Meester Leopold Pieters en de barre winter van 1921 in de knechtenschool te Moerkerke
Geert Van Poucke
Over deze merkwaardige figuur is er tot op heden weinig gepubliceerd. Meester Leopold Pieters is geboren te Mariakerke op 12 oktober 1864 en huwde met de Moerkerkse Julie, Maria-Louisa De Jaeger. Zij hadden één zoon en drie dochters. Hij behoorde tot de geleerden van zijn dorp, naast de pastoor, de gemeentesecretaris, de notaris en de dokter. Leopold sprak en schreef vloeiend Frans en was niet bang om te discussiëren met Duitse officieren tijdens de Eerste Wereldoorlog. Hij hield er ook eigenaardige didactische methoden op na en schreef met een vlotte pen gelegenheidsgedichten en hekeldichten. Verder stak hij zijn godsdienstige en vaderlandslievende overtuiging niet onder stoelen of banken.
Tijdens de twee barre wintermaanden, januari en februari van het jaar 1921, zaten de schoolkinderen te verstijven van de koude in de klas. Heel de maand januari klom de thermometer niet hoger dan 9 °Celcius. Het was zelden warmer dan 4 ° Celcius. Februari was nog kouder. Veel leerlingen waren zwaar verkouden en volgden met koude voeten en verkleurde vingers goed ingeduffeld de lessen. Het waren jongens die naar school kwamen met kloefen aan, langs slijkerige of besneeuwde wegen. Ook de meester droeg een warme overjas of capuchon.
Sedert nieuwjaar was de gemeente verantwoordelijk voor de verwarming en reiniging van de klaslokalen. Voordien moest meester Pieters daar zelf financieel voor opdraaien. Deze verandering was zeker geen verbetering. De school kreeg veel te weinig kolen die dan nog slecht brandden ook. Op zekere dag kwam de brouwer-burgemeester Leopold Vermeersch die in de buurt woonde voorbij de school en vroeg aan meester Pieters hoe het kwam dat de kinderen nog niet in klas waren in plaats van te glijden op de bevroren sneeuw (om zich te verwarmen) in de wijk Moerkerkebrug. Maar hij kreeg rap zijn antwoord van Pieters, waarop de burgervader beloofde de toestand te bespreken in de gemeenteraad. Er was enkel raadslid die toen nog schoolplichtige jongens had, behalve één die zijn ongenoegen ventileerde in de raadszitting over het feit dat zijn eigen kinderen versteven in de klas. Een reden voor meester Pieters om zijn leerlingen aan te manen hun muts af te doen voor deze persoon. Urbain Van Hecke, een smid uit de buurt en zijn knecht waren sedert nieuwjaar aangesteld als de stokers van de school. Urbain was een autoritaire vent die soms brutaal reageerde met een grote vloek als de meester kwam voelen of het al een beetje warm was in de klas.
Deze kleine schooloorlog tussen het gemeentebestuur en Leopold Pieters werd natuurlijk druk besproken in de parochie. De meester nam zelfs zijn leerlingen mee naar het secretariaat om de toestand aan te klagen, maar de schepen had hem vierkant buiten gezet.
Als het te koud was in de klas, dan stuurde hij zijn jongens naar huis. Pieters deed zelfs zijn leerlingen opstappen langs de dorpsstraten om zich te warmen en zo stil te protesteren tegen de slechte verwarming in de klas. Over die protestmars werd aan de verbaasde chef van de rijkswacht verteld dat de temperatuur niet hoger klom dan 2 °Celcius.
En toch liet de meester het niet aan zijn hart komen, niettegenstaande zijn teloze pogingen om de erbarmelijke toestand te verbeteren. Leopold Pieters heeft dit lijden in de vastentijd opgedragen aan God tot bekering van de weldoeners. Gans de miserie werd aldus opgetild naar een hoger godsdienstig niveau. En plots was de lente daar. De aarde begon op te warmen en de benardheden waren voorbij.
Bronnen:
- Notities pastoor Maurits Van Massenhove.
- Het Damme van toen en omgeving, J.Rau, p. 96-97. Uitgever M. Van de Wiele, 1981.
- Eigen archief.
Oude prentbriefkaart van 't Hof van Moerkerken. (Particuliere collectie)