en 2 aardgebinten. Waarom koos men voor deze combinatie? Wellicht niet uit financiele overwegingen: enerzijds is een aardgebint met een dekbalkverbinding eenvoudiger dan het ankerbalkgebint en is er iets minder hout in verwerkt; anderzijds waren ze wellicht even duur want voor een schaargebint zijn langere stijlen - en dus verhoudingsgewijs duurdere stijlen - nodig.
Het voordeel van een ankerbalkgebint is haar stevigheid. Het voordeel van een schuine stijl die tegen de wand vertrekt, is dat ze minder plaats inneemt dan een rechte gebintstijl die midden in de ruimte staat. De tasruimte is immers een opslagplaats voor graanschoven en de lange bundels graan moeten efficient getast worden, wil men niet te veel ruimte verspillen.
Vanaf ca. 1750 in de polders en vanaf ca. 1850 in de zandstreek, werden de schuren met een volledig houten skelet vervangen door schuren met stenen muren waarop balken die het houten dakgebinte dragen rusten. Merkwaardig is dat in de tasruimten dikwijls geopteerd werd voor een aardgebinte. Dat gebinte staat doorgaans op een sstenen sokkel (of poer) van ca. 80 cm die tegen de muur gemetst is.
Recent werd de schuur van Hoeve Amery aan de Vredestraat in Lapscheure (nabij het kruispunt met E34) gerestaureerd (foto’s rechts). Aan de doorrit, waar de met graan geladen wagens door reden, rust het dak op balken die steunen op de stenen muren, maar in de tasruimen aan weerszijden van de doorrit waar het graan hoog werd opgetast, wordt het dak gedragen door een aardgebinte op een gemetste stenen sokkel.
Merkwaardig is dat deze schaarstijlen bovenaan licht gebogen zijn. Een dergelijke constructie trof Devliegher ook aan in Dudzele.1 Gebogen takken of ‘kromhout’ waren speciaal geleid tijdens de groei van de boom. Identiek gebogen stijlen waren nodig voor jukgebinten en hier dus ook voor de langere aardgebinten. De schuur van het Hof van Sijsele had rechte aardgebinten (zie schema en foto rechts).
Verwijzingen
1.DEVLIEGHER Luc, Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen deel 4, De Zwinstreek, 1970, p 44.
De andere gegevens komen uit: TERRYN Caroline (foto’s DE LEYN Hendrik), De houten schuur van het Hof van Sijsele. Graanschuren in Damme en omstreken, 2005.
Het boek kost 15€ (+ 5€ verzendkosten). Het is te verkrijgen bij Caroline Terryn, Kasteelstraat 69, Moerkerke, 050/500.651,