Het Brugse haventje van Sint-Donaas in Lapscheure vanaf 1648 tot 1814 in beeld
Caroline Terryn
De zeesluis met 2 schuifdeuren is ook getekend door Marcus Gerards op zijn Brugs stadsplan van 1562.
Beide prachtige kaarten zijn online raadpleegbaar op www.kaartenhuisbrugge.be.
Toen de Vrede van Munster in 1648 een einde maakte aan de Tachtigjarige Oorlog bepaalde artikel 71 van het vredesverdrag dat de dijk, die de Zoete Vaart afsloot bij het Fort St.-Donaas, zou worden geslecht en vervangen door een sluis. Brugge ondernam meteen stappen om de sluis te bouwen om zo eindelijk haar zeekanaal te kunnen gebruiken.1 Een eeuw eerder had ze immers de Zoete (of Verse) Vaart aangelegd parallel met het verzande Zwin. Dit kanaal eindigde vlak tegenover de rede van Sluis met een zeesluis en stond via het Zwin in verbinding met de zee. De nieuwe sluis was geschikt voor zeeschepen, zodat die via de Verse Vaart naar naar Brugge konden varen. Na eeuwen gewerkt te hebben met voorhavens langs het Zwin, ging Brugge nu zelf zeeschepen kunnen ontvangen.2
Op onderstaand fragment van de kaart van Claeissens uit 1597 - een niet zo trouwe kopie van Pourbus - staat Sluis in de rechter benedenhoek. Vlak tegenover de rede van Sluis ligt de saskom van de nieuwe sluis.
De sluis was nog maar enkele jaren in gebruik toen in 1568 de Tachtigjarige Oorlog uitbrak. In onze streek waren de legers zeer actief vanaf 1578. Bij gemis aan onderhoud, stortte in 1589 de zeesluis van de Zoete Vaart in. De overstromingen door de oorlog veroorzaakt in de omgeving van Sluis, zorgden ervoor dat, na enkele jaren, het Zwin rond Sluis en verder tot aan de zee, weer een grote diepte kreeg, o.m. door het vormen rond 1580 van het Lapscheurse gat. Wanneer in 1604 de stad Sluis voor goed door de Noordnederlanders werd ingenomen, liet de Spaanse veldheer Andreas Spinola, op de grens van Lapscheure en Hoeke, het Fort Sint- Donaas bouwen.3 Het fort lag net ten westen van de Hoekevaart (of Reygaertsvliet) - die voordien onder de Verse Vaart liep - en op schietafstand van Sluis. Het zeekanaal werd afgedamd vlak achter het fort. Het fort beschermde de hoge dijken van de Verse Vaart langs waar een leger makkelijk kon oprukken.
Op 5 januari 1648 stelde het Verdrag van Munster een einde aan de Tachtigjarige Oorlog. Volgens art. 3 van dit Verdrag behield ieder der beide partijen de gebieden die zij, bij het sluiten van de vrede bezet hielden. Sluis en het gebied ten noorden van het Lapscheurse gat kwam bij Nederland en maakt nu deel uit van de gemeenten Sluis en Aardenburg (Heile). Artikel 14 van het vredesverdrag sloot de Zuidelijke Nederlanden volledig af van rechtstreekse verbindingen met de zee. Immers, de Noordnederlanders zouden de Schelde, het Sas van Gent en het Zwin gesloten houden voor de scheepvaart uit en naar onze gewesten. Artikel 71 bepaalde dat de dijk, die de Zoete Vaart afsloot bij het Fort St- Donaas, zou weggenomen worden, en vervangen door een sluis (2), maar de bedoeling van de Noordnederlandse regering was de zeehandel met Brugge uitsluitend op Noordnederlandse schepen te laten geschieden.
Van zohaast de stad Brugge kennis kreeg van de art. 14 en 71 van het Verdrag van Munster, heeft zij zich ingespannen om de toelating te bekomen tot het bouwen van een sluis bij het Fort St-Donaas. Brugge had wel opnieuw verbinding gekregen met de zee door het graven van het kanaal Gent-Brugge -Oostende in 1612-1622, maar ze hoopte dat ook over Sluis nog belangrijke hoeveelheden koopwaren naar Brugge zouden komen. Voorlopig moesten de zeeschepen in het Zwin aanleggen bij het Fort Sint-Donaas en hun lading overbrengen in Brugse schepen, die aan de overzijde van de dijk in de Zoete Vaart kwamen aanleggen. Op de dijk aldaar was een “plankier” [een plankenvloer] gelegd om de verbinding tussen de schepen in de 2 waterwegen te vergemakkelijken.4
Geen sluis, wel een plankier
Pogingen voor een sluis waren er wel ondernomen. Meteen werden er in Brussel en in Middelburg in Zeeland inlichtingen gewonnen. In 1649 vroeg Brugge in Brussel eerst toelating tot het herdelven van het stuk tussen Fort Sint-Donaas en Sluis en later tot een nieuw kanaal, naast het oude. Telkens met de bedoeling de nieuwe sluis op dezelfde plaats van de zeesluis uit 1564 te leggen: vlak tegenover het vijandige Sluis. Dat bleek onhaalbaar. In 1651 werd nagedacht over een sluis ten westen van Fort Sint-Donaas, dus op 2 km van de stad Sluis.5
Uit latere bronnen blijkt enkel sprake van een plankier en nooit van een sluis waaruit afgeleid wordt dat er nooit een sluis kwam en Brugge haar plannen van een eigen zeekanaal richting Sluis moest opbergen. De sluis bij het Fort werd nooit gebouwd omdat de handel van Brugge meer en meer op Oostende werd gericht en omdat de handelsbetrekkingen te water tussen Brugge en Sluis nooit meer de uitbreiding namen, die de kosten van het bouwen van een sluis rechtvaardigden.6
Ondertussen was de Verse Vaart wel in gebruik als binnenvaartkanaal voor alvast 1 schip: het beurtschip of de barge. De bargie voer dagelijks tussen Brugge en Fort-Sint-Donaas. In juni 1653 werd de Verse Vaart met een "slyckmeulen" uitgebaggerd in Koolkerke.7
Het plankier moest al in 1653 worden vervangen want door een springvloed was de dijk met een deel van het plankier doorgespoeld. Het werd terstond vervangen op een betere plaats en dit op de kosten van de stad Brugge. Net als de Zoete Vaart was het plankier immers eigendom van Brugge. Ook in 1678 moest het plankier op de dijk van het Fort St- Donaas weerom vernieuwd worden.8
Het plankier was een houten plankenvloer die op de dijk tussen de Zoete Vaart en de Zoute Vaart lag om de overslag van goederen en personen op de drassige grond te vergemakkelijken. Bij dit plankier kwam ook een pakhuis, de majoorswoning, een comptoir of tolhuis, een wachthuis voor soldaten en natuurlijk een herberg.9
Tegenaan dit plankier lag ook in de Sluise Vaart de aanlegplaats van de barge van Brugge. Daar stapten de passagiers uit en liepen verder te voet tot in Sluis. Dat was niet alleen een afstand van 2 km, maar ook een onverharde veldweg die bij slecht weer in een modderbaantje veranderde. Daarom werd in de loop van de 17de eeuw de voetwegel verhard met kasseien. Volgens het bestek van dat calsydeken namen zo’n 60 passagiers per dag de barge. De voetgangers moesten toen ook nog met een veerpontje de Hoekevaart oversteken.10 Dat afwateringskanaal, ook de Reygaertsvliet genoemd liep in een grote bocht tond het Fort Sint-Donaas.
In 1701 maakte landmeter Jean Lobbrecht een plan op van het Fort Sint-Donaas. De veerpont over de Hoekevaart is dan al vervangen door een ophaalbrug: nr° 3 est le pont ordinaire pour passer et repasser a la ville de l’Ecluse11
Lobbrecht gaf het Brugse haventje ten westen van het fort nauwgezet weer. (boven12) Er ligt een weg op de middendijk tussen de Zoute Vaart -of het Zwin, dat lokaal ook het Gat van Sint-Donaas heette- en de Zoete Vaart, op deze kaart genoemd Riviere vencmt de Bruges cm St-Donas. Aan de oever van de Zoete Vaart staan 4 rijhuisjes en is een zeilbootje aangemeerd: de barge. Dat ligt aan het plankier; de vloer beslaat de hele dijk. Aan de Zoute Vaart is hij iets breder en mogelijk was daar een soort aanlegsteiger voor de zeeschepen die via het Zwin tot aan het Fort konden varen. Op het plankier staat een gebouw en een wipkraan. Dat was een eenvoudige hefconstructie. Het plankier is westwaarts afgescheiden door een dubbele palissade en verderop door een enkele.
Die palissades zijn ook getekend door Brugs stadsmeester Pulinx die in 1746 een terreinbezoek bracht aan de 2 Brugse havens: Damme en dat bij Fort Sint-Donaas. (tekening rechts13) Volgens het Barrieretractaat van 1715 maakte het fort Sint-Donaas deel uit van Nederland. Dit moest een betere bescherming tegen Frankrijk geven. Tijdens de Oostenrijkse Succesieoorlog (1745-48) vemieuwden de Nederlanders de palissades. In de dubbele palissade was een aarden paripet, borstwering, van 1,5m hoog aangebracht.
Pulinx tekende in 1746 het plankier niet, maar wel de wipkraan. Op Marcus Gerards’ kaart van Brugge (rechts) liggen langs de Verversdijk een hele rij aanlegsteigers met telkens een wipkraan.
In 1781 zegde Jozef II het Barrieretractaat eenzijdig op en verdreef het Hollands garnizoen uit het fort en haventje. Beiden verdwenen bij de aanleg van de Damse Vaart in 1814.
Transscriptie:
Op 15 februari 1746/ Gevacert bij order vanden / Heer tresoier principael/door den oversten van stadswerk/Hendrick Pulinx gesien der/naerschreven palesaedewerck/bij de Hollanders gemaekt/ ten gepacerden somer 1745//A een dobbel palissaeden/met een paripedt van aerde die 6.40: hooghe//B een palissaedewerck met een oepen gaende barriere/staende van A 50 stappen/en inden vaert 8 à 10 voeten/alwaer de palissade op ‘t eijnde/ omme gestoten sijn vande/ bargie//
C een gelijcke palissaedewerck met barriere/ gelijck aen B sijnde insgelijckx inde vaart/ omverre gevallen als vooren 225 stappen/ van B//Alwaer gebracht wordt sufisantie/ ter platse DD//Nota den pijl E/ is gestelt geworden/ den somer 1745 door/ order vanden heeren van de tresorie alwaer/ de bargie aen vast gemaeckt wordt
Wipkraan op een prent van J. Cats uit 1799
Voetnoten
- DE SMET J., Over het ontstaan van de huidige rijksgrens tussen de zee en Middelburg in: Rond de Poldertorens, 1960, 4, p. 12.
- GILLIODS-VAN SEVEREN, Bruges et son port, Brugge 1895, p. 212 e.v. 3-8. zie 1.9-10. CROIS R., Het ’stenen wegelken’ van het Fort Sint-Donaas naar Sluis, in: Rond de poldertorens, 1974, p. 148. 11-12.
- Rijksarcjief Brugge, Kaarten & Plannen 482. Kaart met de koninklijke vesting van Sint-Donaas, met de toestand van de drie sluizen van Groot-Reigarsvliet te Lapscheure, Moerkerke en Sint-Kruis, gemaakt door J. Lob-brecht, ingenieur, 1701. 1 stuk 13.
- Stadsarchief Brugge, Kaarten en plans, nr. 75, z.n., 1746, Pf, Zwin, Kanaal Damme-Sluis, 1582-1792; zie ook TERRYN , Het Sleckstraetkin, de plaats van Slecke in de Zevenster in: Erfgoedblad Damme, 2017, 3 p 68.