Over de verdwenen hoeve van burgemeester Jacob Beels in Hoeke
Jan Tilleman
Dit is de gecorrigeerde versie van een artikel dat gepubliceerd werd in het laatste nummer van Rond de Poldertorens van vorig jaar. Door een technisch probleem verscheen toen een onvolledige tekst.
In “Rond de Poldertorens” 63° jg. Nr. 2 bracht medelid Johan Deckers een zeer interessante bijdrage over het kerkje van Hoeke en haar grafzerken uit de 16° tot en met 18° eeuw. Daar wil ik graag even op inpikken omdat de op pagina 56 vermelde burgemeester, Jacob Beels, woonde op een hoeve die ondertussen verdwenen is maar even in het daglicht kwam n.a.v. de omvorming van de rijksweg “N 49” tot autostrade” A 11”. In 2015 werd namelijk op dit perceel een archeologisch onderzoek uitgevoerd door RAAKVLAK. Dit is een intergemeentelijke erfgoeddienst gegroeid uit de vroegere Stedelijke Archeologische Dienst van Brugge. Met behulp van een graafmachine werden een aantal proefsleuven getrokken. Hierbij zijn de resten van bebouwing in baksteenbouw gelokaliseerd. Het perceel, aanvankelijk een weide met veel oneffenheden, werd daaropvolgend geweldig verhoogd en is nu functioneel als akkerland. De goed bewaarde grafplaat van Jacob Beels (soms ook Beilz geschreven), zijn vrouw Magdalena Wielmaekere en kinderen, die zich in de linker muur van het portaal in de kerk van Hoeke bevindt is nu nog het enige blijvend visueel relict wat herinnert aan de welstellende burgemeester uit de 16° eeuw.[1]
Laten we aan de hand van archiefdocumenten even kijken of we meer over deze hofstee en omgeving kunnen te weten komen. Op de luchtfoto (Fig. 1) op de vorige bladzijde bevindt zich de weide met restanten van de verdwenen hoeve in het midden en links van de weg N 49. Links naar onder: de kerk van Hoeke.
Vermeldingen van de hofstede Jacob Beels:
-
In de omloper van “HOUCKE” 1554.[2]
Er is geen beter document om de studie mee te beginnen dan de omloper van de stad “Houcke”, opgesteld midden de 16° eeuw naar aanleiding van de recht trekking van het “Zwin”, bij middel van de aanleg van de “Varsche Vaart”, ook “Zoete Vaart” genoemd. Vanwege de grote veranderingen drong een nieuw register of “Ommelooper” zich op. De hofstede van Jacob Beels is gelegen in het 9° Begin van het stadsgebied waarin zich ook de pastorie van Hoeke bevindt. Omwille van de interessante gegevens geef ik eerst de beschrijving van dit 9° begin;
Dit begint aen de oostzijde daeraen (van het 8° Begin) over d’adere tuschen deselven adere aende Westzijde, den heerweg die van den molen naar Ten Houcke boven loopt aan de noord-oostzijde, streckende Zuyt-oostwaert tot aen den heerweg ende aen’t kerkhof van Houcke, cum noord-westeynde aen’t gescheet van de paele en is ’t beloop daer Jacob fs. Pr. Beels in woont. Van noorden in in’t 21° begin ’s Heerbaselishoeck.
In deze rubriek vernemen we dat de hoeve van Jacob Beels gelegen is in het 9° begin (deelgebied) van het stadsgebied van Hoeke. Deze zone maakt deel uit van het 21° begin van ’s Heer Baselishoek Polder. Aan de West kant vormt een gracht de scheiding met het 8° begin. Aan de Noord-West kant is de grens een denkbeeldige rechte lijn dwars door de erfplaats van Jacob Beels (gescheed van de paele) Aan de Noord-Oost zijde ligt de heerweg die van de molen naar “Ten Houcke Boven” loopt. Die weg, toen nog een aardeweg[3] verbond Westkapelle met Hoeke. De molen wordt vermeld omdat op de plaats van de huidige stenen molen, kort na 1412 (De voltooiing van de aanleg van de “Hoeke-vaart”) op deze plek een houten staakmolen opgericht was ter vervanging van een oudere molen die meer oostelijker stond (wal nog aanwezig in de landerijen). De zuid-Oostelijke grens wordt gevormd door een heerweg (nu de St. Jacobsstraat) en het kerkhof aan de kerk van Hoeke.
Gezien de beschrijvingen van de eigendommen in het 9° begin aangevat worden van aan de noordkant, treffen we de hofstede en boomgaard van Jacob Beels als eerste aan onder volgnummer 163 van de hele omloper. Hierbij het citaat met als eerste lijn een aanvulling van recentere datum;
Nu de kinderen van Pieter Huges cum suis
Jacob Fs Pieter Beels over Dieriek Mouscron metten boo
gaerde daer hij nu ten tijde woont cum noordwest
Zijde in’tgescheet van de paele jegens zijn selfs
Land streckende cum noord oosteynde aen de adere
En cum zuyt westeynde in de halve adere begre-
Pen in den ommelooper in eene partie groot XI G
II Roe (folio 72 art. 3)
X G. II lijn LXXVII Roeden
Fig. 2: Rubriek 163 in het naschrift van de omloper van Hoeke uit de 18° eeuw,
met de omschrijving van het erf met hoeve van Jacob Beels.
Hier vernemen we dat Jacob in opvolging van een zekere “Dieriek Mouscron” in het bezit van de hoeve gekomen is en er ook woont. Van het hele erf met een oppervlakte van 11 gemeten, 2 lijnen en 77 roeden, ligt 11 gemeten en 2 roeden binnen het stadsgebied van Hoeke. Omgerekend naar het huidige metriek stelsel is het een geheel van 5 ha 27 are 59 ca waarvan 4 ha 86 are 89 ca gelegen zijn binnen het paalgebied.[4] Op 11 gemeten en 2 roeden waren dus stadsrechten (een vorm van belasting) verschuldigd aan de stad Hoeke. Langs de Noord-Oostzijde lag ook al een gracht langs de heerweg. Er werd gemeten tot halfweg de gracht die de grens met het 8° begin vormde. De vermelding van een boomgaard duidt op een zekere welstand en zullen we ook cartografisch nog terug vinden.
De toegevoegde nota van latere datum bovenaan, vermeldt de kinderen van Pieter Huges. In de kerk van Hoeke treffen we de grafsteen aan van Charles Hughes met volgend inschrift:
TER HEEREN GODTS / SEPULTURE VAN DHEER CHARLES / HUGHES Fi PIETER OVERLEDEN / KERCKMEESTER VAN DESE KERCKE / THOUCKE OP DEN EERSTEN MEYE / 1654 / ENDE VAN IOe CATHARINA LYBAERT Fa MAERTEN SYN HUYSVRAUWE / WAS OVERLEDEN OP DEN TWEEDEN / APRIL 1654 BIDT VOOR DE ZIELEN
Gezien het tijdstip (Ⴕ 1654) kunnen we best aannemen dat deze Charles, zoon van Pieter overeen stemt met één van de kinderen, bedoeld in de toegevoegde nota.
-
In het “Paelbouck” van Houcke (1554).[5]
Het stadsgebied van Hoeke, waarbinnen stadsrechten geheven werden, was afgebakend door 35 stadspalen. Alhoewel de intentie er in bestond om stenen palen te plaatsen, moeten er uiteindelijk houten palen of zelfs geen palen gezet zijn. Dat verklaart waarom er nergens in Hoeke stadspalen terug te vinden zijn, in tegenstelling met Damme waar er wel nog stadspalen bewaard zijn. Het paalboek werd evenals de omloper van Hoeke samengesteld door ANTHONE SCHOONMAECKERE , Beëdigd landmeter voor het Brugse Vrije. Hij beschrijft de standplaatsen van de palen evenals de afstand van de ene paal tot de volgende, alsook de afstand van de palen tot het vierkante van de kerktoren van Hoeke. De 8° stadspaal werd gezet aan de erfplaats van Jacob Beels. Hierna volgt de beschrijving van de standplaats ervan;
Item van den achsten paelsteen noortoostwaert totten IX ° paelsteen die
staet uppet landt van Jacob fs P. Beilz ten zuutwesten upden gracht vanden boogaert toebehoorende Jacob Fs P. beils vooren daer hij weunt CXXV roeden
Ende de distantie van vooren neghensten paelsteen zuudtwaert tot vooren tor-Re CI R.
Het woordje “Item” waar de rubriek mee begint, verwijst naar de aanhef van het eerste citaat voor de eerste paalsteen, en begon als volgt;” Eerst de distancie van”. Vrij vertaald dus: “De afstand van”. De achtste paalsteen stond op het land van Jacob Beels, ten Zuidwesten van de boomgaard aan de gracht. Omgerekend naar ons huidig metriek stelsel bedroeg de afstand van de 8° tot de 9° paal 480 m. Van de kerktoren tot de 8° paalsteen bedroeg de afstand 388 meter. Het woordje “die” dat staat na IX° paalsteen zorgt voor verwarring want het wijst niet op die 9 ° paal maar wel op de 8° paal.
-
In de omloper van de watering ’s Heer Baselishoek (1550).[6]
Zoals we vernamen in de omloper van Hoeke is de hofstede van Jacob Beels terug te vinden in het 21° begin van ’s Heer Baselishoek. (Zie kaartje onder deel 5). Dit begin heeft hoofdzakelijk dezelfde begrenzing als het 9° begin van het paalgebied van Hoeke, met dit verschil dat de gracht van aan de west zijde verder gevolgd wordt in noord - oostelijke richting tot aan de heerweg die van de molen komt. De deelpercelen worden opgesomd vanaf de noordkant zodat er twee stukken “ten vrijen” (vrij van stadsbelasting) gelegen zijn. Hierna de 3° rubriek met de beschrijving van Jacob Beel’s hofstee en ook een aantal aanvullingen die ons wat vertellen over het verloop van de bewoning.
In marge; hofstede daer hij Jan Van De Watere woont anno 1726 & 1743 in cluijs
De selven (als in de vorige 2° rubriek; Soetaert )
Idem ( als in de vorige rubriek; idem hoirs Huyghes )
De selven (Jacob Beels) over Dieric Moscroen ande zuudtoostsijde daer an de hofstede cum bogaerde ten noordtoosthoucke daer hij selve woont streckende cum zuudtwesthoucke inde halven adere ende metten noordtoosthoucke anden heerwegh
Toevoegingen:
Paele 10-2-74 roeden
en de rente als voorseijt aende kercke van Houcke
per paelbouck het 9° begin
XI gemeten II roeden
Beschrijving:
Dit perceel (woonerf van Beels) ligt aan de zuid - oostzijde van het vorig vermelde perceel (in de omloper) waarin de dreef naar de hoeve vermeld wordt. Op het noordoostelijke deel bevinden zich de hoeve en de boomgaard die grenzen aan de heerweg. De zuidwestkant grenst aan de scheidingsgracht van het 21° met het 20° begin. Merkwaardig genoeg worden hier wel 11 gemeten uit de omloper van Hoeke vermeld maar de 2 lijnen zijn hier 2 roeden en de 77 roeden uit de vorige omloper zijn verdwenen. Dat is wellicht een menselijke nalatigheid. We vernemen ook dat op dit perceel een jaarlijkse rente aan de kerk van Hoeke verschuldigd is.
Van de omloper van de watering van ’s Heer Baselishoek bestaat ook nog een veel jongere versie uit 1797. Hierbij de 3° rubriek van het 21° begin uit deze omloper;
In marge: hofstede
Den selven Jacob over Dierik Moscroen aen de zuijdoostzijde daer aen de hofstede metten booghaerde ten noordoosthoucke daer hij selve woont streckende metten zuijdwesthoucke in de halve adere en metten noordoosthoucke aen den heerwegh
Hier af binnen de paele 25 roeden
De reste van desen beghinne XI gemeten II roeden
Merkwaardig genoeg worden nu maar 25 roeden binnen het stadsgebied gesitueerd, terwijl het in de omloper van Houcke, 6 gemeten en 2 roeden waren. Natuurlijk was hier de totale oppervlakte van belang voor het betalen van de polderlasten en niet zozeer het gedeelte binnen het stadsrechterlijke gebied. Zo zie je maar hoe delicaat het is om reconstructies te maken in het verleden.
-
Op de kaart van Pieter Pourbus (1571).
Fig. 4: Fragment uit een vergrootte zwart-wit foto[1] genomen van een deel van het schilderij van Pieter Pourbus. Rechts van het wapenschild van Hoeke bevindt zich de hofstede Beels. Onder het wapenschild de kerk van Hoeke.
Cartografisch is dit de vroegste bron met al een zeer hoge nauwkeurigheidsgraad. Dit, dank zij de toepassing van driehoeksmeetkunde van op de kerktorens. Op deze geschilderde kaart, voltooid in 1571, is de hofstee van Jacob Beels bij middel van een vierkante omwalling met in het midden drie gebouwen weer gegeven. Het complex bestaat uit twee grote en één kleine eenheid. Hier is het moeilijk te onderscheiden wat het woonhuis is en wat schuur en (of) stalling zijn.
5. Op een kaart van de verenigde wateringen van de “Kerke van Oostkerke & van S’ Heer Baselis Hoeck, sig bestreckende in Oostkerke, Hoecke en Meunikreede”. (anno 1765).[7]
Fig. 5: Fragment uit de werkkaart van ’S Heer Baselishoek in 1765
We maken even een sprong van zowat 200 jaar in de tijd. Om een betere afwatering te bewerkstelligen heeft het bestuur van de watering van S ‘Heer Baselishoek, op 6 juli 1765 bij akte, het graven en aanpassen van een moerader goed gekeurd. De graafwerken dienden uitgevoerd over een afstand van 350 roeden (1344 m.) Op de ontwerpkaart voor de werken stellen we vast dat er op de hofstede van Jacob Beels, twee gebouwen gelokaliseerd worden. Het woonhuis staat meest noordelijk zoals het ook op de kaart van P. Pourbus is weer gegeven. Het grootste gebouw (vermoedelijke schuur) heeft hier een aanbouw aan de zuidelijke zijde in oostelijke richting. Dit gebouw bestaat ontegensprekelijk uit een gedeelte voorraadschuur en een gedeelte dat ingericht is als stalling voor rundvee, varkens en paarden. Een omwalling is hier niet weer gegeven. Dat komt omdat dit geen belang heeft bij het doel waarom de kaart getekend werd.
-
6. Op de militaire kaart van de Oostenrijkse Nederlanden: Ferraris (1777).
Op de militaire kaart van Ferraris wordt de hofstede afgebeeld in het midden van een grote boomgaard. We zien hier duidelijk drie van elkaar gescheiden gebouwen omgeven door een aarden wal die in het Zuid-Oosten (Rechts onder) onderbroken is. Iets zuidoostelijker, maar ook nog in de boomgaard wordt een tweedelig met bomen omzoomde zone weer gegeven. Het rechtse is een moerassig stukje waarvan mag worden aangenomen dat het een restant is van de “Stedeput” zoals vermeld als vierde rubriek in de omloper van S’Heer Baselishoek” . De aangegeven grootte van 1 lijne (100 roeden of 1474 m² of 20 m X 73,7 m) in de omloper stemt overeen met de getekende oppervlakte op de kaart. Hierna het citaat van rubriek 4 in de omloper van S’ Heer Baselishouck;
De stede van Houcke aen de zuijtoostsijde genough ten middel daer aen der stede pit met een wegelken oostwaertuijt tot aen den heerwegh
1 lijn lants
De stad “Houcke” bezat een stuk grond van 1 lijn (= 100 roeden of 14 are 74 ca) gelegen aan de zuidkant en halfweg langs het woonerf van Jacob Beels.
Van de stedeput naar de heerweg (die naar Ten Houcke Boven loopt) ligt er een wegel. Dit wijst er wel op dat de put moest voorzien in zoet consumptiewater voor het belangrijk middeleeuws zakencentrum van de stad Houcke dat gelegen was op “Ten Houcke Boven”. Het “Hanzehuis” of de bank, het stadhuis en de St. Jacobskapel zijn er de meest in het oog springende bouwwerken geweest. In de huidige kadastrale perceelindeling is “De stedeput” echter niet meer terug te vinden.
Leuk detail is ook de intekening van de “Gaaiperse” aan de overkant van de weg die naar “Ten Houcke Boven” loopt.
Fig. 6: De omwalde hoeve op de Ferraris kaart (1777). De afgebeelde omwalling is in werkelijkheid een aarden wal die nog steeds zichtbaar was op het terrein tot net voor de ophogingswerken van start gingen in 2016.
-
Op de Atlas der Buurtwegen. (1841)
Op de gedetailleerde kaart van de buurtwegen gepubliceerd in 1841, stellen we vast dat er nu geen gebouwen meer ingetekend zijn op de plaats waar de hofstede van Jacob Beels stond. De kaart is franstalig en we zien nu een voetweg met aanduiding “sentier nr°10”. Het betreft hier een kerkwegel waarvan restanten nog te zien waren tot net voor de omvormingswerken in 2016. Langs deze wegel konden de bewoners uit de omgeving van Hoeke molen de kerk bereiken. Men ging langs de Westkapellestraat (nu N 49) richting Hoeke brug (De brug over de Damse vaart). Halverwege lag er een betonnen voetbrugje over de langsgracht naast de weg, om af te slaan in de weide met verdwenen hofstee. Dwars door deze weide kwam men weer aan een brugje dat lag over de gracht op de westzijde van de vroegere boomgaard, vermeld in punt 1 en 2. De kerkweg liep over dit brugje verder recht door al over akkerland. Op dit veld zorgden betontegels er voor dat de wegel te allen tijde begaanbaar bleef. Via een derde voetbrug ging het over de gracht die de grens vormde tussen het 20° en 21° begin van ‘S Heer Baselishoek Polder, links af verder tot aan de laatste voetbrug over de gracht van de Oostkerkestraat naast de pastorie. In mijn kinderjaren (± 1965) heb ik deze kerkwegel nog belopen met het klasje van de zusterschool in Hoeke. Dat moet geweest zijn toen ik in het eerste of tweede leerjaar zat. Daar waar we als kleine dreumesen tussen het hoge koren liepen was echt wel indrukwekkend
om nooit te vergeten.
Fig. 7: Fragment uit de atlas van de Buurtwegen (1841) via Geopunt.
Pal in het midden van de afbeelding bevindt zich de kerkwegel.
Fig 8: Het brugje van de kerkwegel aan de Oostkerkestraat naast de pastorie
Fig. 9: Hier zien we een beeld van de hoger gelegen grondrug waarop de kerkwegel loopt. Deze rug was het zuidelijk deel van de vroegere omwalling rond de hofstede. Foto vanaf het Zuid-westen genomen net voor dat de wegel definitief verdween. Op de achtergrond de N 49.
-
Op de kadasterkaart van Popp (1842).
Het perceel waarop de vroegere hofstee van Jacob Beels stond is in het kadaster van 1842 opgenomen onder; Hoeke, sectie B, nr. 145 met een grootte van 2.93.80 Ha. In oude landmaat 6 gem. 1 lijn 92 roeden en ½. Volgens recente gegevens bedraagt de huidige oppervlakte nog 02.06.80 Ha of in oude landmaat: 4 gem. 2 lijn en 2 roeden. Dit is wat overblijft na drie opeenvolgende onteigeningen. Namelijk in 1936, 1974 en recent in 2015. Net zoals op de kaart van de buurtwegen zijn er op de Popp kaart geen hoeve gebouwen meer te bespeuren. In de legger die bij de kaart hoort vinden we de volgende informatie:
Ligging: Kerk hoek sectie B no° 145 naam eigenaar: Quintens, cultivateur a Oostkerke cultuur: Pâture.
Bij deze inlichtingen krijgen we nog informatie mee uit de tijd van de “Tiendeheffingen” waarbij een gedeelte van de oogst moest afgestaan worden aan de “Tiendeschuur” van St. Quinten in Vermandois, die gelegen was op Eienbroeke in Oostkerke. Ons vermelde perceel lag in het Kerkhoek tiende. Daarnaast waren er in Hoeke ook nog het Molenhoektiende en het Cordewagentiende. In deze laatste ligt “Ten Houcke Boven”.
Het perceel nr. 145 is geregistreerd als graasweide en eigendom van een zekere Quintens die landbouwer was in Oostkerke. Op het blad met de opsomming van de titularissen zien we dat het om de weduwe Quintens gaat. In de kadastrale legger van Oostkerke treffen we “ Quintens Jacobus, weduwe eigenares” aan. Op de gemeente Oostkerke is zij in het bezit van 31 ha 45 aren 90 ca met een huis en erf op de hoek van de Sabsweg en de Eienbroekestraat, een huis en erf aan de kerk van Oostkerke (Naast de Gemeenteschool) en een huis met erf en boomgaard, bereikbaar vanaf de Pompestraat. Op een Topografische kaart van Oostkerke wordt dit erf “De leren panne” genoemd.[8] Via “Vrijwilligers rab” kon ik onder Oostkerke bij Brugge een huwelijksakte achterhalen van 09/12/1784. Jacobus Quintens huwde toen met Regina Devriese en is in Oostkerke overleden op 30/09/1822. Regina was van dan af de welstellende weduwe en eigenares van voormelde graasweide met verdwenen hofstee samen met nog 57 andere kadastrale percelen in Hoeke. De totale oppervlakte in Hoeke bedroeg: 28.29.20 ha. Op het hierbij afgebeelde fragment uit de Popp kaart van Hoeke zijn de percelen in eigendom van Regina en die aansluiten bij het vroegere erf aangeduid: Grijs omkaderd: het akkerland
(terre) en zwart omkaderd de graasweiden ( Pâture).
Fig. 10: Een gedeelte van de percelen in eigendom van de weduwe Quintens, rond het verdwenen erf. Fragment uit de Popp kaart (1842).
Archeologisch vooronderzoek in 2015.
Voorafgaand aan de aanleg van de A 11 autostrade die de N 49 moet verbinden met de N 31 in Brugge werd op verschillende plaatsen archeologisch vooronderzoek verricht. Zo ook op deze weide met de verdwenen hofstede van Jacob Beels. De intergemeentelijke Dienst Archeologie Brugge en Ommeland; RAAKVLAK genoemd, voerde het onderzoek uit. Op 26 en 27 mei 2015 zijn op geregelde afstand met behulp van een graafmachine de proefsleuven open gelegd. In het midden van het terrein doken restanten van muren op. Zij bevonden zich op een diepte van amper 20 cm onder het bodemoppervlak.
![]() |
![]() |
Fig. 11 & 12: Funderingsresten van muren waarin hergebruik van oude moefen vast te stellen is. Een gerecupereerde baksteen (moef) meet 10 x 5 x 2 duim. (25 x 12,5 x 5 cm).
Voor de dakbedekking zijn er daktegelen in rood bakkend baksteengoed gebruikt. Bij prospectie op het terrein kon ik een gaaf exemplaar met resterende hechtingsmortel inzamelen. (Fig. 13) De afmetingen zijn: 23,5 x 14,2 x 1,3 cm.
Fig. 13
Conclusie:
Jacob Beels was ontegensprekelijk een rijk man want:
- In de omloper van Hoeke zijn verschillende percelen te vinden die opgekocht werden door Jacob Beels. Op een gegeven moment bezat hij een oppervlakte van 74 gemeten 2 lijnen 13 roeden aan gronden. Dit is zowat 34 ha in ons huidig metriekstelsel. Aldus had hij ook veel aanzien en kon hij het burgemeesterschap waarnemen.
- Zijn hofstede of woonsite was omwald om gave en goed te beschermen. In die periode woedde hier de 80 jarige oorlog (1568 – 1648) Daarbij had men vaak af te rekenen met rovende Spaanse soldaten.
- En hij kon zich permitteren om zich met zijn familie te laten begraven in de kerk van Hoeke. (Een rijke stinkerd dus). Door de ontbinding van de lijken kon het wel eens beginnen stinken in de kerk. Vandaar het spreekwoord “Stinkend rijk zijn”.
- In het kerkarchief van Hoeke berust een handboek, gedagtekend 1569 met daar in 35 schenkingen (in het document begiftigingen genoemd). Eén van de schenkingsakten vermeldt; “4 gem. 66 r. lands in Houcke, gegeven door Magdalena, dochter van Jan De Wielmakere, weduwe van Jacob, zoon van Pieter Beils, aan den disch van Houcke, om twee jaargetijden te doen. Het eerste des Zondags voor Kersmesse, het tweede op Maria Magdalenadag (22 juli) Daarbij men is gehouden te deelen aan de armen op den Zondag voor Kersmesse een duizend murwhouts (turfblokken) en vijftien ellen nieuw lijnwaad van 8 grooten de elle, en 15 proven (giften in natura) van 2 schellingen ieder. Op St Magdalenadag moet men deelen 15 proven van 2 schellingen parisis het stuk.
Gedurende meer dan 2 eeuwen zijn alle onroerende bezittingen van Jacob Beels samen gebleven in één geheel. Uiteindelijk is de bestuurlijke zetel op het einde van de 18° eeuw naar Oostkerke verlegd. De hoeve in Hoeke is wellicht na verval verdwenen door hergebruik van de bouwmaterialen op andere plaatsen. Er zullen wel meerdere redenen zijn waarom de hoeve van Jacob Beels uiteindelijk in verval kwam. Alleszins wogen de aanhoudende oorlogstoestanden in de 16° en 17° eeuw zwaar op Hoeke en zijn inwoners. De ontvolking van Hoeke werd in 1628 door de kerkvoogd van Brugge, Denijs Christophori, aangehaald als volgt; “De steden Blankenberghe en Houcke die eertijds zeer bevolkt waren, zijn beide verwoest en verlaten. De eerste stad telt nog 64 communicanten en Houcke nog amper 77”.[9] Anderzijds kan ook het plaatselijk klimaat van vochtigheid en koude een rol gespeeld hebben. Ik denk hierbij aan de zogenoemde “Noorderse Stier” ook wel moeraskoorts genoemd, waar meerdere mensen uit deze regio aan ten onder gingen. Dit verklaart mogelijks ook waarom ik tot nu toe geen familiale banden tussen de aangehaalde eigenaars in de omlopers kon vinden. Onderzoek naar “Staten van Goed” zou eventueel nog meer kunnen verduidelijken.
Uit een dwarssleuf kwamen deze duigen en een stukje bandijzer van een ton tevoorschijn. (Fig. 14.) Het was mij niet echt duidelijk of dit restanten betreft van een houten ton die eertijds ingegraven was om te fungeren als waterput of zelfs als beerput.
Voetnoten
[1] Foto in Rond de Poldertorens 63° jg. Nr. 2 p. 57. Johan Deckers. Evenals: http://balat.kikirpa.be/photo.php?path=B080008&objnr=91168&nr=17
En in “Kunstpatrimonium Van West-Vlaanderen”, deel 4 De Zwinstreek door Dr. Luc Devliegher afbeelding 147.
[2] Rijks Archief Brugge: Fonds Mestdagh: TBO 171 – 255 :Kopie (± 1772) naar het origineel van Antheunis Schoonmaeckere (1554) landmeter voor “Het Brugse Vrije”.
[3] Pas in 1894 werd deze aardeweg verhard met kasseistenen.
[4] Voor de berekening is de Brugse roede die overeenstemt met 3.84m gebruikt.
[5] Rijks archief Brugge: fonds Mestdagh
[6] R.a.B. Omlopers Mestdagh: TBO 3 nr.611 f° 33. Met dank aan Jan Hutsebout voor transscriptie.
[7] Rijksarchief Brugge; verzameling kaarten en plannen – 33 nr. 566
[8] Plan van de gemeente Oostkerke, samengesteld door René De Keyser met medewerking van E. Br. Gaëtan en Willy Theerens. Opgemaakt door R. Meseure 07/12/1963. (Archief René De Keyser.)
[9] J.Opdedrinck; Geschiedkundige Snipperingen uit Houcke’s Verleden en Heden. Uitgegeven in Brugge door P. Van Cappel-Missiaen (1914).