Tobias Hesperspaen, de koster van Moerkerke
Ronny Debbaut
De familie Hesperspaen duikt in het midden van de 17de eeuw op te Moerkerke. Er leefden toen een Joris, een Andries en een Passchier. Deze laatste was gehuwd met Adriana Boussens. Zij kregen op korte tijd drie kinderen: Judoca geboren op 9 maart 1669, Joannes geboren op 28 maart 1670 en Tobias geboren op 7 oktober 1672.
Het is deze Tobias Hesperspaen die als koster te Moerkerke van zich zou doen laten spreken. Laat ik eerst zijn familiale toestand schetsen¹. Hij trouwde al vrij jong, op nog geen twintigjarige leeftijd² met Anna Marie De Vliegher. Er was een huwelijkscontract getekend op 26 april 1692². Zij hadden samen 4 kinderen: Victoria Perpetua, geboren op 8 maart 1693. Haar dooppeter was Petrus Joannes Verschrieck, de pastoor van Moerkerke. Zij zou later trouwen (1) met Frans Tytgat en (2) met David Deseyn. Joannes Jacobus, geboren op 25 januari 1696 Josephus, geboren op 21 december 1698 en te Moerkerke overleden op 29 oktober 1750. Hij was gehuwd (1) met Isabella Schaep (+ 1725) en (2) met Anna Theresia Van Steenkiste. Isabella Schaep was een dochter van Niclaeys Schaep, oud-burgemeester en schepen van het graafschap Middelburg. Zij was weduwe uit een eerste huwelijk met Jan De Roo (+ 1721). Jacobus, geboren op 11 november 1701 en jong gestorven op 5 oktober 1704.
Na het overlijden van zijn vrouw op 25 april 1704, trouwde Tobias Hesperspaen een tweede maal te Moerkerke op 24 juni 1704 met Jacoba Van Cauwenberghe. Getuigen waren Passchasius Hesperspaen, zijn vader, en Arnoldus De Klerck³. Uit dit huwelijk werden drie kinderen geboren: Jacobus, geboren in 1705 en overleden op 15 augustus 1710, drie weken na zijn moeder Joannes Baptista, geboren op 1 juli 1707 en jong gestorven Felix Jacobus, geboren op 23 januari 1709 en jong gestorven
Jacoba Van Cauwenberghe overleed⁴ op 25 juli 1710. Tobias hertrouwde nogmaals, op 4 oktober 1710 te Moerkerke, met Anna Baert. Zij schonk hem 4 kinderen: Joannes Baptiste, geboren op 7 september 1711 en jong gestorven Joanne Marie, geboren op Kerstdag 1712. Zij trouwde op 15-jarige leeftijd, op 4 juli 1728, met Leo Vandemoere, die al overleed op 9 maart 1737. Joanna hertrouwde op 19 mei 1737 met Pieter Van den Broecke Petronella, geboren op 30 mei 1714 en jong gestorven Franciscus, geboren op 27 oktober 1715 en jong gestorven. Anna Baert overleed te Moerkerke op 19 maart 1733 op 55-jarige leeftijd.
Tobias Hesperspaen was de kaap van de 60 toen al gepasseerd, maar voelde zich niet te beroerd om nog een vierde huwelijk aan te gaan. Na amper drie maanden⁵, op 16 juni 1733, stond hij weer voor het altaar met een nieuwe bruid, Joanna De Roo. De dag voordien was het huwelijkscontract afgesloten voor pastoor J.A. Beckers. Dit huwelijk bleef kinderloos. Koster Hesperspaen overleed te Moerkerke op 14 december 1677, op 75-jarige leeftijd. Hij werd drie dagen later begraven in de kerk bij het koor. Zijn weduwe hertrouwde op 20 februari 1748 met Petrus De Coninck.
Tobias Hesperspaen was al op zeer jonge leeftijd aangesteld als koster en schoolmeester. Het jeugdig enthousiasme, dat hij aan de dag legde bij het onderwijzen van de Moerkerkse dorpsjongens, werd door de kerkelijke overheid al vrij snel beteugeld. Hij las op school voor uit "Reynaert de vos" en werd door de deken van Aardenburg in 1694 streng berispt. Hij kreeg het bevel om in de toekomst alleen nog vrome en eerbare boeken te gebruiken⁶. De kerkelijke censuur was in die tijden zeer hard voor alle literatuur die het niet zo nauw nam met de goede zeden of durfde spotten met de handel en wandel van de geestelijken. De volksboeken van Tijl Uilenspiegel stonden in hetzelfde verdomhoekje.
Helaas zijn er van het bisdom Brugge weinig verslagen bewaard gebleven van dekanale visitaties, waarin de deken verslag uitbracht van het gedrag van de parochiegeestelijkheid en de koster. Men kan zich best voorstellen dat de koster van Moerkerke nog lange tijd scherp in de gaten werd gehouden. De Contrareformatie vierde toen hoogtij en de katholieke kerk deed er alles aan om alle parochianen in het gareel te laten lopen.
Onze Moerkerkse koster zou ook in aanvaring komen met het wereldlijke gerecht. Hiervan getuigt een processtuk dat bewaard gebleven is in het rijke archief van de Raad van Vlaanderen, dat tijdens het ancien regime als hof van beroep voor heel Vlaanderen optrad⁷. Tobias Hesperspaen vond dat zijn inkomen als koster veel te laag was. De kosters hadden het toen inderdaad niet breed. Zij leefden van een kleine toelage, meestal een deel van tienden of pachten die de kerk en armendis van de parochie inden⁸. De kosters hielden er in die tijd meestal een nevenberoep op na om de eindjes aan elkaar te knopen. Velen onder hen waren ook schoolmeester zoals onze Hesperspaen. Ze verdienden ook iets aan begrafenis- en huwelijksmissen, jaargetijden en ze verrichten ook andere klusjes in de kerk.
Sommige kosters stelden zich daarmee niet tevreden en eisten een hogere vergoeding. De Moerkerkse koster had zo klacht ingediend tegen de abdis van Spermalie, die verdedigd werd door de prelaat van de abdij ter Duinen te Brugge, die zelf te rade moest gaan bij de abdij van St.Quintin te Vermandois in Frankrijk⁹. Was zijn klacht gegrond? Volgens de abt van ter Duinen probeerde Hesperspaen van in 't begin het hof "blauwe blommekens te vertooghen" en was zijn eis te aanmatigend. Hij moest zich maar tevreden stellen met wat zijn voorgangers hadden gekregen, of, zoals het 300 jaar geleden klonk:
"Sulckerwys dat hy ende synen raedt al wat te verre te buyten gaende de paelen van een rechtsinninch gemoet van eenen coster den welcken ghenietende als het ghone dat syne voorsaeten ghenoten hebben, hem insghelyckx wel behoorde daermede te contenteren".
Het processtuk somt al zijn inkomsten op. Ik laat het lijstje hier volgen, voorzien van de commentaar die er bij hoort:
2 £ gr. per jaar voor het doen van de jaargetijden, betaald uit de pacht van landerijen 8 £ gr. per jaar voor de begrafenissen De koster beweert dat hij maar 6 £ meer ontvangt, omdat hij veel arme lieden moet begraven, waarvoor hij niet wordt betaald. Dit wordt stellig tegengesproken, want in die gevallen springt de dismeester¹⁰ bij. 2 £ 10 sch gr. per jaar voor het luchten en vegen van de kerk en het wassen van het lijnwaad De verdediging merkt op "dat eene bagatelle van stijfblomme ende seepe die hy daertoe ghebruycken moet geene merckelycke somme en connen beloopen" 8 £ gr. per jaar voor zijn diensten, betaald door de schepenen van het Land vanden Vrijen¹¹ Hesperspaen zou beweerd hebben dat de schepenen van 't Vrije hem die 8 £ in de toekomst niet meer zouden betalen. Dat blijkt echter een verzinsel. De koster wordt verweten dit "zonder trouw te zijn en de waarheid geweld aan te doen." 2 £ gr. per jaar voor zijn diensten aan de kapel van Onze Lieve Vrouw 1 £ gr. per jaar voor zijn diensten aan de gilde van het H. Sacrament
Alles samen komt dit op een jaarlijks vast inkomen van 23 £ 10 sch. gr. De kerkelijke overheid laat ook fijntjes opmerken dat hij met al zijn inkomsten "wel can gheraecken ende leven naer syne conditie ten platten lande alwaer dat alles te becommen is ten goede coope ende prijse". Mag men hieruit verstaan dat de koster er een te hoge levensstandaard op na wilde houden?
Daarnaast ontving hij zeker nog her en der wat geld voor zijn diensten en bemoeienissen, voor klusjes die hij bv. opknapte voor de kerk- en dismeesters. Het schoolhouden was volgens de verdediging iets wat gewoon hoorde bij de functie van koster op het platteland, zodat hij daarvoor niets extra moest vragen. Daarnaast hield hij ook nog een kruidenierswinkel, wat hem toch ook een aardige duit moet opgeleverd hebben.
De verdediging was hem dus niets schuldig. Het was voor Tobias Hesperspaen te nemen of te laten, wat in niet mis te verstane bewoordingen als volgt werd weergegeven: "Boven dat den heesschere mach scheyden van syne costerije als het hem belieft als wanneer men verhoopt te becommen veel andere persoonen die met grooten danck ende erkentenisse sullen bereet syn de selve costerye te aenveerden voor de revenuen soo ordinaire als extraordinaire als hier vooren geleyt".