Een streep door de rekening in Lissewege
Laurent Ingelbrecht
Over de impact op de Lisseweegse parochiegemeenschap van enkele leningen die het Lisseweegs parochiebestuur zonder octrooi nam nadat in 1708 een schuldeiseres naar de rechter stapte
Tot 1 oktober 1796 werden de ‘burgerlijke parochies’ in het Brugse Vrije bestuurd door een hoofdman en twee pointers en zetters. Ze werden bijgestaan door een ontvanger. Er was een amman voor de dagvaardingen en wettelijke afroepingen na de hoogmis, de zogenaamde kerkgeboden. Eén of enkele parochies samen vormden een ambacht en hadden samen een stokhouder voor de vrijwillige openbare verkopen en een berijder voor de gedwongen openbare verkopen, beslagnames en voor het politiewerk. De berijder had meerdere officieren onder zich. Wie denkt dat het allemaal peis en vree was is wel héél naïef. Zodra we in detail inzoomen in de rekeningen van het parochiebestuur, kerkbestuur of disbestuur van een bepaalde parochie, zien we dat die bestuurders continu katjes te geselen hadden. De vele duizenden procesdossiers in het archief van het Vrije drukken ons met de neus op de feiten hoeveel uitdagingen die bestuurders hadden. Van hogerhand werd belastinggeld geëist dat er vaak niet was en de poppen gingen aan het dansen.
In dit artikel wordt het parochiebestuur van de Lissewege als willekeurig voorbeeld bestudeerd om te zien hoe belangrijk de hoofdman, de pointers en zetters en hun ontvanger waren, alsook wat het belang van de parochianen was bij het besturen van hun parochie. De parochie Lissewege was een zwaargewicht[1] binnen de kasselrij van het Vrije als het ging om de belastingen aan de hogere overheden, de zogenaamde uitzend. Als het even wat slechter ging, dan ging het in Lissewege dus meteen over grote bedragen. Tijdens de Negenjarige Oorlog (1689-1697) en in de jaren er na nam het Lisseweegs parochiebestuur met de regelmaat van de klok leningen om de belastingen te kunnen betalen.[2] Zo ook in 1699 praamde de ontvanger-generaal van het Vrije de Lisseweegse ontvanger tot het betalen van de uitzend op het jaar en oogst 1698. Op 22 september 1699 gaven de hoofdman en vele parochianen hun ontvanger de Tollenaere een volmacht om 450 £ gr te lenen bij de weduwe Lannoije. Al op 30 september nam hun ontvanger de Tollenaere die lening op. Die lening aflossen en intresten betalen ging minder vlot. Eénmalig betaalde Lissewege 100 £ gr kapitaal terug op 30 september 1705. Op 14 november 1707 diende de weduwe Lannoije bij de Raad van Vlaanderen een rekwest in waarbij ze van de hoofdman en anderen van de parochie Lissewege de rest van haar kapitaal met intrest terug eiste. Twee weken later al gaf de Raad een tussentijds vonnis waarbij het parochiebestuur bevolen werd onmiddellijk één jaar intresten te betalen. Op 25 januari 1708 gaven de parochianen van Lissewege toestemming om een omstelling te houden. Op de tweede parochiale convocatie, op 26 februari, weigeren enkele eigenaars evenwel het voorstel van de hoofdman. De zaak zat vast en enkele dagen later liet de weduwe Lannoije de hoofdman Jan Uutterwulghe en pointer Michiel Dyserinck gevangen zetten in de herberg de Kemel in Brugge. Nu ook andere schuldeisers wakker geworden waren gingen de poppen helemaal aan het dansen. Frans Joos leende in 1693 aan het parochiebestuur 300 £ gr uit en bekwam recent voor het Vrije een vonnis. Hij liet op 22 maart 1708 ook de tweede pointer Beernaert Segers gevangen zetten, eveneens in herberg de Kemel. Op 19 april vroegen de hoofdman, pointers en parochianen aan het kasselrijbestuur van het Vrije toestemming voor een omstelling van 15 stuivers per gemet. Daarnaast vroegen ze om hun parochianen te mogen samenroepen en om een kortlopende lening te mogen aangaan om de dringende problemen met de weduwe Lannoije te kunnen oplossen. De schepenen van het Vrije gaven die toestemming, dewelke op 22 april na de hoogmis werd gepubliceerd. Twee dagen later voerde de ontvanger de omstelling al uit. Nog de zelfde dag vochten er parochianen die omstelling aan. Op 24 mei werd de Lisseweegse ontvanger Carrette op vraag van de ontvanger-generaal van het Vrije gevangen gezet in het landhuis van het Vrije in Brugge. Op 25 mei 1708 bekwamen de eigenaars Pieter Adriaen de Lespee en Jan Baptiste van Praet dat de omstelling in state werd gehouden. Twee weken later vroegen op 9 juni de hoofdman, pointers en ontvanger in een nieuw rekwest om alsnog die omstelling te mogen doen. Dat zagen de eigenaars Lespee en van Praet uiteraard niet zitten. Ze reageerden dat een nieuwe samenroeping van de parochianen niet aan de orde was omdat die schulden geen last van de parochie waren gezien het parochiebestuur procedurefouten had gemaakt bij het nemen van die leningen. Het parochiebestuur zou geen octrooi gevraagd hebben bij het Vrije voor die leningen. Er wordt nog wat over en weer geprocedeerd, maar op 2 mei 1710 bleek het proces stilletjes te zijn uitgedoofd.[3]
De afloop van deze parochiale financiële en fiscale impasse kunnen we proberen te vinden in andere lokale en regionale bronnen. De resolutieboeken van de regionale overheid zijn voor de beschouwde periode helaas niet bewaard in het archief van het Vrije. De parochierekeningen zijn hier een eersterangsbron. Zijn alle jaarlijkse rekeningen voor het einde van de 17de eeuw bewaard, zelfs voor de jaren van de Negenjarige Oorlog, dan vertonen ze voor het eerste kwart van de 18de eeuw veel hiaten. Er is geen jaarrekening te vinden voor 1704, ook niet voor de jaren 1706-1709, evenmin voor de jaren 1712-1719, noch voor 1721 en 1726! Terzijde stellen we vast dat de ontvanger van de Lisseweegse kerk pas in 1717 zijn rekening voor de periode 1703-1714 presenteerde. En ja, ook de kerkmeesters voerden een proces voor de Raad van Vlaanderen tegen de Lisseweegse ontvanger de Tollenaere.[4]
Uit de parochierekening die in 1710 werd geliquideerd blijkt dat het boekjaar 1708 werd afgesloten met een batelijk slot ten laste van de weduwe van ontvanger Carrette. Ook het boekjaar 1709 werd afgesloten met een batelijk slot ten laste van de nieuwe ontvanger Reniers. Er was een post opgenomen met de restanten van wijlen ontvanger Francois de Tollenaere. Het is duidelijk dat de opéénvolgende ontvangers van de parochie hun broek scheurden aan het debacle met de vijf leningen zonder octrooi. Vanaf folio 65 verso tot en met 71 verso heeft de ontvanger de intresten van die leningen zonder octrooi in rekening gebracht, maar ze werden allen bij het afhoren van de rekening geschrapt door de commissarissen van het Vrije! Op folio 86 werden de kosten voor de bijéénkomsten van de parochianen in rekening gebracht. Ondanks de miserie is het interessant om zowel in de procesbundel als in de parochierekening te vernemen dat de parochianen inspraak hadden. Aan de vele handtekeningen van parochianen op documenten in de procesbundel te zien waren de inspraakmogelijkheden ruimer dat de primitieve zevenkoppige parochieraad die ingesteld werd met het reglement voor het platteland uit 1672.[5] De volgende paragrafen van de parochierekening geven een duidelijk tijdsbeeld en de verklaring van de constante geldnood: de parochie betaalde eten en maaltijden voor soldaten. Soms moest de parochie geld geven aan soldaten en geforceerde giften aan de militaire gouverneurs en officieren. De parochie deed kosten voor het laten grazen, foerageren en beslaan van eigen legerpaarden. De hertog van Wurtemberg deed een militaire executie ten laste van de parochie Lissewege.
De parochierekening van 1710 geeft aan waarom het proces stil viel: er werd een akkoord gesloten tussen de parochiebestuurders en Pieter Adriaen de Lespee. Er kwam een extra omstelling en tussen 9 september 1711 en 19 maart 1712 nam het parochiebestuur in tien leningen ongeveer 2500 £ gr op. Daarvan werd de grote helft, ongeveer 1325 £ gr geleend bij niemand minder dan Pieter Adriaen de Lespee. De weduwe van Jan Baptiste van Praet leende 233 £ gr uit aan de parochie. Samen waren deze twee geldschieters/belanghebbenden goed voor 60% van de totale herfinanciering.
In plaats van tot een conclusie te komen zijn er heel wat onbeantwoorde vragen. Het ware goed om als lezer er over na te denken en - als je kan - het antwoord te formuleren:
- Waarom stapte de weduwe de Lannoije in 1707 naar de Raad van Vlaanderen in plaats van naar de vierschaar van het Vrije om haar uitgeleend kapitaal terug te eisen?
- Hoe moesten de dorpsbestuurders omgaan met de inspraak van hun parochianen? Eén van die bestuurders merkte terecht op in een processtuk dat er bepaalde parochianen waren die zowel hun handtekening zetten voor als tégen die speciale omstelling om uit de financiële problemen te raken. Is dat de reden waarom tussen 1660 en 1740 de vermeldingen van inspraak van parochianen geleidelijk aan minderden?
- Wat was de rol en het belang van jonker Pieter Adriaen de Lespee en Jan Baptiste van Praet voor en achter de schermen in de Lisseweegse parochiegemeenschap en op regionaal niveau?
- Hoe (dubbelzinnig) stelden de schepenen van de regionale overheid van het Vrije zich op in deze kwestie?
- Als de hoofdman zo’n belangrijke persoon was in de parochie, en bij uitbreiding zelfs in de kasselrij gezien hij in de generale vergadering met zijn collega’s-hoofdmannen vaak een doorslaggevende stem had bij het toestaan van de beden, waarom kreeg hij dan nooit een functieomschrijving in de kostumen van het Vrije?
RAB BVO 45870 – Proces Lissewege, Procesinventaris
Inventaris van de stucx van den processe tusschen
Scharre Jan Uutterwulghe, hooftman, mitsgaeders Michiel Dijserinck ende Beernaert Seghers, pointers der prochie van Lisseweghe, heesschers,
Jeghens
Van Damme Joncker Jan Baptiste van Praet ende dheer Pieter Adriaen Lespee, heesschers
Alvooren furnieren dheesschers hunne requeste van daeten 9en junij 1708 met de respective overlegghen, copie authenticque requeste van daeten 25e meije 1708 annex de selve requeste, mitsgaders de verbaelen daer opstaende Cotte A
S’verweerders procedeure ende sustenue Cotte B
S’heesschers advertissement Cotte C
De rescriptie met overlegh gedient van weghen dheesschers jegens de selve requeste van den 25en meije Cotte D
Voorts de replicque met overlegh gedient van weghen de verweerders Cotte E
Voorts de duplicque van weghen dese heesschers gedient daermede de saeke geconcludeert is
Cotte F
Int advijs 14e julij 1708, furnij per Scharre
Overhael per van Damme de jonghe
Te triplicquieren, prononcé 2 meije 1710
[verwijzingen naar de continuatieboeken]
N° 187 f° 94 verso
N° 191 f° 79
Camer requeste met overlegghen
A omme den hooftman, pointers ende setters der prochie van Lisseweghe, heesschers
Jeghens
Joncker Jan Baptiste van Praet ende dheer Pieter Adriaen Lespee
Aen edele ende weerde heeren burghmeesters ende schepenen slandts van den Vrijen
Supplierende verthoonen reverentelick den hooftman ende poincters benevens de ghemeene inghesetenen der prochie van Lisseweghe dat U Edelheden op den 19en april 1708 met volle kennisse van saeken ende naerdien aen de selve alreede was ghebleken van de presserende schulden deser prochie, ende sonderlynge de goone van joffrauwe de weduwe de Lannoije, sijn ghedient gheweest bij appostille staende op de medegaende requeste te consenteren aen de supplianten in d’augmentatie van de ommestellynge tot vijfthien stuijvers uuijtten ghemete op den jaere ende ougst 1706 met de rolle ende het recht van heerelijck handt, onderteeckent C.S. Isenbaert daer toe dienende uuijt crachte van welcke hemlieden ontfangher alreede heeft begonst daer van de innynghe te doen ten effecte als bij de selve apostille dan het is nu soo dat de selve U Edelheden op het inckel vertoogh ende te kennen gheven van dheeren Pieter Adriaen Lespee ende Jan van Praet ghelijcke apostille van den 25e meije 1708 daer naer hebben verclaert dese ghedaene omestellynghe van vijfthien stuijvers uuijtten ghemete te cesseren uuijt wijsens van de selve ondertekent F.L. Lampreel oock alhier ghevought daerdoore niet anders te verwachten en is als eene merckelicke schaede tot laste van de ghemeenten, de welcke bij ghebreke van de noodige betaelijnghe tot de welcke de voorseijde ommestellynghe ghebeurt is, alle wederom ghedreijght worden met nieuwe executien ende betrecken tot betaelynghe van de sommen daer aen dependerende sulcx dat de supplianten niet en ghelooven d’intentie te wesen van U Edelheden hemlieden ontfangher te priveren van het effect ende ghevolgh van de ghedaene omestellynghe ende dat op het abusijf ende onwaerachtich te kennen van den voornoemden Lespé ende van Praet de welcke sonder eenighe kennisse ofte examinatie van d’affairens deser prochie uuijt eene simpele imbeldinghe ende phantasie hun willen beclaeghen over dese soo noodtsaeckelicke omestellynghe, de welcke bij den collegie naer voorgaende resolutie ende deliberatie van de schulden daertoe gherequireert, is gedaen gheworden selfs op het versouck van generaelijck alle de ghemeenten van haerlieden prochie bij gheschrifte oock ghevought met de medegaende eerste requeste, onder de letter C omme alle welcke redenen de supplianten vastelijck betrauwen dat U Edelheden sullen vinden dat den voorseijden Lespé ende van Praet maer alleenelijck bij sub ende opreptie ghetracht hebben met eene precipitantie te gheraecken tot hun ooghwit uuijt eene pure passie sonder kennisse van saecken, sonderlynghe ende te meer omme dat bij faulte van de ghedaene ommestellynghe de prochie gheheel ende ghansch staet gheruijneert ende overvallen te worden niet alleene door de schult van de voorseijde joffrauwe de weduwe de Lannoije nemaer oock door alle de gone breeder gheïnnarreert bij de medegaende requeste, omme waer inne te voorsien de supplianten gheresolveert hebben andermael hun recours te nemen tot U Edelheden
Biddende de selve believe ghedient te wesen intreckende de appostille van den 25 meije 1708, te verclaeren de augmentatie van de ommestellijnghe tot vijfthien stuijvers uuijtten gemete op den jaere ende ougst 1706 sal plaetse hebben volghens de appostille van den 19en april 1708 onderteeckent Daelmans, ten effecte als daer bij ghedreghen, consenterende middellertijt ende in cas van noode aen de supplianten alhier ter vierschaere ten dien eijnde sullen moghen houden eene cuere ende meentucht van de propritarissen onder conditie dat de presenten sullen overvoyssen d’absenten ende voorder als naer costume. T’welcke doene. P. Scharre, procureur, 1708.
Apostillen
- Dat partyen compareren voor d’heeren burchmeesters op vrydaghe eerstcommende ten twee uren naer noene. Actum in camere, 9 junij 1708. Daelmans.
- Actum 15 junij 1708, present dheren burghmeesters Haveskercke ende ==. Compareerden den hooftman Jan Uuytterwulge, benevens de twee poincters geassisteert met den advocaet Pulijncx ende procureur Scharre, concluderende als bij requeste, ende mits de non comparitie joncker van Praet ende dheer Pieter Adryaen l’Espee
Laste verleent deffault ende geprefigiert anderen dach van comparitie op donderdaghe naerst commende ten neghen heuren voor noene op peyne van verstekinge ten sulcken prouffijcte als naer rechte. Toirconden daete alsvooren. C.S. IJsenbaert.
Citatus per deurwaerdere Simoens (…).
Solvit Scharre iij sch iij gr
- Actum 21 juny 1708 present dheeren burchmeesters Peellaert ende ===
Compareerde Jan Uuijterwulghe, hooftman, benevens Michiel Dyserinck ende Beernaert Zegers, pointers der prochie van Lisseweghe. Voorts heer Isebaldus vander Zijpe ende broeder Anthone Drieux over den heere prelaet ende religieusen der abdije van den Duijnen, voorts sieur Pieter Lobbrecht over d’abdije van Spremaillie, midtsgaders Leenaert Bart, pachter van de d’hofstede van den heere burchmeester Peelaert, geassisteert met den procureur Scharre, midtsgaders oock den ontfangher Carrette concluderende als bij requeste, voorts den procureur van Damme over Jan Baptiste van Praet ende dheer Pieter Adriaen Lespee 2° citatus den welcken diendt procedure ende sustenue, concluderende als bij de selve daer van d’heesschers versoucken inspectie ende die genomen hebbende rejecteren de selve als alhier niet te passe commende als wesende een uuijtvlucht ende dat schuldich was op de premysen van sheesschers requeste te contesteren ten meer oock de ommestellynghe waer uuijt die gesproten is over de schult van joffrauwe Lannoije is eene effective schult van de prochie ende verleent met volle kennisse van saken, stellende de sake soo de provisie als ten principaelen
t’advis ende den tweeden comparant persisteert, segghende voorts dat het voorstel van d’heesschers in desen, selfs is eenen pueren uuijtvlucht als naerlatende te contesteren op s’verweerders requeste by de selve procedure naerder geëxpresseert ende daer van sij met copie autentijq en sijn geïnsinueert hun verlet daeriegens te segghen als naer raede met heesch van costen, d’eerste comparanten ter contrarien seggen dat hun requeste niet en vermelt om daerop iet te seggen maer simpelick bij den collegie de ommestellijnghe daer bij is gehouden in state ende in t’advis. Toirconde, Daelmans.
Scharre ende van Damme (elck) iij sch iij gr
De post overgebrocht per heesschers advertissament
- Naer rapport t’collegie ordonneert partijen persoonelick te compareren voor de voorgaende heeren commissarissen ende dat d’heesschers alsdan sullen eensweegs hebben te contesteren op de requeste gepresenteert bij de verweerders op den 15 meije 1708 daer toe dheesschers sullen moogen dagen versouck. Actum in camere 23 juny 1708. Daelmans.
- Onder correctie van U Edelheden
Believe myn edel heeren commissarissen ten versoucke van de heesschers partyen te prefigeren dagh van comparitie op saterdaghe eerstcommende ten 9 uren voor noene, dat wesen sal den 30en junij 1708, twelcken doende. Scharre procureur.
Ende alsoo gheprefigiert. Actum 23 juny 1708. Daelmans.
Affirmo met copie van het voorenstaende verbael sententie prefixie van daghe ende copie advertissement thebben ghedachvaert d’heer Pieter Adriaen Lespee ende joncker Jan Baptiste van Praet, verweerders, ende hemlieden ghedachvaert te compareren voor commissarissen int landtshuus van den Vrijen jeghens saterdagh den 30 juny 1708 ten 9 uren voor noene. Toorconden als deurwaerder van den camer van den voornomden lande, Joos De Jonghe, 1708.
Oock vermaent dheeren commissarissen.
Mits d’interruptie van de vooren verleenden dach van comparitie
Believe myn edel heeren commissarissen ten versoucke van d’heesschers te prefigieren anderen dach van comparitie op saterdagh den 7 july 1708 ten 10 uren voor noene. Twelcken doende etcetera. Scharre procureur.
Ende alsoo gheprefigiert. Actum 30 junij 1708. Toorconde, Daelmans.
Affirmo met t’voorenstaende verbael ende iterative prefixie van daghe thebben ghedachvaert de voornomde heeren van Praet ende Lespee (jeghens) saterdagh den 7en july 1708 ten 10 uren voor noene voor dheeren Commissarissen int landtshuus van den Vryen. Actum desen vijfden july 1708. Toorconde als deurwaerdere van den camer van den voornomden lande. Joachim Sijmoens.
Gediendt per Scharre over dheesschers rescriptie met overlegh in gevolghe de voorenstaende ordonnantie van den 23 july 1708, waervan den procureur de Wintere loco van Damme over dheeren van Praet ende Lespee versouckt inspectie met presentatie van daer iegens te replycquieren t’acht daegen, ende Scharre over de supplianten in desen consenteert de versochte inspectie met presentatie van copie der selver op hedent aen de procureur van Damme ter handt te stellen, behoudens replyquierende ad octo. 9 july 1708.
Gediendt per van Damme over d’heesschers replycque ende per Scharre over de verweerders, supplianten in desen duplycque met twee overleggen ende in t’advis. 14 julij 1708.
Overhael per Scharre n° 187 f° 94.
Ghelicht toverlegh in desen cotte C. Toorconden 22e january 1710. Carrette, 1710.
- Ghestelt sallarissen tot ende met furnissement, 14 july 1708.
BIJLAGEN
- Zeghel tot overlegh copie obligatie in daten dertichsten september sesthien hondert neghenentneghentich onderteekent Francois de Tollenare, annex requeste van den hooftman ende pointers der prochie van Lisseweghe, ten Vryen ghepresenteert dan neghenthiensten april seventhien hondert achte.
Actum 28en novembre 1707
In de zaeke van joffrauwe Marie Anna van Loock, weduwe van sieur Jaecques de Lannoij, als rendante ten sterfhuijse van haeren man mitsgaders van joffrauwe Barbara Lannoij, overleden crancksinnighe danof sij te vooren administratrice was ende alsnu haere kinderen hoirs unicq, heesschende bij requeste van den 14 deser ter eender zijde
Jeghens
Adriaen Uuijtterwulghe, Michiel de Struijnck, Jan Uuijtterwulghe, Jan de Swelgh, ende Abraham Platteel onder de clausule sollidaire van een voor al ende elck voor andere, sonder divisie ofte excussie als ghemeene insetenen der prochie van Lisseweghe, verweerders ter andere
Ten voornomden daeghe compareerde voor ons raedt ordinaire ende comissaris in desen onderschreven den procureur Dhanins over dheesscheghe ter eender
Ende den clercq van den procureur Ronsse over de verweerders ter andere
Den eersten comparant exhibeerde sijne voornomde requeste met het appointement daerop verleendt draeghende onse preffixie concluderende ende persisterende als bij de self ende namentlick totte sommiere decisie daerbij ghecomineert met heesch van costen.
Den tweeden comparant seght te versoeken een dilaij van 14 daeghen tot het instellen van sijn garrand niet alleen tot laste van den borghe van wijlent den ontfangher Francois de Tollenaere, nemaer oock tot laste van mijn heeren schepenen slants van den Vrijen waertoe bij desen gheïnsisteert wordt.
Den 1e comparant persisteert als vooren ende neemt daertoe ten voordeele dat de verweerders moeten bekennen d’obligatie in questien alhier gheëxhibeert, voor soo veele daer uuijt volght dat sij schuldigh sijn ghecondempneert te worden in de conclusien der selve, hemlieden onverleth soo danigh garrand in te stellen als sij te raede worden met costen.
Commissaris partijen verbaelijck ghehoort condempneert de verweerders elck in sollidum aen dheesschegghe soo sij agiert op te legghen een jaer croos in advenante van den penninck 16e van drij hondert vijftich ponden grooten wisselghelt capitaels, reste van vier hondert vijftich ponden grooten wisselghelt verschenen 22 septembre 1707 mitsgaders t’selve capitael te lossen ofte souffissantelick te besetten volghens d’originele obligatie danof bij den eersten comparant gheëxhibeert ende bij ons gheparapheert ende in de costen van den vervolghe ter tauxatie van den hove de verweerders niet min onverleth nopende hun vermeten garrand als naer raede. Actum ut supra ende was onderteekent B.V. Mandere.
BIJLAGE
Alsoo Francois de Tollenaere, ontfangher der prochie van Lisseweghe, gepraemt wort door den heer ontfangher generael slants van den Vryen tot betalynghe van de uuytsenden gevallen op den ouste 1698, ende namentlick van 3 sch 6 gr uuytten gemete tot betaelen van de beede van syne majesteyt, soo verre dat de voldoeninge van diere geen uuytstel en lyt, soo verclaeren d’onderschreven hooftman, pointers, setters, notable ende ingesetenen der voorseyde prochie by desen te authoriseren sieur Francois de Tollenaere omme de pennynghen daer aen clevende, monterende over de quote deser prochie tot £ 527:15:8 salvo justo, ter ontlastinge van de selve prochie ten intreste op te lichten, den penninck 16 voor den tyt van 6 maenden, het capitael van de voorseyden uuytsent van welcken den selven Tollenaere hem rembourseren sal uuyt alreede gedaen omstellinge ende de verloopen van welcke d’onderschreven aen hem beloven te betaelen den intrest van de penninghen. Voort ider uuyt syn burse pro rata naer syn gebruyk sonder eenige omstellinge, alleen op syn notitie sonder voorder acquit ten expireren van de voornomde ses maenden, soo nochtans dat wy verclaeren ons tot versekertheyt van den selven Tollenaere in de voldoeninge van den voorseyden intrest te verbinden ons persoon ende goederen solidairelick, onder de clausule van een voor al ende elck voor andere in solidum sonder decisie ofte excussie, onder welcken clausule wy onderschreven den selven Tollenaere beloven te indemneren ende garranderen van de voorseyde lichtinghe ende den intrest van diere soo voorseyt, oock sonder danof gehouden te wesen enige rekeninghe te doen, blifvende altyt een voor al ende elck voor ander, soo voorseyt, verbonden, indien eenighe parochiaenen in deffecte blyven van dese te teeckenen ofte daer hun quote te volcommen op eerlick ende reële executie ten effecte van dies renuncierende aen het beneficie van rechte ende costumen ende aen aen alle andere exceptien die hier aen souden moghen contrareeren als desen act wordende aen gegaen tot presenteren van ons eyghen intrest ende van de geheele prochie, vrywillighlick ende om beter gedaen als gelaeten, actum desen 22e septembre 1699 ende waeren onderteekent Adriaen Uutterwulghe, Denys Pauwels, tmercq van Cornelis de Raedt, Michiel Dyserinck, tmercq van Pieter Ingelbeen, Jaeques de Vlieger met tmercq van Christoffels vanden Putte, tmercq van Pauwels Bentyn, Lenaert Colys, met t’mercq van Francois van de Steene, met mercq van Francois van Torre, Gerardt Pauwens, Michiel La(..), Lenaert Houck, tmerq van Pieter vermaire, Gillis Verburgh, Jan Uuytterwulghe, mercq van Christiaen Heyndricx, Jacob Verlinde, ons t’oorconden date als vooren, ende waeren onderteekent Adriaen Francois Allaert, Jacob Hoe(..)
Matthys Dyserinck, tmercq van Adriaen de Clercq, merq van Jan de Swelgh, Pieter Amandels, tmerq van Jan Chemain, tmerq van Jan Soens, Claar Claas, Cornelis Terwe, Jan Boels, tmerq van Guilliame Matthys ende t’merq van Lenaert Hurtkant, Abraham Plateel, ende Nicolaes de Grave.
Wat leeger staet
Den onderschreven bekent by desen uyt handen van joffrauwe de weduwe sieur Jaeques de Lannoye ontfaen ende geproffyteert thebben de somme van 450 £ gr in permissie gelt deel van de somme van £ 527:15:8 gr hier vooren vermelt, soo over het p(…) competerende joffrauwe Barbara de Lannoye, crancksinnighe daer van is d’administratie hebbende als over haere kinderen, belovende mist dien daer over de gemeene prochiaenen van de prochie van Lisseweghe aen haer daer over te betaelen den intrest den penninck 16e ende de capitaele somme met den intrest van diere op te leggen ofte thaeren contentemente te besetten op goede souffisante hypoteque ten lande van den Vryen, ofte binnen der stede van Brugge binnen ses eerst commende maenden met den intrest van diere soo voorseyt, waerinne verbinden alle de persoonen ende goederen hier vooren vermelt ende de gonne van my ende myne naercommers op het verbant van een voor al ende een voor ander elck in solidum sonder divisie ofte excussie innegaende dan voorseyden intrest hedent den 30 septembre 1699. Mij t’oorconden, onderteekent Francois de Tollenaere.
Bet neder staet
Dese obligatie hebbe vermindert van 100 £ gr wisselgelt ende hebbe voldaen den intrest tot den 30 septembre 1705 t’oorconden ende was onderteekent Francois Tollenaere, vidua van Jaeques de Lannoy
Naer collatie gedaen jegens syn origineel is dese copie daermede bevonden t’accorderen by my onderschreven notaris binnen Brugge residerende t’oorconden den 7 septembre 1707, onderteekent Adriaen Rielant, not.pub.
BIJLAGE
Memorie om ulieden Michiel d’IJserinck ende Jan Uuijtterwulghe tot Lisweghe
Dat ick onderschreven deurwaerdere van den Raede in Vlaenderen uuijt crachte van acte condemnatie met letteren executoriaelen daertoe dienende sprekende in proffijte van joffrauwe Marie Anna van Loock, weduwe van sieur Jaecques de Lannoij als rendante ten sterfhuijse van haeren man midtsgaders rendante ten sterfhuijse van joffrauwe Barbara de Lannoije, overleden crancksinnighe ende ten laste alsvooren inhaudende onder de clausule solidaire de somme van drij hondert vijftich ponden grooten reste van vierhondert vijftich ponden grooten wisselghelt volghens dobligatie danof sijnde naer voorgaende ghedaen sommatie hedent van s’conincx weghe u persoonelijck hebbe gheëxecuteert ende op ulieden versoeck verleent huijs van thaire de herberghe de Kemel binnen der stede van Brugghe onder de bewaernisse van mijn twee assistenten met interdictie van weghen alsvooren van daer niet te vertrecken ten sij alvooren blijcke dat de voornomde somme waere voldaen ende ick van mijnen sallaris met daeghueren van mijn assistenten. Mij toorconden desen derden maerte 1708. P. Tanghe, 1708.
BIJLAGE
Edele ende weerde heeren burghmeesters ende schepenen s’Landts van den Vrijen
Supplierende vertoonen reverentelick Jan Utterwulghe, hooftman, Michiel Dijserincq ende Beernaert Zegers, beede pointers der prochie van Lisseweghe, midtsgaders alle de ghemeenten der voorseijde prochie, hoe Jan Uutterwulghe ende Michiel Dijserinck nu al eenighe weken door den deurwaerder Tanghe ten versoucke van joffrauwe de weduwe Lannoije hun vinden geëxecuteert tot verhael van drije hondert vijftigh ponden grooten wisselgelt, spruijttende over een vermeten obligatie gelicht door wijlent Francois de Tollenaere tot betalen den uuijtsent van den jaere 1698, breeder volgens de selve obligatie hier sub A midtsgaders Beernaert Segers, pointer insgelijcx hem op den 22en maerte 1708 vint geëxecuteert door den berijder Willaeijs ten versoucke van dheer Francois Joos tot verhael van drije hondert ponden grooten de schellijngen tot 13 groote tot betaelen den uuijtsent van den jaere 1692, breeder volgens de selve obligatie ende relaes van executie sib B 2°, welcke voorseijde twee obligatien den voornoomden de Tollenaere nergens in eenige rekenijngen en heeft verandtwoort buijten nogh eenige andere die hij nochtans schuldigh was te doene behaudens van U Edelheden versouckende d’aggreatie ende d’approbatie, ende alsoo de supplianten emmers generaelicq alle de gemeenten tot welvaeren van hun prochie ende tot ontgaen de daegelicxsche oncosten van executien ende betrecken die nogh door andere souden connen voorvallen de voorschreven capitaelen van joffrauwe de weduwe Lannoije tot drije hondert vijftigh ponden grooten wisselgelt ende van dheer Francois Joos tot 300 £ grooten de schellijngen tot 13 grooten van dheer Jaecques Lucas tot 200 £ gr wisselgelt van Pieter de Rijcke tot gelijcke 200 £ gr wisselgelt ende van Jan de Weert tot 250 £ gr courant beloop ende alsoo t’saemen tot derthien hondert vijftigh ponden grooten courandt, wel genegen sijn omme te stellen sonderlinghe de gonne van joffrauwe de weduwe Lannoije op den jaere ende ougst 1706 tot twee schellijngen grooten par ghemet, ende d’andere resterende capitalen op den jaere 1709 ende 1708 breedere ingevolghe het verdragh ende resolutie van de gemeenten sub C alles onvermindert hun recht op de goederen van den sterfhuuse van den voornomden de Tollenaere, ende ten laste van de borghen sonderlinghe van het slodt van de rekenijnge van den jaere 1701 beloopende tot vierhondert negenenveertigh ponden 18 schellinghen 10 grooten, waermede de supplianten wel eenige van de voorschreven capitaelen sullen connen aflossen, soo dat d’ommestellinge van den jaere 1707 ende 1708, alsoo commen te verminderen, omme alle welcke redenen de supplianten hun sijn keerende tot U Edelheden.
Biddende believe gedient te wesen geconsidereert de redenen voorschreven te consenteren in d’ommestellinghe van de voorschreven capitaelen sonderlinge (van) de weduwe Lannoije beloopende tot 350 £ gr wisselgelt op den jaere ende ougst 1706 tot twee schellijngen grooten par gemet in gevolghe het verdragh van de supplianten ende generalick van alle de ghemeenten, ende de resterende capitaelen soo van dheer Francois Joos, dheer Jaecques Lucas, Pieter de Rijcke ende van Jan de Weert hier vooren gedeclareert op den jaere 1707 ende 1708 eensweeghs te consenteren in de lichtinnge van de capitaelen van de gonne die souden willen opgeleijdt sij. TWelcke doende etcetera onderteekent Scharre procureur.
Accordeert met sijn origineel toorconde als notaris desen 25en novembre 1709, J. van Nuijs, notaris, 1709.
Apostillen
Al gesien tcollegie consenteert aen de supplianten in de augmentatie van de ommestellijnghe tot vijfthien stuvers uuijt den gemete op den jaere ende oughst 1706 ter provisie met ordonnantie van de augmentatie pedestantelicq te stellen in handen van den ontfangher Carrette omme binnen den tijdt van twee maenden danof te doen de innighe ende daeruijt te betaelen de pressante schulden met ordre van de selve agmentatie ende aflos van de schult te bringen in de aenstaende te doen rekenijnge van den jaere 1706 binnen den tydt van drije maenden sonder nochtans daermede te verminderen de betaelijnghen van den uuijtsent ten comptoire generael. Actum in camere 19en april 1708, onderteekent Daelmans.
Ondercorrectie
U Edellieden bedanckende van het bovenstaende appointement de supplianten onaengesien joffrauwe de weduwe Lannoije haer capitael vercl(…) opgeleijt thebben ende niet langer te willen laten loopen nochte te vreden en was met eenige borghen voor den tijdt van drije maenden sijn (…) oorsaecken geweest (…) aen U Edelheden te (…) tot ontgaen (..) de supplianten (…) becommen (..) van den penninck twintigh voor den tijdt van ses maenden teijnden welcken tijdt de supplianten benevens hemlieden ontfangher hun verobligiert tselve capitael te sullen brenghen in aflos in de rekeninghe 1706 sinder de prochie met voorder intresten te belasten, reden waerom sij andermael keeren tot U Edellieden.
Seer oodtmoedelijck bidden believe gedient te wesen te consenteren in de lichtinge van het geseide capitael tot den penninck 20tigh voor den tijdt van ses maenden ende niet voorder tot stremmen van alle intresten ende voorder oncosten verleenende daertoe U Edellieden octroij ende acte in forma twelcke doende etcetera. Onderteekenet Scharre procureur.
BIJLAGE
- Zeghel tot copie overlegh obligatie in daten den sesden juny sesthien hondert dryentneghentich onderteekent Francois de Tollenare, annex requeste van den hooftman ende pointers van Lisseweghe ten Vrijen, ghepresenteert den 19 april seventhien hondert achte
Wij onderschreven hooftman ende notable prochiaenen van de prochie van Lisseweghe authoriseren by desen Franois de Tollenaere, ontfangher van de selve te moghen lichten ten intreste ten laste van de selve prochie de somme van drye hondert ponden grooten courant voor den tydt van ses ofte twaelf eerstcommende maenden ten sulcken penninck als doenelick is omme daermede te betaelen twee paijementen van den uytsent van daeten . . . 1692 ende tot laste van den oughst 1692 ten comptoire van den heere ontfanghere generael van den lande van den Vrijen , mets het onmoghelick is bij de ghemeenten alle de verschenen paijementen promptelijck te connen betaelen ende waervoor den ontfangher van de selve prochie daeghelicx wort ghepraemt soo bij executie als anders, daervan wij de kennisse hebben ghehadt, voor welcke somme interesten ende andere oncosten wij verbinden ons persoons ende goederen presenten ende toecommende op het verbandt als naer rechte van één voor al ende elck voor andere, sonder divisie ofte excussie daervan den voornomden ontfangher hem sal rembourseren, soo van het capitael als verloop uyr d’ommestellynghe van den jaere ende oughst 1692, ons toirconden desen 17en junij 1693, onderteekent Michiel Dyserinck, Beernaert Seghers, Charel Schotte, Adriaen Uuytterwulghe, tmarcq van Jan de Weire, Jan Uuytterwulghe, Lenaert Houcx, tmarcq van Lenaert Hurtecam, tmarcq van Olevier Bogaert ende Cornelis Dhondt.
£ 300-0-0 gr Uyt crachte van de achterschreven authorisatie van den hooftman ende notable prochiaenen van de prochie van Lisseweghe bekennen ick onderschreven Frans de Tollenaere, ontfangher van de selve prochie, schuldich te sijne aen dheer Jan Charles Joos de somme van drije hondert ponden grooten courant ghelt over ghelijcke somme van hem hedent tmijnen contentemente ontfanghen in goeden ghelde van permissie, te weten de patacons tot acht schellynghen en acht grooten, ende d’andere specie naer advenante, renunchierende over sulcx aen d’exceptie van ongetelde ghelde, welcke somme belooven te restitueren aen den voornomden dheer Charles Joos ofte sijne active hebbende binnen ses ofte twaelf eerstcommende maenden met den intrest van diere naer advenante van den penninck sesthiene, ofte wel de voorseyde somme souffissantelick te besetten op goede hypotheque, waer inne verbinde mijn persoons ende goederen op het verbandt als naer rechte, desen sesden junij 1693. Onderteekent Frans de Tollenaere.
Bijlage
Copie mandaet
Ten versoucke van mij onderschreven t’executeren den persoon van Bernaert Seghers tot Lisseweghe ten fine hij ende ider van hemlieden in solidum provisionelick volcomme aen de lossijnghe ofte suffisant beset van de capitaele somme van drije hondert ponden grooten courant ghelt de schellynghen tot derthien groote ende dandere specien naer advenante soo veel bij wijlent d’heer Jan Charles Joos, s’onderschrevens broeder uuijt crachte van de selve schriftelycke authorisatie van den voornomden Seghers cum suis onder het voorschreven solidaire verbandt op den 6 juny 1693 aen wijlent sieur Francois de Tollenaere, ghewesen ontfangher vant voorseyde Lisseweghe ten intreste ende in advenant van den pennijnck 16e gheadvancheert onder de absolute beloofte van de voorseyde somme ende de verloopen croisen van diere aen s’onderschrevens broeder binnen de ses ofte twaelf eerstcommende maenden naer de selve op lichtinghe te restitueren ofte wel die suffisantelick te besetten. Voorts tot ghelijcken oplegh ofte beset in advenante als vooren van de verloopen croijsen van diere tsydert den 6en juny 1706 voorewaerts totten effectiven oplegh ofte beset soo voorseyt dit alles uuijt crachte van acte provisionele t’uwen laste vercreghen ter vierschaere slans van den Vryen in daten den 10en february 1708 onderteekent C.S. IJsenbaert. Voorts om trecht deser seghel ende de costen van de exploicte desen 6 maerte 1708 was onderteekent Francois Joos.
Memorie omme Ulieden Bernaert Seghers
Dat ick onderschreven berijder van Lisseweghe ambacht U hebbe gheëxecuteert ghelyck ick doen mits desen ten versoecke ende tot verhael als hier bij copie mandaet staet gementioneert, geve u huijs van costen van Michiel Diserinck met interdictie van daer niet uuijtegaen ten sij het blijcke bij dese voorseyde voldoeninghe, benevens t’recht van mijn sallaris als naer rechte. Toorconden 22 maerte 1708, J.V. Willaeys.
BIJLAGE
Aen edele ende weerde heeren burghmeesters ende schepenen slants van den Vrijen
Supplierende verthoonen reverentelicke dheer Pieter Adriaen Lespee, joncker Jan van Praet ende meer ander consoorten, soo principaele proprietarissen als ghebruijckers der prochie van Lisseweghe dat sij hebben ondervonden als dat den hooftman ende poincters der selve prochie up den 24en april 1708 hebben bestaen te doen een ommestellinghe van twee schellinghen ende ses groote par ghemet prochiesche ghewijse op den jaere ende ougst 1706, tot bethaelen van eenighe vermeten pressante schulden soo bij het kerckghebodt ghedaen den 22en der selver maent voorghedraghen wort, op het pretext van daer toe ordere ende ordonnantie vercreghen thebben op hunne requeste die sij aen uwe edelheijt souden hebben ghepresenteert op den 19 der voorseide maent volghens het duplijcquat vant tselve kerckghebodt ten desen ghevought, teenemael nochtans qualick door dien de supplianten als principaele gheïntresseerde daer op niet en sijn ghehoort, en dat oock niet en wort ghelooft datter sauden wesen eene pressante schult te betaelen, veele min dat die soude regarderen de prochie, ghelijck de supplianten pertinentelick sullen bethoonen, als wanneer hun communicatie sal worden ghegheven van der requeste ende verificatoiren, daer op het voorseijde ordere ofte ordonnantie ghevolght is, ende van de prochie rekeninghen, rollen van ommestellinghen ende quohieren van verpachtinghe van de vaguwe landen, berustende ter deser greffie ofte elders, tsijdert 12 jaeren errewaerts ende onder de weduwe van Francois de Tollenaere, overleden ontfanghere ende N. Carrette, modernen ontfanghere der selver prochie, oversulcx de supplianten hun keeren aen uwe edelheden.
Biddende de selve believen ghedient te wesen den voorseijden hooftman, poincters ende ontfanghere van de voornomde prochie van Lisseweghe te ordonneeren van al dies aen de supplianten ter greffie communicatie ende inspectie te verleenen midtsgaeders daeruijtte copien ende extraicten te mooghen lichten ende ghoene daer niet wesende te consingneren ten selven effecte omme teijnde dies daer teghen te egghen als naer raede met condennatie van de costen van den vervolghe ter tauxatie
Ende alsoo de selve ordonnantie van te doen de selve ommestellinghe de supplianten onghehoort ghelijck den tekst vant voornoomde kerckghebodt uijt wijst, oock dat de causatie van pressante schulden de prochie raeckende niet en woort gheëxpresseert ende misdien teenemael suspect dat alles oock gheschiet is met duijtterste precipitatie ende dat daer uijt oock groote moijelickheden staen te resulteeren believen uwe edelheijt bij provisie de voorseijde ommestellinghe te houden in staete tot naerdere ordonnantie, twelcke doende etcetera, ende was onderteeckent, J.B. van Damme
Accordeert met dorigineele requeste ende appostijlle daer up ghedaen bij mij onderschreven notaris binnen Brugghe residerende, desen 4 junij 1708. J.B. van Damme, not. pub.
Apostille
T’collegie verclaerst de ommestellinghe in desen vermelt te cesseren. Actum in caemere den 25 meije 1708 ende was onderteeckent. F.L. Lampreel, 1708.
Camere Procedeure ende soustenue
B Omme dheer Pieter Adriaen Lespee ende joncker Jan Baptiste van Praet, verweerders
Contra
Den hooftman, poincters ende setters van Lisseweghe, heesschers.
Ghesien bij dheer Pieter Adriaen Lespee ende joncker Jan Baptiste van Praet ghedaghde verweerders ter eender sijde de requeste op den 9en junije 1708 ghepresenteert aen uwe Edelheijt bij ende up den naeme van den hooftman, poincters ende ghemeenten van de prochie van Lijsseweghe, supplianten bij de selve requeste ter andere ende daer jeghens rescriberende segghen voor edele ende weerde heeren burghmeesters ende schepenen slants van den Vrijen
- Dat sij bij hunne requeste van den 25 meije 1708 waerup tcollegie ghedient is gheweest te verclaeren dat d’ommestellijnghe dies questie compt te cesseren hebben gesustineert dat de pretense schulden, ter welcker contemplatie dese ommestellijnghe souden ghebeurt sijn, niet en sijn last van de prochie.
- Consequentelijck en valt alhier gheen materie van eenighe ceure meentucht nemaer en hebben dheesschers maer te antwoorden up de selve ghedaghdens requeste, ende te bethoonen dat de contensieuse swaere schulden daer up sij bij hun requeste glosseren waere last van de prochie wesen soude, tghoene hun werdt ghedefieert.
Q Bij dien rejecterende de voorseijde requeste bij peure frivoliteijt ende dheesschers onverledt laetende jeghens hun requeste te antwoorden pro ut stijlli, als hun ontfanghere daer van sijnde gheïnsinueert de reschribenten sustineren hier mede te moeten werden ghestelt buijtten dese instantie, met costen. J.B. van Damme, 1708.
Camere Advertissement
C Omme den hooftman ende poincters benevens de ghemeene ingesetenen der prochie van Lisseweghe, heesschers
Contra
dheer Pieter Adriaen Lespee ende joncker Jan Baptiste van Praet, verweerders.
Advertissement omme den hooftman ende poincters benevens de ghemeene inghesetenen der prochie van Lissewege, heesschers bij requeste ter eendere, jeghens dheer [Pieter] Adriaen Lespee, ende joncker Jan Baptiste van Praet, verweerders opposanten ter andere voor edele ende weerde heeren burghmeesters ende schepenen slants vanden Vrijen.
- Alvooren dheesschers segghen dat den gheheelen inhouden van sverweerders procedure geenssints souffisant en is ome te blijfven opposeren jeghens de versochte ende voor desen gheaccordeerde rolle van ommestellynghe, onder het pretext dat de lichtinghe van de penninghen daertoe de selve noodich is niet en soude wesen een last ofte schult deser prochie.
- Aenghesien dat den context ende causatie van de opghelichte obligatie tot laste van dese prochie met requeste overgheleijt claerelick te kennen gheven dat de ghemelde penninghen ten geenen anderen eijnde ghelicht en sijn als om daermede te betaelen den uuytsent van den jaere 1698 recours tot de selve obligatie.
- Daerbij te siene doet dat de capitaele penninghen daeran clevende in effecte sijn ghesmolten ende gheconverteert gheworden ter ontlastinghe van den selven uuijtsent van den jaere 1698 voorseyt.
- Dies in sulck gheval gheen twijffel en can vallen over de deughdelicheijt van de schult te meer dheesschers alle gaeders oock van de selve ghenough sijnde gheïnformeert, hun geenssins en souden willen belasten bij ghebreke van de deughdelicheijt van diere.
- Daerom dat men niet en verhopt dat twee proprietarissen alleen ghelijck alsvooren sijn dese verweerders connen beletten soo daenighe ommestellijnge door een abusif te kennen gheven soo contrarie aen de waere gheschaepentheijt van de saecke als de betere kennisse van alle de gemeenten mitsgaders het verdraegh ende appaisement van alle de proprietarissen
- Oversulcx alhier niet en doet te nemen eenigh aenschauw op de voordere soustenue bij s’verweerders procedure gedaen int ghesach van hemlieden requeste dies sij willen soustineren dat dheesschers op den inhouden van diere souden schuldich sijn te procederen pro ut stijli.
- Ghemerckt dat het is eene abortive van practijcque dat partije sal moeten segghen sijn goedt duncken ofte procederen jegens het vertoogh van een anders requeste soo wanneer daerop positivelick recht is gedaen, sonder eenige ordonnantie van die te communicqueieren aen partije.
- Daerom dheesschers tot eviteren van alle processen alhier wel hebben willen de plano procederen naer de retroacte van dese saeke ghevolght bij verbael op hemlieden requeste, sonder te commen in eenige voordere detaillie van een tweede proces, daertoe de verweerders maer en studeren ome alsoo de prochie te brenghen in eenen trouble ende swaere oncosten. Twelcken doende etcetera. Charles Pulinx, advocaet, 1708.
Camer Rescriptie met overlegh
D Omme den hooftman, poincters ende poincters der prochie van Lisseweghe, verweerders
Contra
dheer Pieter Adriaen Lespee ende joncker Jan Baptiste van Praet, heesschers bij requeste van den 15 mey 1708
Den hooftman, poincters ende ghemeene inghesetenen der prochie van Lissewege, heesschers ter eender sijde inghevolghe d’ordonnantie van den 23 junij 1708 in dese saecke verleent, communicatie ghenomen hebbende van de requeste op den 15 meije daer te vooren ghepresenteert bij ende van weghen dheer Pieter Adriaen Lespé ende joncker Jan Baptiste van Praet, verweerders ter andere ende dheesschers jeghens de selve rescriberende segghen voor edel ende weerde heeren burghmeesters ende schepenen slandts van den Vrijen
- Niet te ghelooven dat schoon de verweerders daer bij assumeren meer andere consorten soo principaele proprietarissen als ghebruijckers der selver prochie, sij eenighe souden connen ofte derfven denomeren ten waere apparentelick de gonne die contrarie aen hun voorgaende verdragh ende signature door de inductie van eenen derden persoon souden kennisse van saecken ende tot believen van de gonne hun daer toe ghemoveert hebbende soo daenich pretense handtteeckenen soude moghen verleent hebben.
- Daermede contesterende ten principaelen op sverweerders requeste van 15 alias 25 meije voorseijt dheesschers segghen dat het vertoogh daer bij ghedaen synde bij membre soo aengaende de forme als de materie de selve in beede haere deelen is abusyf ende onwaerachtich soo verre men verhoopt dat naer bewijs van dien, het collegie ghedient sal wesen sonder voorder swaerigheijt in te trecken de apostille als daer bij verleent.
- Wandt aengaende de verweerders dat sij aldaer vervoorderen te segghen alsof sij niet en waeren gheroupen nochte ghehoort ter ghehouden comparitie van de questieuse ommestellynghe.
- Dheesschers hebben alhier tot hellieden confusie wel willen overlegghen beede d’affirmatien van de deurwaerders Timmerman ende Keijsere staende ter marge van de medegaende requeste daer mede blijcke dat onder meer andere dat sij ten selven eijnde sijn vermaent ende ghedaghvaert gheworden beede de verweerders in persoone.
- Sulckerwijs dat de forme van de voorseijde comparitie behoorelick ghehouden is ende gheobserveert geworden ten fyne van bij de verweerders op de materie aldaer ghetracteert synde gheweest, te segghen hun goed duncken, sij alsnu ex post facto geene redenen meer en connen pretexteren om bij particuliere requesten te destrueren het voorgaende consent bij den collegie verleent tot het doen van de meer gheseijde ommestellynghe.
- Ten, min omdat de schult daer over de ghemelde ommestellynghe is ghebeurt wel ten uuijtersten heeft gerespecteert ende gheregardeert dese prochie volghens de redenen ende naerder deductien dannof gheallegiert bij requeste ende advertissemente over ghebrocht ten verbaele van den 21e junij lest leden, bij de welcke dheesschers tot eviteren van repetitie blijven persisteren ten effecte als daer bij gheseijt.
Q. Mitswelcken etc. Charles Pulinx, advocaet, 1708. Ghestelt per advocaet Pulinx. Scharre procureur.
Apostille: Ghelicht t’overlegh in desen (..) accuseert. Toirconden 22e january 1710. Carrette, 1710.
Camere Replijcque met twee overlegghen
E Omme joncker Jan Baptiste van Praet ende dheer Pieter Adriaen Lespee, heesschers
Contra
den hooftman, poincters ende setters ende prochiaenen van Lijsseweghe, verweerders.
Replijcque omme joncker Jan Baptiste van Praet ende dheer Pieter Adriaen Lespee, heesschers bij requeste van den 25e meije 1708 eendere sijde jeghens den hooftman, poinctters, setters ende ghevanteerde inghesetene der prochie van Lijssenweghe, verweerders ter andere voor edele ende weerde heeren burghmeesters ende schepenen slants van den Vrijen.
- Alvooren dheesschers naer emploij van hunne voorseijde requeste ende bij de selve wel expresselijcke persisterende segghen dat sverweerders procedeure gheïntituleerd rescriptie ten uuijttersten irrelevant ende ghedestitueert is van fondament.
- Omme het welcke evidentelijcke aen te wijsen premitteren dheesschers dat de verweerders wat te temerairelijck verclaeren niet te ghelooven dat eenighe proprietarissen ofte ghebruijckers souden appuieren hemlieden concept, ommet dat men tot den dagh van hedent, die niet en soude hebben ghedenomeert.
- Gheconsidereert dat sverweerders ontfanghere Christoffels Carrette niet soo haest inkennen ghehadt en heeft van de ligitime clachte van de heesschers, ofte hij heeft aenstonts bestaen hunne pachters ten gronde te ruineren bij mijddele van de excussie van hunne beestiaelen ende vrughten.
- Ghelijck hij oock gheploeghen heeft int ghesagh van veele andere, tot beth als vijftigh in ghetal, die hij maer en heeft connen achterhaelen in het sentiment van dese heesschers ghevallen te wesen.
- Niette min wel willende aen uw edelheden bethoonen dat dese heesschers up hun eijghen niet en agieren op eene animositheijt, ghelijck de verweerders hebben derfven posseren, maer dat sij tamquam bovi patres familien maer en affecteren den welstandt van de prochie, exhiberen hier nevens sub littera A de procuratie van de principaelste groote ghebruijckers ende notable inghesetene van de prochie, verleent al van den 24en april 1708.
- Bij de welcke sij uuijtdruckelijcke protesteren dat de pretense ommestellijnghe van vijfthien stuvers uuijtten ghemete gheen last en is van de prochie, mals de verweerders sullende moeten advoijeren dat de lichtijnghe noijt en is ghebeurt met octroij veele min in consequentie dies aen de selve prochie in rekenijnghe voor baete vergoedt.
- In welck gheval het regulement van uwe Edelheden van den 8 julij 1673 positivelijcke interdiceert aen alle hooftmans, ontfangers, ende notable van de prochien van desen lande, eenighe sommen van ghelt tsij ten intreste ofte anderssints, ten laste van de prochien op te nemen, sonder voorgaende consent van den collegie, up paijne van in rekenijnghe te worden gheroijeert, met d’intresten van diere ten priveen laste van den hooftman, ontfanghere ofte notable, die hebbende ghelicht etcetera.
- Tselve is emmers de facto het cas in specie tgheene alhier occurreert, alwaer de verweerders met peur ghewelt, studeren last van de prochie te maeken, het voorseijde capitael sonder octroij up ghelicht up den voet ghelijck ghebeurt is int tregardt van menighvuldighe andere, de welcke de prochie ghebraght hebben tot soo eenen desolaeten staet dat sij met ontrent de thien duijsent ponden grooten capitaels beswaert sijdt.
- Daer in sverweerders ontfanghere soo daenighlijck sijne animositheijt heeft laeten uuijtschinnen dat hij inmediatelijcke naer het vercrijghen sub ende obreptijf consent van uwe Edelheden bij tannex kerckghebodt cotte B de ghemeenten sijne goedertieren directie voor ooghen ghestelt heeft hun verdreijghende met het afhaelen van hunne beestiaelen in verbis “tghoene hij sekerlijck in t regard van diversche sal doen andere in exempel”.
- Welcke andere diversche eenighlijck sijn gheweest de pachters van dheesschers ende eene andere uuijtghecipte bende, die het ongheluck ghehadt hebben van om dat hij voor het welbvaert van de prochie stonden, aen de onghetoomde passie van sverweerders ontfanghere onderworpen te sijn.
- Waermede contesterende den voorderen inhoudt van sverweerders procedeure loco antwoorde men heeft nerghens ghedisconvenieert vermaent te sijn gheweest tot de convocatie ghehouden ter comparitie op sverweerders ghepresenteerde requeste van den 9 maerte 1708.
- Dogh de selve comparitie en heeft voor de verweerders niet voorbaetigh gheweest, nademael dat de gheconvocheerde proprietarissen hun versouck aldaer gheëxcusseert hebben, ende de verweerders tselve wetende bij peure subobreptie de voorseijde besoingne laetende cesseren, hun bij particuliere requeste hebben bestaen taddresseren aen uwe Edelheden.
- Op welcke requeste dheesschers wel segghen noijt ghehoort te sijn gheweest, sijnde gheweest de ghoene bij hun ghepresenteert up den 19 april 1708 ende alsoo seven weken naer thouden van de voornomde comparitie, ende het excuseren van hun primitive onderbleven concept.
- Sustinerende bij dien alsnogh dat de contentieuse schult gheen last van de prochie en is, nogh daer vooren en can aenghenoemen worden.
- Nemaer dat de verweerders indispensabelijck naer rechte ghehouden sijn te voldoen aen sheesschers conclusien bij requeste van den 25en meije ghenoemen bij middel van te exhiberen als ghemeene instrumenten ten upsichte van de proprietarissen ende ghebruijckers, niet alleene de prochie rekenijnghen, daer up uwe Edelheyt voor als nogh alleenelijck hebben recht ghedaen.
- Maer oock de rollen van ommestellijnghen ende quohieren van de verpachtijnghen van de vaguwe landen met de respective copien van de octroijen ende obligatien die soo excessivelijck gheseijdt worden ten laste van de prochie te loopen.
- In alle twelcke men sustineert dat de verweerders in hune privee naeme solidairelijcke te condemneren doen, soo om dat dheesschers oock agieren thunnen eijghen rijsque ende intreste voor den welstandt van de prochie, als om dat de verweerders impungneren het decreet van den collegie, verclaert hebbende dat dommestellijnghe in desen contensieus compt te cesseren.
- Ende dat dies onaenghesien sverweerders ontfanghere met een peur ghewelt de voorseijde ommestellijnghe nogh van de ghemeenten afperst, bij wekelijcxsche beschrijfvinghen van hunne goederen, sonder in eenigh deel te willen staet verleenen, ten sij de beschrevene ghemeente jeghens hun ghemoet ende equitheijt willen teeckenen dat sij condesenderen in sijn concept, contrarierende aen dalreede ghedeclareerde intentie van den collegie.
- Tot alle twelcke alsoo naer rejectie van sverweerders procedeure bij peure frivolitheijt wzel expresselijcke wordt ghetendeert met costen.
Mits welcken etcetera.
Contales, advocaet, 1708.
BIJLAGEN
D’onderschreven groote ghebruijckers ende notable inghesetene der prochie van Lisseweghe verclaeren mits desen niet te moeten contribueren in de ommestellinghe van twee schellijnghen en ses grooten uuijtten gemete die den hooftman ende pointers der selver prochie hebben ommegestelt op den 24 april 1708, mitsgaders in de voordere ommestellinghe die sij pretenderen te doen op de jaeren 1707 ende 1708 van twee schellinghen grooten uijtten gemete op ider jaer, mits dat de schulden daer vooren de selve ommestellinghen ghebeuren de voornomde prochie niet en sijn raeckende, maer wel eeninghe inghesetene in hun particulier danof geene penninghen noijnt in proffyte van de voornomde prochie en syn verantwoort. Actum desen 24 april 1708. Ons Toirconde
Jan Boels
Corneles Aernouts
Maerck van Pieter de Setter +
Maerck van Pieter Hilewaert +
Maerck van Leenaert Loes de jonghe +
Maerck van Joes Hens +
Maerck van Lieven Lamberegh +
Jacob van Nijeumunster
Pieter Bil
Marck van Jan de Bedts
Marck van Passchier Pickenet
Jan Cornelis Volgers
Jan de Brock
Maerck van Pieter van Daelle
Everaert Eckelaere
Maerck van Pieter Heelandt
Maerck van Pieter Verporter
Maerck van Ghelaude Croes
Maerck van Louwerens Aernoudts
Chaerel Schotte
Maerck van Pieter Eeuwoudt
Maerck van Pieter Jan Luicks
Maerck van Andrijes van Houwenaerde
Maerck van Louwerens Boene
David de Neve
BIJLAGE
Men laet een ider de weete datter op dijssendaech wesende den 24 april 1708 sal ghedaen worden de ommestellinghe van twee schellinghen en ses grooten per gemet prochieschewijse den jaere ende ougst 1706 tot betaelen van eenighe pressante schulden wanof de betaelinghe sal moeten ghedaen worden binnen den tijt van twee maenden alles inghevolghe d’ordre ende ordonnantie ghevolght op requeste van d’heeren burghmeesters ende schepenen s’lants van den Vrijen van daete 19 april 1708 onderteekent Daelmans, welcke ommestellinghe sal ghedaen worden ten huijse van Michiel Dijserinck precijs ten thien heuren voor noene
Elck segget den anderen voorts
Voorts wort aen ider kenbaer ghemackt dat den ontfangher Carette sal houden sittedach ten huyse van Michiel Dijserinck precijs ten neghen heuren voor noene tot den . . . uren naer noene ten selven daghe den 24 april 1708 ten eynde een ider aldaer comt betaelen aen den ontfangher Carette t’gone sy noch schuldich syn over het jaer 1705, 1706 ende over de paijementen 1707, de gone die aldaer sullen in faute blijven van hunne restanten te commen betaelen sonderlinghe van den jaere 1705 ende 1706 dat hij ontfangher aenstonts s’anderendaghs daer vooren sal doen beschrijven ende afhaelen hun beestiaelen t’gone hij seeckerlyck van diversche sal doen andere tot exempel, sonder op iemant reguard te nemen oft iemant te sparen, ende oock voor de garsganck van den jaere 1707 van de hofstede van Jan Boens.
Elck wacht hem op dijssendagh van schade ende afhalinghe van hun beesten.
Affermo als amman van Lisseweghe eene van ghelijcke inhauden als hier boven vermelt staende ghepubeleciert thebben ter kercktijchel van Lisseweghe in de vrough ende hooghmijsse op sondagh den 22 april 1708 daer van toregemel kerckghebodt aen den ontfangher Carrette hebbe over ghelevert. Torconden als amman Francois de Volder, 1708.
Camer Duplicque met twee overlegghen
F Omme den hooftman, poincters ende ghemeene uingesetenen der prochie van Lisseweghe, verweerders
Contra
dheer Pieter Adriaen Lespee ende joncker Jan Baptiste van Praet, heesschers bij requeste
Duplicque omme den hooftman, poincters ende ghemeene inghesetenen der prochie van Lisseweghe, verweerders ter eendere sijde jeghens dheer Pieter Adriaen Lespé ende joncker Jan van Praet, heesschers bij requeste van den 25e leije 1708 ter andere voor edele ende weerde heeren burghmeesters ende schepenen slandts van den Vrijen.
- Al vooren de verweerders naer emploij van hunne andtwoorde segghen als bij de selve, dat sij niet temerairelijck aldaer ontkent en hebben dattere eenighe notable proprietarissen ofte ghebruijckers als consorten den voet sullen stellen nevens dese heesschers om alsoo met eenighe schijn ende onder het faveur van andere te connen maecken een notable deel der voorseijde prochie
- Insiende dat de persoonen van hunnentweghe daertoe gheassumeert bij het bescheet van den 24en april 1708 met replicque overgheleijt, in effecte geen consideratie en meriteren ten reguarde van de gheheele prochie
- Ooghmerck ghenomen dat Cornelis Aernout ende Jan Boens, beede pachters uuijtghemaeckt van dese heesschers , noijnt contrarie en derfven wesen aen het ghemoet ende inductie van hemlieden proprietarissen, te meer sij voorgaendelijck met volle kennisse van saecken, selfs gheconsenteert ende gheteeckent hebben dat men de respective obligatie van Francois de Tollenaere dies in desen questie roert, soude poincten ende omestellen in drije naervolghende jaeren uuijtwijsens van haerlieden verdragh ende consent sub A.
- Daer om de verweerders metten rechte moghen segghen dat beede de voorseijde ghebruijckers al snu contrarie gheteeckent hebben, het voorseijde bescheet door sheesschers animose inductie op het selve geenssints te letten doet volghens de generaele maxime van rechte, quod nemo potest venire contra proprium factum et quo dille qui sibi plane contraria resoluit et admittit non audiatur.
- Ende aengaende van de andere personen mede onderteeckent hebbende het ghemelde bescheet dient ghenoteert dat sij insghelicx als de voorgaende hun verdreghen hebben int doen van de naergheseijde omestellijnghe volghens het voorseijde bescheet als mede het gonne oock overliggende bij sverweerders requeste cotte C.
- Boven dat Pieter de Sittere, Pieter Hillevaert, ende den onbekenden Joos Hens, Lieven Lambrecht, Jacob van Nieuwmunster, P. N. Bil, Jan Beste, Passchier Pickevet, Pieter Eelandt, Pieter Verpoorte, Glaude Croes, Lauwereyns Arnout, ende Andries van Audenaerde, alle tsamen oock gheteeckent hebbende het voorseijde bescheet, maer alleenelick en connen aenghenomen worden voor effective arbeijders van de prochie sonder eenighe aensienelick ghebruijck van lande.
- In der voughen dat op het enckel bescheet van soo danighe tsamen gherotte lantslieden tenderende tot hunne ontlastynghe ende voordere schaede van de prochie gheene achtinghe en can ghenomen worden, dan wel ende alleene op de lasten ende schulden tot stremmen van welcke de verweerders noodigh hebben eene handtvullynghe van pennynghen tsij bij weghe van ommestellynghe ofte anderssints bij lichtynghe als naer behooren.
- Sonderlijnghe omme dat bij faulte van dien de prochie al wederom ghedreijght wort met eenen hoop onverwachte oncosten van executien soo ende ghelijck alreede is ghebeurt in den persoon van Michiel Diserynck, poincter ten versoucke van sieur Jaecques Lucas ende noch voorder staet te ghebeuren van weghen hunnen ontfangher, den welcken op het versouck van desen collegie als mede op het verleenen van de questieuse rolle van ommestellynghe van den vijfthien stuijvers uuijtten ghemete tsynen grooten intreste heeft opgelicjy in sijn privee de noodighe penninghen tot betaelen van de obligatie van joffrauwe de weduwe Lannoije bedraghende drije hondert en vijftich ponden grooten wisselghelt sonder de verschene croissen
- Dies den selven ontfanghere hem alsnu ghepriveert siende van de ghemelde rolle van ommestellynghe alsmede van syne pennynghen die hij op het versouck van desen collegie als voorseijt heeft gheadvancheert, niet en verstaet de selve syne pennynghen langher te laeten loopen sonder versekerthede ofte restitutie van diere
- Oversulcx noodigh is aen den selven hemlieden ontfangher te besorghen de voldoenynghe van de ghelibelleerde pennynghen ofte wel een behoorelyck octroij in der manieren gheconstuijmeert.
- Bij dien vaste staende met die eijghen causatie ende teneur van de opghelichte obligatien vanden meer gheseijden Tollenaere dat de pennynghen daer aen clevende ghesmolten sijn ende gheconverteert gheworden tot stremmen van den uuijtsent van den jaere 1698, soo ende ghelijck boven den claeren text van diere daer en boven ghenough kennelijck is aen alle de prochiaenen de ghemelde oblegatie hebbende onderteeckent tot sessendertich int ghetalle.
- Soo blijckt daermede wel espresselijck dat de ghelibelleerde obligatie met requeste overgheleijt is eenen effective schult ende last deser prochie, oock schoon de selve voorgaendelijck niet en is ghebrocht nochte verandtwoordt in de prochie rekenijnghe.
- Gheconsidereert dat de schult van eene prochie niet alleene en wert getrocken uuijtte dies de selve ghepasseert is in soo danighe rekenijnghe
- Nemaer oock soo wanneer men naermaels bevint, dat de penninghen daer aen dependerende sijn verleijt ende betaelt, ter ontlastynghe van de selve prochie, sonder dat de obmissie in sulck gheval kan wegh nemen dobligatie die de prochie is hebbende omme te voldoen den uuijtsent die daermede is betaelt gheworden
- Ondertusschen het is wel ten uuijttersten impertinent ten neghensten article van replicque te blammeren sverweerders ontfangher al of hij met eene animositeijt onlancx soude uuijtgesonden hebben eenighe beschrijvijnghen tot laste van diversche ghebruijckers segghende dat hij het selve soude ghedaen hebben uuijty een pure captie jeghens de gonne geteeckent hebbende het bescheet bij de selve replicque gheëxhibeert.
- Terwijlent dat het wel verre van daer is gheweest dat hemlieden ontfangher soo danighlick soude wille procederen uuijt eene vermeten captie, daer het is ghebeurt omme de groote tachterheijt van slanscosten die de beschreven prochiaenen noch ten onderen sijn.
- Mitsgaders omme te vinden de noodighe penninghen tot stremmen van d’executien op syn persoon ghedresseert van weghen den ontfangher generael van desen lande tot verhael van de achterstellen van den jaere 1706 conforme het relaes van den 24 meije 1708 onderteekent P. de Vegiano hier sub B.
- Sonder dat men tot hier toe heeft vernomen dat hemlieden ontfangher sich soude vervoorderen van te praemen eenighe prochiaenen tot de betaelynghe van de uuijtghegheven rolle van de vijfthien stuijvers uuijtte ghemete daer mede men betrauwt dat den selven hunnen ontfangher qualijck wordt beclapt contrarie de waerheijt
- Nochte doen dheesschers te anhooren in hemlieden versouck tgonne sij ghedaen hebben soo by requeste instel deser als daer naer andermel ghinesinueert bij replicque nopende dexhibitie ende consignatie van prochierekenijnghen, rollen van omestellynghen, cohieren van verpachtynghe van de vague landen ende soo voorts, breeder aldaer vermelt.
- Aenghesien dat int reguardt van de rekenijnghen sijn de selve moghen opsoucken ter greffie alwaer die berusten benevens den inhout van de respective rollen van omestellynghe, ende cohieren van verpachte vague landen de welcke allegader in de ghemelde rekenynghen preciselijck speelen ende gheïnserreert sijn.
- Ende wat angaet de versochte octroijen ende obligatien loopende tot laste van dese prochie oock bij dheesschers versocht ten sesthiensten article van replicque
- De verweerders segghen dat dheesschers niet en connen ignoreren hoe de selve allegader berusten onder de gone hunne pennynghen gheadvancheert hebbende, op de becommen octroijen, dies d’originele soo van d’eene als van dandere altijt verblijven onder de respective heffers van de obligatien bij de welcke dheesschers die vermoghen te ghaen ondersoucken soo sij te raede sijn.
- Soo nochtans dat de verweerders in passant wel te kennen willen gheven dat de capitaele pennynghen daer mede hunne prochie belast is op dhelft qualick niet en beloopen soo dheesschers voorgeven ten achsten article van de selve replicque
Q. Mitswelcken rejecterende sheesschers replicque bij loochenynghe ende onghefondeerthede als wesende een deel pure onghebonden concepten de verweerders concluderen als bij andtwoorde ende bij hemlieden requeste van 9e july 1708, met costen. Charles Pulinx, 1708.
BIJLAGEN
A
Alsoo wijlent Francois de Tollenaere gheweest ontfangher deser prochie van Lisseweghe van den jaere 1683 tot ende met de jaeren ende ougst 1703, den welcken op huutteeckens ende authorisatie van den hooftman, pointers ende notable prochiaenen ghelicht diversche obligatien, te weten eerst van sieur Jaecques Lucas twee hondert ponden grooten wisselgelt op den 16e julij 1689, voorts drije hondert ponden grooten de schellijnghen tot derthien grooten op den 6e julij 1693 van dheer Francois Joos, voorder drije hondert vichtich ponden grooten wisselghelt op den 30en septembre 1699 van joffrauwe de weduwe Lannoije, voordere twee hondert ponden grooten wisselgelt op den 15e junij 1701 van Pieter de Rijcke, eijndelijnghe de somme van twee hondert vichtich ponden grooten courant op den eersten junij 1702 van Jan de Weerdt, beloopende al tsamen vierthien hondert vyftich ponden grooten courant de schellijnghen tot seven stuijvers, welcke voorseijde obligatien bij den voornomden de Tollenaere aen de voorseijde prochie noijnt in de rekenijnghen in baete en sijn verandwoort, niet jeghenstaende de selve waeren omme ghestelt ende dat d’onderschreven gheïnformeert sijn, dat desselfs borghen alle de voorschreven obligatien niet en verstaen te laeten bringhen in de prochierekenynghe tot ontgaen van lastelijck slot themlieden laste op pretext dat de selve obligatie ghelicht sijn sonder octroij van den collegie slands van den Vrijen, sij daer vooren uyt crachte van hemlieden borchtochte niet en soude wesen responsabel dies nochtans de contrarie bij den voornomden hooftman ende pointers jegens de selve borghers ghesustineert wordt, mitsgaders dat de persoonen de voorseijde obligatien mede hebbende onderteeckent daeghelicx worden gepraemt tot oplegh van de voorseijde obligatien ende betaelijnghe van de croosen, ende noch voorder staen ghepraemt te worden ten grooten intreste van de prochie, tgone groote ende excessive oncosten staet te veroorsaecken ende sekerlick staet te strecken tot ruijne van den meerderen deel van de voorseijde persoonen ofte ghemeenten de voorseijde obligatien onderteeckent hebbende, soo ist dat d’onderschrevenen tot wederhouden ende ontgaen alle voordere oncosten betrecken ende executien dien aengaende teenemael gheraedich vinden dat alle de voorseijde obligatien beloopende soo hier vooren sullen aenghenomen worden voor last van de voorseijde prochie, ende consenteren soo wij doen bij desen in d’ommestellijnghe van de voorseijde obligatie beloopende tot derthienhondert vichtich [ponden] grooten courant te weten alle jaere een derde, te beginnen met den jaere ende oughst 1707, alsmede in d’ommestellijnghe van de croijsen van diere, alles met beloofte van telcken jaere de voorseijde ommestellijnghe in de rekenijnghe te verandwoorden, ende de capitaelen van de voorseijde obligatien te bringhen in aflos ende hun voorder verobligieren dat in dien sij quaemen te gaen woonen op een ander prochie, de selve capitaelen te betaelen volgens sijne ghebruijck in drije jaeren. Actum tot Lisseweghe desen 25e januarij 1708. Jan Uutterwulghe, hooftman, Adriaen Uutterwulge, Michiel Dijserinck, Cornelis Dhont, (..), t’marck van Nijs Pintelon, Bernaert Seghers, t’marck van Pieter van Daelle, tmarck van Adriaen Heijns, Pieter de Rijcke, tmarcq van Pauwels Buten, J. de Weert, tmarck Cristoffels vande Pitte, tmarck van Jacop Bauwens, Corneles Aernouts, Niclaes Seghers, Augustijnus Schouteeten, Fransoijs Christiaens, Guillame Bogaert, Pieter Seghers, Jan de Langhe, Jan de Brock,n Abraham Plateel, Pieter Wilsoet, Lenaert Loijs, Lucas de Maesschalck, Antonius Rubens, bij mij Maerten Roels, tmarck Lieven Coppens, tmarck van Jan de Swel, Pieter Bil, tmarcq van Lambrecht Leije, tmarcq van Paul Benteijn, Jan Boels, tmarck van Pieter de Sittere, tmarck van Glaude Croes, tmarck van Jan Semeijn, Jan Allaert, tmarck van Jacop Semeijn, Jacop Houck, tmaerck van Jooris Verbolle, tmaerck van Joos Verschoore, dit is het mark van Pieter Vermaudt, Chaerel Schotte, dit is het mark Cornelis de Raedt, Eevhaert Eckelaere, tmarck van vidua Claijs de Grave
B
Zeghel tot overlegh relaes van executie op den ontfangher Carrette in daten den vierentwyntichsten meye seventhien hondert achte, onderteekent P. de Vegiano, annex duplicque van den hooftman, pointers ende setters der prochie van Lisseweghe, verweerders contra dheeren van Praet ende Lespee, heesschers by requeste , annex ander requeste van de voornomde verweerders als heesschers contra de voorseyde heesschers als verweerders, ten Vrije inne ghedient den veerthiensten july seventhienhondert achte.
Memorie omme ulieden sieur Crystofel Carette, ontfangher van de prochie van Lijsseweghe
Dat ick onderschreven durwaerder van den raede in Vlaenderen uyt crachte van schryftelyck last aen my verleent bij d’heer Francois van Beversluijs, ontfangher generael van den lande vanden Vrijen, ende inhaudende de somme van £ 18-8-6 gr over reste van den uytsent van den jaere 1706 t’synen versoecke ulieden hedent van s’coninckxweghe personelyck hebbe gheëxcuteert ende op ulieden versoeck verleent huys van tayre in de conserse van den voornomden lande ter bewaerenisse van mijne twee asestenten met inerdictie van weghen als vooren van daer niet te vertrecken ten waere voldaen het gone vorschreven beneffens mijnen reedelycken salarijs ende dachuere van myne asestenten op pyne als naer reechten. My toorconden desen 24 meye 1708. P. de Vegiano.
TIJDLIJN proces
16/07/1689 Lening van 200 £ gr bij Jacques LUCAS
06/06/1693 Lening van 300 £ gr bij Jan Charles JOOS
30/09/1699 Lening van 450 £ gr bij weduwe LANNOIJE door ontvanger DE TOLLENAERE. Op 22 september 1699 hadden de hoofdman en veel parochianen een volmacht gegeven aan de ontvanger om 450 £ gr te lenen bij de weduwe LANNOIJE om de uitzend van het jaar en oogst 1698 te kunnen betalen. De ontvanger-generaal van het Vrije praamde de ontvanger van Lissewege tot betalen. Op 30 september 1705 werd 100 £ gr van dat kapitaal afgelost.
15/06/1701 Lening van 200 £ gr bij Pieter DE RIJCKE
01/06/1702 Lening van 250 £ gr bij Jan DE WEERT
14/11/1707 Rekwest door weduwe LANNOIJE bij de Raad van Vlaanderen tegen de hoofdman en anderen van de parochie Lissewege tot terugbetaling van kapitaal en intresten, met een tussentijds vonnis van 28/11/1707 waarbij bevolen wordt één jaar intresten te betalen.
25/01/1708 De parochianen van Lissewege geven toestemming om een omstelling te houden.
10/02/1708 Frans JOOS bekomt voor het Vrije een tussentijds vonnis.
26/02/1708 Op de (tweede) parochiale convocatie over de omstelling weigeren eigenaars het voorstel van de hoofdman.
03/03/1708 Een deurwaarder van de Raad van Vlaanderen zet Michiel DYSERINCK en Jan UUTTERWULGHE gevangen in de herberg de Kemel in Brugge (“persoonlijke executie”) en dat op verzoek van de weduwe LANNOIJE.
22/03/1708 Ook Beernaert SEGERS wordt in de herberg de Kemel gevangen gezet. Zijn gevangenzetting (“persoonlijke executie”) was verzocht door Frans JOOS. Hij had daartoe op 06/03/1708 een mandaat bekomen van de rechtbank.
19/04/1708 De hoofdman, pointers en parochianen van Lissewege vragen met een rekwest om toestemming voor een omstelling van 15 stuivers per gemet. Daarnaast vragen ze een keur en meentucht (“samenroeping”) van hun parochianen te mogen houden en vragen ze om een kortlopende lening te mogen aangaan tot stremmen van de problemen met de weduwe LANNOIJE. De schepenen van het Vrije geven de toestemming voor die omstelling.
22/04/1708 Na de hoogmis wordt de omstelling gepubliceerd bij kerkgebod.
24/04/1708 De omstelling wordt uitgevoerd. De dag zelf reist verzet en geven parochianen een volmacht om die omstelling aan te vechten.
24/05/1708 Ontvanger Carrette van de parochie Lissewege wordt gevangen gezet in de conchiergerie van het Vrije in Brugge op vraag van de ontvanger-generaal van het Vrije.
25/05/1708 De eigenaars LESPEE en VAN PRAET vragen aan de schepenen van het Vrije met een rekwest om die omstelling in state te houden, wat ze bekomen.
09/06/1708 De hoofdman enz. vragen met een rekwest om alsnog de omstelling te mogen doen.
.. Daarop reageren LESPEE en VAN PRAET in hun procedure en sustenue dat een keur en meentucht niet aan de orde zijn omdat die schulden geen last zijn van de parochie.
.. De hoofdman enz. dient zijn advertissement in.
09/07/1708 De hoofdman enz. dient zijn rescriptie in waarmee hij reageert op het rekwest van 25/05/1708 van LESPEE en VAN PRAET.
14/07/1708 LESPEE en VAN PRAET dienen hun repliek in en de hoofdman enz. dient zijn dupliek in. De zelfde dag geven de schepenen van het Vrije een tussentijds vonnis.
22/01/1710 Enkele bewijsstukken worden uit het dossier gehaald.
02/05/1710 De schepenen geven LESPEE en VAN PRAET de kans om een volgend pleidooi, tripliek, in te dienen maar de zaak is intussen stil gevallen.
RAB BVR
LISSEWEGE 1710
FRAGMENTEN BINNENKOSTEN
Folio 11
2e ommestellijnghe A £ 0:3:4 gr par ghemet
Voorts is tot laste van den voorschreven jaere, ougst ende ontbloot 1710 nogh ommeghestelt bij forme van augmentatie tot aflossen van capitaelen van renten op den totalen nombre van lande deser prochie soo Vrijlanden, Canonijncklanden als de landen int ambacht van Dudzeele die met dese prochie maer en betaelen tot d’helft in de binnecosten, ten advenante van drije schellijnghen vier grooten uuijt den ghemete, bedraghende over de voorschreven nombre van drije duijsent vijf hondert sessendertigh ghemeten een lijne vijf roeden Vrijlandt, ter somme van 589:8:0 £ gr
Canonijncklandt A £ 0:3:4 gr par ghemet
Voorts compt hier over ghelijcke ommestellijnghe tot laste van de voorschreven nombre van 179 ghemeten 2 lijnen 38 roeden Canonijncklandt in advenante alsvooren uuijt den ghemete ter somme van 29 £ 19 sch 3 gr
Landen in t’ambacht van Dudzeele sijnde prochie Lisseweghe A £ 0:1:8 gr par ghemet
Voorts is tot laste van de voorschreven nombre van 526 ghemeten 1 lyne 11 roeden, soo Vrij als Canonijncklandt, sorterende onder het ambacht van Dudzeele ende ter deser prochie alleenelijck betaelende tot dhelft in de binnecosten, nogh ommeghestelt tot een schellijnck acht grooten uuijten ghemete, bedraghende in ghelde ter somme van 43 £ 17 sch 3 gr
Somma 663:4:6 £ gr
Folio 13
Baete tauxatie ontbloot thienden d’anno 1710 (…)
Folio 23
Restanten van den overleden ontfangher sieur Francois de Tollenaere d’annis 1702 ende 1703
De selve worden ontfaen bij sieur Phlipe Gheijs van weghen desen collegie daertoe gheauthoriseert die danof bij particuliere rekenijnghe sal verantwoorden, dat hier dient voor memorie
Somma neant
Opghelichte pennijnghen ten intreste den pennijnck twijntigh courant voor wisselgheldt capitaels omme daermede af te lossen andere capitaelen ghecroijseert hebbende den pennijnck sesthiene ende twijntigh wisselghelt voor wisselghelt, dies den aflos hier naer onder het capitel van passive renten sal worden ghebroght.
Den rendant brijnght alhier in ontfanck[6] de somme van een hondert ponden grooten wisselgelt, soo veele hij op den 9en septembre 1711 uuijt crachte van octroij van desen collegie ende ten effecte alsvooren heeft ghelicht ten intreste den pennijnck twijntigh courant uuijt handen van sieur Jan Marrannes ende Jan Baptiste Plasschaert als vooghden van de weese kijnderen van sieur Andries de Smeuck, sijn hier per copie octroij ende obligatie daer onderstaende in courant 116 £ 13 sch 4 gr
Voorts brijnght den rendant alhier nogh in ontfanck de somme van drije hondert veerthien ponden grooten permissie wisselgheldt, soo veele hij op den 12 septembre 1711 heeft ghelicht ten intreste den pennijnck twijntigh te betaelen in courant uuijt crachte van octroij ende ten effecte alsvooren uuijt handen van sieur Pauwels Nieuwmunster, sijn hier per copie octroij ende obligatie daer onder staende in courant 316 £ 6 sch 8 gr
Voorts compt hier in ontfanck de somme van drije hondert eenen t’seventigh ponden acht schellijnghen acht grooten wisselgheldt, soo veele den rendant heeft ghelicht uuijt crachte van octroij ende ten effecte als vooren ten intreste den pennijnck twijntich courant uuijt handen van m’her Pieter Adriaen l’Espee, heere van Straeten etcetera op den 12en septembre 1711, sijn hier per copie octroij ende obligatie daer onder staende in courant 432 £ 17 sch 1 gr
Voorts brijnght den rendant nogh in ontfanck de somme van drije hondert ponden grooten wisselgheldt, soo veele hij op den 12en septembre 1711 heeft ghelicht uuijt crachte van octroij ende ten effecte als vooren ten intreste den pennijnck twijntich courant uuijt handen van den selven m’her Pieter Adriaen L’Espee, sijn hier bij copie octroij ende obligatie daer onderstaende in courant 350 £ gr
Voorts comt hier nogh in ontfanck de somme van een hondert vierentsestigh ponden vijf schellijnghen elf grooten wisselgheldt, soo veele den rendant op den 12en septembre 1711 heeft ghelicht uuijt crachte van octroij ende ten effecte als vooren ten intreste den pennijnck twijntigh courant uuijt handen van den voornoemden heere L’Espee, sijn hier per copie octroij ende obligatie daer onderstaende in courant 191 £ 13 sch 6 gr
Voorts brijnght den folio 26 verso
Voetnoten
[1] Zie daartoe de overzichten van de zetting en pointing per parochie en heerlijkheid in de jaarrekeningen van het Vrije. Rijksarchief Brugge, Registers van het Brugse Vrije (inventaris 15-16).
[2] Zie daartoe de uitgaven voor de betaling van intresten en terugbetaling van kapitalen in de parochierekeningen van Lissewege. Rijksarchief Brugge, Registers van het Brugse Vrije (inventaris 15-16).
[3] Zie Rijksarchief Brugge, Brugse Vrije, Processen, Ongeordend, nr. 45870.
[4] Zie Rijksarchief Brugge, Registers van het Brugse Vrije (inventaris 15-16).
[5] Zie in de Plakkaatboeken van Vlaanderen.
[6] Bij copie octroij ende obligatie als in den tekst