☰ Extra

De parochiekerk Sint-Jacob-de-Meerdere te Hoeke en haar grafzerken[1] uit de 16de, 17de  en 18de  eeuw

Johan Deckers

Begin vorige eeuw verscheen Geschiedkundige snipperingen uit Houcke’s verleden en heden (zonder datum), de eerste monografie over Hoeke, geschreven door pastoor-geschiedkundige Juliaan Opdedrinck. Meer aandacht kwam er van Antoine De Smet die de herwerking van zijn proefschrift[2] publiceerde als L'origine des ports du Zwin. Damme, Mude, Monikerede, Hoeke et Sluis[3].  Ook Rond de Poldertorens en ‘t Zwin Rechteroever schonken ten gepaste tijde aandacht aan het kleine Zwinstadje.  Het laatste decennium is de belangstelling voor Hoeke stevig toegenomen, vooral door zijn functie in het voorhavennetwerk langs het Zwin. Jan Trachet deed heel wat onderzoek in het kader van zijn Zwinproject naar verdwenen middeleeuwse havensites[4]. Kristiaan Dillen schetste de geschiedenis van de stad Hoeke in de 13de-16de eeuw in een breder kader met ook bestuurlijk-administratieve en economische invalshoeken[5]. Dit artikel belicht de geschiedenis in de eeuwen na deze periode;  waarbij het havengebied werd omgevormd tot landbouwgebied.

De parochie Hoeke werd gesticht vanuit de moederparochie Oostkerke, die op zijn beurt afhankelijk was van de Sint-Quintensabdij uit Vermandois. De  oudste vermelding van een kapel dateert uit 1260. Dankzij een schenking omstreeks 1270-1280 van de Duitse koopman Hendrik van Coussevelde van een som van tweehonderdvijftig ponden Vlaams werd de  bestaande kapel verbouwd tot een vroeggotische kerk[6].

In 1855 werd de vloer van de kerk heraangelegd; netjes verspreid over de blauwe natuurstenen kerkvloer liggen nu zestien grafstenen uit de 17de  en 18de eeuw, de meeste in heel behoorlijke staat. In en net voor het portaal bevinden zich nog vier grafstenen, waarvan er  twee dateren uit de 16de eeuw[7]. In zijn visitatieverslag van 16 januari 1725[8] maakte pastoor Joannes van Ravenbrouck[9] melding dat de vloer enkele jaren voor zijn bezoek vernieuwd was en een aantal grafzerken, waarvan enkele teruggingen tot de 13de  eeuw, waren verwijderd. Een manuscript uit 1789[10], maakt melding van 26 grafzerken, waarvan negentien nu nog aanwezig zijn. De grafsteen van pastoor Joannes vander Voort, nu in de kerk in het koor, werd niet vermeld in dat manuscript. Daarnaast werden er dus nog zeven andere grafzerken vermeld,  die nu niet meer aanwezig  zijn (zie hoofdstuk 7) .

  1. Het portaal.

Afbeelding1

Figuur 1  Jan de Hervy - Kaart van de Zwinstreek 1501 (detail) vlaamseprimitieven.vlaamsekunstcollectie.be

Op de kaart van de Zwinstreek (zie Figuur 1)  van Jan de Hervy (1501) is te zien dat de kerk, in tegenstelling tot vandaag  een achthoekige toren had, die niet boven het portaal geplaatst was[11]. De kerkrekening van 1638 bevestigt dit alleszins[12]. De Brugse metselaar Marcus Feys werd vijfendertig  pond en tien schellingen betaald voor het herstellen van muren van het oude koor en de zuidmuur, het metselen van drie nieuwe pilaren en het afbreken van het oude portaal. Verder kreeg  Simon van Houtte drie pond zes schellingen voor het matsen van get nieuwe portaal …ten jaere 1638. Nagelmaker Anthone De Vos leverde de nagels en het ijzerwerk voor het portaal en Pieter van Praet leverde een schipvracht hout, kalk, schalies en andere tot maecken vant portaal ende andere reparatien. En het voorseyde nieuwe portaal werd van een nieuw dak voorzien door schaliedekker Jan de Brauwere.

In zijn visitatiebezoek in 1640 spreekt deken Jennyn van een …portico ante turrim[13], een portaal vóór de toren. Het is dus duidelijk dat de kerktoren dan nog niet boven het portaal stond.

Volgens Devliegher[14] was het portaal  in 1715 in zo’n vervallen staat dat men het wilde slopen teneinde het materiaal voor de herstelling van de kerk te kunnen gebruiken. De kerkrekeningen uit die periode[15] maken geen meldingen van werken aan portaal of toren.  Het visitatieverslag van pastoor Joannes van Ravenbrouck[16] uit 1725, is duidelijk en maakt melding van une nef précédée d’une tour carrée, een vierkante toren vóór het middenschip (zie Figuur 2), zoals de situatie nu is. Die toren, met een hoogte van 11,88 meter en een breedte van 2,70  meter, en bekroond met een kleine spits, was volgens hetzelfde verslag verdeeld in vier verdiepingen.  De eerste verdieping bevatte vensters aan elke zijde die gevuld waren met drie louvres[17]. De tweede en derde verdieping werden beide verlicht door drie schietgaten. De toren stond eerder in verbinding met de beuk via een spitsboogvormige doorgang, maar was  afgesloten door het doksaal. De toegangsdeur bestond uit  een drielobbige spitsboog.

De huidige deurnaald, versierd met bladmotieven, draagt de datum 1638 en is dus waarschijnlijk hergebruikt.

Afbeelding2Figuur 2 Kerk Hoeke - BRUGGE Rijksarchief INV 114-851 Kaart van een hofstede gelegen te Hoeke, in de watering van 's heer Baselishoek, 5de, 6de, 16de, 20ste begin, in het bezit van Jan Cavey, 18de eeuw (detail)

Voor de toegangsdeur van de kerk ligt de uitgesleten grafzerk in blauwe kalksteen van jonker Artus Becquet (+ 25 juli 1627), zijn echtgenote Margriete Destrev (+ 12 april 1627) en hun kinderen Jan Mathieu (+ 3 augustus 1626) en Magdalena (+ 21 augustus 1627). Becquet was op het ogenblik van zijn overlijden kapitein van een driehonderd man sterke compagnie voetvolk uit het nabijgelegen fort St.-Donaas. Verder was hij ook nog commandant van de andere “Spaanse” forten:  fort St.-Job en fort St.-Frederik, die samen met fort St.-Donaas reeds voor het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) waren opgericht. Na het beëindigen hiervan werd in 1622 het Isabellafort gebouwd, waar hij dus waarschijnlijk ook het bevel voerde.  

Naast de parochiekerk in Hoeke was er in het voormalige fort St. Donaas ook een kapel, waarvan de doop-, trouw- en begraafregisters voor de periode van 1662-1702 nog bewaard zijn[18].  Waar er in deze registers vooral geboorten en huwelijken zijn geregistreerd,  vinden we er tussen 1683 en 1702 ook dertig overlijdens terug, meestal met de opmerking: begraven in Hoeke. Voor de periode 1651-1689 vinden we in de begraafboeken van de St.-Jacob-de- Meerderekerk honderdvijfenzestig vermeldingen terug van begrafenissen van kinderen, echtgenotes en soldaten ex fortalitio sancti Donatiani.

(Grafsteen 20) SEPULTURE VAN JONCKER ARTUS BECQUET IN ZIJNE/ LEVEN CAPETIJN VA EEN/ COMPAGNIE VAN DRIE/ HONDERT MANNEN TE/ VOET/ COMMANDERENDE/ IN HET FORT VAN SINT/ DONAES ENDE ANDERE/ FORTEN TEN DIENSTE/ VANDE CONINGLICKE MAJESTEIJT VAN SPAENHEN/ OVERLEET DEN XXV/ JULET ANNO 1627/ ENDE JONCVR MARGRIETE DESTREV/ FA JAN ZIJNE HUIJSVR/ DIE OVERLEET DEN XII APRIL 1627 ENDE JONCKER JAN MATHIEU BECQUET FS ARTUS DIE OVLEET DEN IIIEN AUGUST 1626 ENDE JONCVR MADELEENE BECQUET FA ARTUS OVLEET DEN XXI AUGST 1627   BIDT OVER DE ZIELEN

Bij het binnengaan van het portaal stapt men over de grafsteen in blauwe kalksteen van Pieter Lieven, zijn echtgenote Catharina Caf en vijf van hun zeven  kinderen. De grafsteen wordt nu als drempel gebruikt, de linkerkant is afgehakt. 

Petrus Lievens[19] werd begraven op 20 juli 1677, drie dagen na zijn overlijden, naast zijn echtgenote die één jaar eerder was overleden (+ 28 september 1676). Hij was dismeester en meester van Onze Lieve Vrouw. Deze Confrérie van O.L Vrouw der Zeven Weeën werd in 1647 gesticht door Pastoor S. Jennyn[20].  In 1724 vaardigde paus Benedictus XIII een Bul uit met  schenking van aflaten aan de broederschap van O.L. Vrouw van Zeven Smarten[21].  Boven het graf van Hubrecht Caf, rechts achteraan in de kerk, staat nu op een houten voetstuk het gekleed beeld van O.L. Vrouw der Zeven Weeën. Haar metalen hart, doorboord met zeven zwaarden, verwijst naar een cholera-epidemie uit 1832.

(Grafsteen 19) SEPULTURE VANDEN EERSAEMEN PIETER LIEVEN FS PIETER IN SIJN TIJT ONSE L. VRAUWE MER ENDE DISCHMR DESER STEDE EN PROCHIE VAN HOUCKE DIE OVERL DEN 17EN JULY 1677 ENDE VAN JOE CATHARHINA CAF FA LAUREIJN ZIJN HUIJSVR DIE OVERL DEN 28EN 9BRE 1676  ENDE HEBBEN T’SA GEPROCREERT IN HUN HUWEL 7 KINDEREN TE WETEN MARIJ, PIETERKEN, LAUREIJNS, COENRAET, JACOB , PETRONELLE EN PR LUDOVICUS WAER VAN HIER BIJ HAER LIGGEN EN RUSTEN COENRAET OVERL .. MEYE 1675 ENDE LAUREYNS DIE OVERL DEN 25 AUGST 1676 EN PIETERKEN EN JACOB OVERL DEN 8EN 7BRE EN PR LUDOVICUS OVERL DEN 26 9BRE 1676. GODT GEEFT HUN DE EEUWIGHE RUSTE.

Verder in het portaal in de zijmuren bevinden zich nog de grafplaten van twee burgemeesters die hierna aan bod komen.

 

  1. Drie burgemeesters

Hoeke ontstond na de vorming van het Zwin (omstreeks 1134) als een kleine bewoningskern op een verhoging in het landschap, waar er mogelijkheid was om sloepen aan land te trekken en terug te water te laten. Van een klein vissersdorp evolueerde Hoeke naar één van de voorhavens van Brugge, waarbij de belangrijkheid en de bevolking snel toenamen toen Duitse kooplieden er zich halfweg de 13de eeuw kwamen vestigen. Hoeke kreeg stadsrechten in 1270. De stad strekte zich uit aan beide zijden van de hedendaagse N49, van de huidige kern rond de parochiekerk tot het havengebied Ten Houcke Boven. Eind 14de eeuw zwakte het belang van de haven gestaag af, vanaf  de 15de eeuw zakte het inwonersaantal geleidelijk. Er kwam ook een heroriëntering van het water naar het land; de focus verschoof van het havengebied meer inlands naar rurale activiteiten. Dit leidde uiteindelijk tot een kleine landbouwersgemeenschap die toch nog opportuniteiten bood voor een aantal inwoners. Zoals we verder zullen zien zorgde de poldergrond bij sommigen zowel voor rijkdom als voor status.

De stad Hoeke werd bestuurd door een college van burgemeesters en schepenen, die samen met de baljuw de graaf vertegenwoordigden. De burgemeester vander stede of van de schepenen was de voorzitter van de schepenbank en overzag het bestuur van de stad, terwijl de burgemeester van den coerse in Hoeke vooral verantwoordelijk was voor de stadsfinanciën.  De burgemeesters werden bijgestaan door schepenen (vier in de 16de eeuw). Daarnaast spraken ze samen met de baljuw recht in de vierschaar. Zowel burgemeesters als schepenen werden gekozen uit de poorters van de stad[22].

(Grafsteen 18) SEPULTURE VAN BOUDEWIN DE CORTE DIE OVERLEET DEN XXVEN IN HOIJMAENT XVCVICHTICH ENDE JONCVRAUWE LIJZEBETTE FA PIETER LAUWAERT HET WIJF WAS VAN BOUDEWIN VOORS. OVLEET DEN LAETSTEN I NOVEBRE XVCLII

In het portaal vallen onmiddellijk de twee fraai gegraveerde grafstenen op uit de 16de eeuw, die links en rechts in de muren zijn ingewerkt.   In de zuidmuur van het portaal, rechts bij het binnenkomen, bevindt zich de oudste grafsteen, in blauwe kalksteen, van Boudewin de Corte en zijn echtgenote Lijsebette Lauwaert. Beiden staan op een dambordvloer met de handen in gebedshouding. Boven hun hoofden zijn de respectievelijke wapenschilden afgebeeld. Links van de man staat hun zoon, rechts van de vrouw hun dochter. Het gezicht en de handen waren vroeger belegd met wit marmer. In de vier hoeken onderbreken vierpassen met de evangelistensymbolen het randschrift in gotische minuskel.

Boudewijn de Corte draagt een tot over de knieën reikende tabbaard, een wijd neerhangend bovenkleed, waarvan de schijnmouwen met armsplitten afhangen. Daarboven draagt hij een paltrok, een mouwloze mantel. Over de benen zit een hozen, een soort maillot;  aan zijn voeten heeft hij instapschoenen. Zijn echtgenote Lijsebette draagt een lange vrouwentabbaard met een ceintuur om het middel. De tabbaard is naar Spaanse mode vooraan gespleten, en heeft brede trechtervormige mouwen. Op het hoofd draagt ze een ondermuts, met sluier die op de rug neervalt. De zoon is tot op de middel gekleed in een gesloten wambuis, een  gewatteerd vest gemaakt van lagen linnen in banen gestikt. Onder een korte overbroek draagt hij hozen en instapschoenen aan de voeten. De dochter draagt net als haar moeder een brede tabbaard. Op het hoofd heeft ze eveneens een kapje met afhangende sluier (zie Figuur 3)[23].

Afbeelding3Figuur 3 Detail grafzerk Boudewijn de Corte en zijn echtgenote Lijsebette Lauwaert - in portaal  (foto auteur)

De Corte blijkt geen wortels in Hoeke te hebben gehad, maar was er wel vier jaar na elkaar burgemeester van de stede (1546-1549), met Jacob Beels (zie verder) als burgemeester van den coerse. Hij bleek ook heel wat grond te bezitten in Hoeke[24], mogelijk is dit massale grondbezit de reden van zijn aanwezigheid in de stad. Hij overleed op 25 augustus 1550, zijn echtgenote op 30 november 1552. In 1554 was zijn erfgenaam, tkindt van boud de Corte, met 6.64% grondbezit de tweede grootste landeigenaar van het schependom Hoeke, na Jacob Beels[25]

(Grafsteen 17) SEPULTURE VAN JACOP PIETER SUENS BEELS OVLEET DE III I NOVEBRE XVC LVIII EN VA MADELENE FA JAN DE WIELMAEKERE ‘TVOORST JACOBS WIJF WAS DIE OVLEET AO XVc (niet ingevuld).

Volgens het handschrift MS 451 uit de Brugse Biekorfbibliotheek overleed hij in 1554 i.p.v. in 1558.

Aan de noordkant, links bij het binnenkomen en ingemetseld in de muur, bevindt zich de grafsteen in blauwe Doornikse kalksteen van Jacop Beels (+ 3 november 1558) en zijn echtgenote Madelene De Wielmaekere (overlijdensdatum niet bekend). Ook zij staan op een dambordvloer, met de handen gevouwen voor het lichaam. De hoofden en de handen alsook de vierpassen in het randschrift waren eertijds bezet met koper inlegwerk. Het randschrift is eveneens in gotische minuskel. Onderaan de steen zijn knielend hun kinderen afgebeeld, links vijf jongetjes, rechts vijf meisjes.

De kledij van Jacob Beels is bijna identiek aan die van Boudewijn de Corte. Een tabbaard met lange mouwen en armsplitten, daarboven een paltrok, verder nog hozen en plompe galootschoenen. Zijn vrouw Madelene de Wielmakere is gekleed in een vrouwentabbaard, vooraan gespleten met trechtervormige mouwen, omgeslagen op de voorarm. Op de schouders zit een brede schouderkraag. Ook zij draagt een ondermuts met neervallende sluier (zie Figuur 4). Hun zonen dragen een gesloten paltrok en een doorsneden pofbroek. De dochters zijn gekleed in een brede tabbaard, klokvormig vanaf de smalle middel. Net als hun moeder dragen ze op het hoofd een nauwsluitend kapje met neerhangende sluier (zie Figuur 5) [26].

De wortels van Jacob Beels liggen mogelijk in Sint-Anna- ter-Muiden, waar een familie Beels  in vijftiende en zestiende eeuw behoorde tot de aanzienlijkste van Mude[27]. In de torenkapel van de plaatselijke kerk ligt een grafzerk van Jan Beels en zijn echtgenote. Hij overleed op 27 juli 1439[28].

In tegenstelling tot Boudewin De Corte was Beels wel stevig verankerd in Hoeke; zowel zijn grootvader Quinten als zijn vader Pieter waren er meerdere malen burgemeester.

Afbeelding4Figuur 4 - Detail grafzerk Jacob Beels en zijn echtgenote Madelene de Wielmaekere - in portaal  (foto auteur)

Afbeelding5Figuur 5 - Grafsteen Jacob Beels en zijn echtgenote Madelene de Wielmaekere  detail: de kinderen (foto auteur)

Jacob Beels was actief als landbouwer en erg nadrukkelijk aanwezig in het Hoeke van de 16de  eeuw, waarbij zijn invloed zich tot in alle hoeken van de stad uitstrekte. Hij was schepen en tresorier van de stad en tussen 1535 en 1558 21 keer burgemeester.

Daarnaast was hij ook nog enige tijd ontvanger en sluismeester van de watering van ’s Heer Baselishoek[29], en baljuw van de steden Hoeke en Monnikerede. In 1554 was hij ruim de grootste grondbezitter met 15% van het grondbezit van het schependom Hoeke in zijn bezit[30].   Naast de naam van een wettelijke zoon, Boudewijn Jacobsseune, kennen we ook de naam van een bastaardzoon:  Hansken[31].

Zijn echtgenote Madelene de Wielmaekere was dochter van een voormalig burgemeester van Hoeke, Jan de Wielmakere. Na haar dood liet deze vidua Jacop Beilz twee aanzienlijke stukken grond in Hoeke na aan de armendis van Oostkerke, in ruil voor twee jaarmissen[32].  Daarnaast moest er ook de zondag voor Kerstmis hout, lijnwaad en proviers[33] uitgedeeld worden.

In 1725 lagen de hierboven vermelde grafstenen van de beide burgemeesters naast elkaar in de vloer van de toren[34]. Verder lag daar ook nog de grafzerk van Berthelemeeus Wielmakere, overleden op 3 juli 1533, die nu niet meer terug te vinden is in de kerk. Het is goed mogelijk in deze kleine gemeenschap dat hij familie was van de vrouw van Jacob Beels, Madelene de Wielmaekere.

Grafsteen 7) VRIJE SEPULTURE/ VAN DEN EERSAEMEN/ FRANCOIS DRIESSENS/FS MATHYS GEPROCRE EERT BY/ ANNA BULCKE GEWESEN DISCH/ MEESTER DESER PAROCHIE HOUCKE/ OVERL DEN (niet ingevuld) IN DEN/OUDERDOM VAN (niet ingevuld) ENDE VAN D’EERBAERE MARY JACOBA DEMAECKER/ FA NICOLAES GEPROCRE EERT BY/ CATHARINA LONGERSPEYE GEBOORT/ DESER PAROCHIE HOUCKE HUIJSVR/ VAN FRANCOIS DRIESSENS OVERLEDEN SONDER LICHAMELIJCKE HOIRS/ ACHTER TE LATEN OP DEN 28 JUNY/ 1782 IN DEN OUDERDOM VAN 46 JAER/ HEBBENDE T’SAEMEN IN HUWELIJCKE/ GEWEEST DEN TYDT VAN OMTRENT/ 5 JAER,  WIENS ZIELE GODT ALMACHTIG/ GENAEDIG SY  onderaan staat: BIDT VOOR MYNE ZIELE/ GIJ LIEDEN TEN MINSTEN/ MIJNE VRIENDEN

Centraal in de kerk, waar in de winter een kachel staat en net voor de windroos in wit, Rouge Royale en Jaune Claire marmer ligt de witmarmeren grafplaat van Francois Driessens fs Mathys.  Of toch tenminste de steen die op het graf lag waar hij verondersteld werd zijn laatste rustplaats te krijgen. In Houtave huwde Francois Driessens op 1 augustus 1777 met Maria Jacoba De Maecker, ze waren dan respectievelijk 36 en 41 jaar oud. Voor De Maecker was het haar tweede huwelijk, ze was eerder al gehuwd geweest met Joseph van Halsinghe (zie hoodstuk 4).  Wanneer ze verhuisden naar Hoeke is niet bekend, maar op het ogenblik van het overlijden van zijn echtgenote, op 28 juni 1782, was Driessens er volgens het grafschrift dismeester. Ze hadden geen kinderen, overleden sonder lichamelycke hoirs (erfgenamen) achter te laten. Volgens het overlijdensregister werd zijn vrouw drie dagen na haar overlijden begraven in ecclesia met een gezongen mis en de hoogste dienst (missa cantata - officio summo). Haar man werd als landbouwer (rusticus) vermeld in het register.

Een half jaar later al, op 15 oktober 1782, trad Francois Driessens voor de tweede maal in het huwelijk, ditmaal met de uit Hoeke afkomstige Judoca Valcke.  Als de demografische gegevens kloppen was ze op dat ogenblik nog maar 15 jaar (geboren op  31 augustus 1767). Samen kregen ze tussen 1786 en 1795 zes kinderen, waarvan er drie op jonge leeftijd overleden.

Driessens bracht het zelfs tot burgemeester; in 1805 werd de geboorteakte van Pitronille Mengé  opgemaakt door de burgemeester van Hoeke,  Francois Driessens, daar de burgemeester van Westkapelle, Jean Mengé, als vader van het kind deze taak niet kon vervullen[35].

Het is verder niet bekend wanneer zowel hij als zijn tweede echtgenote Judoca Valcke overleden zijn of waar ze begraven werden. Mogelijk werd  de grafkelder onder de grafsteen in deze kerk alleen gebruikt voor zijn eerste echtgenote Maria Jacoba De Maecker en werd hij zelf bij zijn tweede echtgenote op een andere plaats begraven.

  1. Twee pastoors en een kwezel.

De oudst bekende pastoor van de parochiekerk van Hoeke zou Willem Blonde zijn[36]. De oudst bekende kerkrekening 1572-73 werd ondertekend door pastoor Angelus van Hegmondt[37]. Op 14 maart 1576 werd hij pastoor in de buurgemeente Westkapelle.

Jozef Rathé was van 11 oktober 1971 tot 1 april 1994 de laatste pastoor. In de dreef die leidt naar de kerk staat zijn borstbeeld, als eerbetoon aan alle pastoors van de Sint-Jacob-de-Meerderekerk van Hoeke.

(Grafsteen 1)  HIER LICHT BEGRAVEN HEER EN MR/ IOANNES VANDER VOORT FS ANTHONY/ DIE OVLEEDT PASTOR DESER PAROCHIALE KERKE/ VAN HOUCKE DEN 14 MEY 1668. Bovenaan wapen -  Onder tekst: figuur met kelk in cartouche – daaronder IN VREDE MOET SIJN SIELE RUSTEN        

Centraal in het koor achter de 18de-eeuwse houten communiebank ligt de grafzerk van pastoor Joannes vander Voort, overleden op 14 mei 1668, en volgens de begraafregisters de volgende dag begraven voor het hoogaltaar (ante altare magnum). Hij volgde op 5 augustus 1665 Sebastianus Jennyns op, die verlofbrieven had gekregen voor hogere wijdingen. Sebastianus Jennyns was broer van Guillielmus Jennyns[38], pastoor van Westkapelle van 1636-1673 en in 1638 korte tijd deservitor[39] van de parochie van Hoeke. In 1640 deed hij ook een visitatie van de kerk van Hoeke en maakte er een verslag van (zie hoofdstuk 1). Onder de graftekst staat een cartouche met daarin een afbeelding van een priesterkelk in een medaillon  (zie Figuur 6). 

Merkwaardig genoeg staat de grafsteen van Joannes vander Voort niet vermeld in MS 451[40].

Afbeelding6Figuur 6 Grafsteen van Joannes vander Voort in koor - detail: priesterkelk  (foto auteur) 

(Graf 4) SEPULTURA/ R ADM. D. IACOBI CROES/CAPPELANI IN CLEMSKERQ/ DESERVITORIS DAMMENSIS/ULTIMA PASTORIS IN HOUCKE/ AD 7 ANNOS/ OBIIT 7 AUGUSTI 165.  Eronder staat een kelk afgebeeld, dan REQUIESCAT IN PACE  en daaronder een  doodshoofd

Joannes vander Voort werd opgevolgd door pastoor Jacobus Croes, die eerder kapelaan was in de Brugse Sint-Donaaskerk en te Damme. Na een passage als onderpastoor in Klemskerke werd hij op 5 juni 1661 aangesteld als pastoor te Hoeke waar hij op  8 augustus 1675 begraven werd voor het hoofdaltaar.

In 1671 betaalde het burgerlijk bestuur van Westkapelle pastoor Croes een zekere som om  gedurende het jaar op ieder zon- en heiligdag een ‘nuchtermesse’ of vroegmis te komen lezen[41], zodat iedereen de kans zou hebben de mis bij te wonen.  …  Telcken sondaghe ende heijlich daghe soude commen doen eene nuchtermesse, vermidts binnen deselve prochie geenen cappellaen en is ghefondeert, thone causeerde datter ten diveersche hofsteden altijt ijemant moste wesen sonder missen te connen hooren. Om meer dan één mis per dag te mogen celebreren, het zogenaamde bineren, moest een priester toestemming krijgen van het bisdom[42].

Zijn grafsteen onder de preekstoel is zwaar uitgesleten en lag volgens MS 451[43] in het koor (zie Bijlage 2).

 (Graf 11) I.H.S./ VRIJ SEPULTURE/ VAN IOE MARIE GODELI/ DE VLOO F.IOANNIS/ BAPTISTAE EN ANNA DE LYE GEBOREN TOT /GHIDTS GEESTELICKE/DOCHTER EN SUSTER/ VAN D HEER IGNATIUS ALBERT/ DE VLOO ROOMSCH PASTOR/ TOT SLUYS/ EN ALDAER OVERL DEN/ 25 AUGUST 1750/ OUDT 42 JAEREN/BIDT VOOR DE ZIELE

Aan de linkerkant van de kerk, iets voor het midden ligt de witmarmeren grafsteen van Maria Godelieva De Vloo geestelicke dochter. Geestelijke dochters, ook kwezels genoemd, kwamen vooral in de 17de en 18de eeuw voor. Het waren ongehuwde, katholieke vrouwen die een leven leidden ten dienste van God. Ze legden wel de geloften van gehoorzaamheid en kuisheid af, maar die geloften waren niet eeuwig; men kon op elk moment ‘uittreden’[44].  Maria Godelieva De Vloo werd geboren op 24 augustus 1708 als dochter van Joannes Baptist en Anna de Lye in Gits, waar de familienaam De Vloo een veel voorkomende naam was. De begraafregisters  van Hoeke vermelden dat ze op 25 augustus 1750 om 2 uur in de morgen op 42-jarige leeftijd overleed in Sluis en twee dagen later in Hoeke in het koor met de hoogste dienst begraven werd.

De grafsteen vermeldt verder dat ze de zuster was van de Heer Ignatius Albert De Vloo Roomsch pastor tot Sluys. Geboren in Gits op 7 november 1716 werd hij op 10 juni 1743 onderpastoor benoemd te Rumbeke, in de Sint-Pieters- en Pauluskerk. Drie jaar later op 20 mei 1748 werd hij pastoor in de rooms-katholieke H. Johannes-de-Doperkerk te Sluis, waar hij dus samen met zijn zuster verbleef.

Afbeelding7Figuur 7 - De pastoors van Sluis - bord in H. Johannes de Doperkerk te Sluis - 1748-1758 Ignatius de Vloo (foto auteur)

Op dat ogenblik werd er door de Staatse overheid nog oogluikend toegestaan dat de katholieken discreet hun godsdienst beleden, eerst in een schuur en later in een burgerhuis. In 1749 werd de katholieke godsdienst echter verboden en tot in 1752 trokken de katholieken naar Hoeke waar pastoor De Vloo voor hen de mis opdroeg[45]. Tien jaar later, in 1758 eindigde hij als kanunnik van de Onze-Lieve-Vrouwkerk te Brugge en pastoor van de eerste portie[46]. Hij stond bekend als een begenadigd en begaafd predikant, die … alom met eenen aldergrootsten drift en genoegen is gehoord geweest…

Na  zijn overlijden op 11 oktober 1775 werd hij niet begraven in het graf van zijn zuster te Hoeke,  maar in het koor van de Brugse Onze-Lieve-Vrouwkerk. Tussen 1788 en 1794 werden niet minder dan twaalf volumes van zijn sermoenen gepubliceerd[47].

  1. Josephus van Halsinghe en zijn echtgenote Maria Jacoba Demaecker, een zeldzame inkijk in een 18de -eeuws huwelijksleven.

(Graf 3) D.O.M./ SEPULTURE/ VANDEN EERSAEMEN/ JOSEPHUS VANHALSINGHE/ F. MARINI BY MARIE FAGELS GEBOOR/ VAN CNOCKE IN SY LEVEN SLUIJSME/ ESTER VAN S HEERS BASELIS WAE/ TERINGE OVERL DEN 15 MEIJE 1777/ OUDT 50 JAEREN DEN WELCKEN TOT/ LAVENIS VAN SYN ZIELE (onleesbaar)/ SIJN OVERL VRIEND TEN LASTE VA KERCKE/ EN DISCH VA HOUCKE GEFOND HEEFT EEN/ EUWIGH JAERGET MET DRIJE LESSEN/ OP SIJN STERFDAGH EN ELF LESENDE MISSEN/ TELCK EERSTEN ONBELET DAG  VAN IDER/ MAENT EEN MET WASLICHT EN PROFUNDIS/ TEN GRAVE EN TELCKEN SONDAGE SIJN ZIELE/ TE RECOMMAND INDE GEBED VANDE GEMEENTE/ BESET OP EEN PARTIE BILCK VANH GEMETE DEEL VAN ACHTE/ LIGGENDE BIJ DE SWARTE/ SLUIJSE OOST VAN DE KERCKE VAN HOUCKE/ ENDE VAN DEERSAEME MARIA JACOBA DEMAECKER/ FA NICOLAIJS BY CATHA.NE LOENGERSPEYE SYN/ HUYSVR GEBO VAN HOUCKE OVL 28 JUNY 1782 OUDT 46 JAE/   REQUISCANT IN PACE

Van Joseph van Halsinghe  en zijn echtgenote Maria Jacoba Demaecker vinden we in de archieven heel wat sporen terug die ons een uitgebreide blik gunnen in het leven van een vermogende herenboer uit de 18de eeuw.

Geboren te Knokke op 16 januari 1728,  huwde hij op 27 mei 1755 in de parochiekerk van Hoeke met de 19-jarige Maria Jacoba de Maecker. Bij het opmaken van hun huwelijkscontract op 15 mei 1755[48] was ze vergezeld van haar moeder en oom, die tevens haar voogd was. In de huwelijksovereenkomst werd bepaald dat, bij het overlijden van één van hen na de solemnisatie ende consommatie vanden selven aenstaende huwelicke, de overlevende alle kleren en juwelen zou krijgen, alsook de beste coutse ende bedde[49], behoorlick gestoffeerd. Ook de meubelaene en catheylicke goederen[50] van het sterfhuis kwamen de overlevende toe. Alle resterende goederen, zowel immeuble als meuble (onroerend als roerend), zouden tussen de langstlevende en de kinderen worden verdeeld volgens het dispositij vande costuyme ende deel bouck vanden lande vanden vrijen. Indien er geen kinderen (nog in leven) waren, kwam alles de langstlevende toe. Tenslotte  was er nog een douarie[51] voorzien, zowel voor haar als voor hem.

Afbeelding8Figuur 8 BRUGGE Rijksarchief INV 114-855/856   Carte figuratif van den nomber  van 63 0 25 roeden lants sijnde eene schoone behuijsde hofstede competerende Josephus van alsijnge causa uxoris filia nicolaeijs de maecker gelegen ter Prochie van houcke ten vrijen

Uit de lijvige Staat van goed[52] opgemaakt naar aanleiding van het overlijden van Joseph van Halsinghe op 15 mei 1777 blijkt dat de inbreng van zijn echtgenote Maria Jacoba de Maecker in het huwelijk heel wat omvangrijker was dan de zijne. Van Halsinghe bracht een derde deel van een hofstede en land in Knokke en van gras- en zaailand in Sint-Anna-Ter-Muiden in, alsook de helft van land in Hoeke en Sint-Anna-ter-Muiden, goed voor een gezamenlijke oppervlakte van ongeveer 117 gemet (51.7 ha)[53]. De inbreng van zijn kersverse echtgenote bestond uit twee hofsteden met land in Westkapelle, een hofstede met land in Oostkerke en een grote hofstede met gras- en zaailand in Hoeke, die ze zelf bewoonden. Deze hofstede bestond uit een schone en welbehijsde hofstede … huijsinge scheure ende stalling ende boomen daer op staende[54]  (zie Figuur 8 - pijl). Verder bracht ze ook nog de helft van land in Hoeke en op de parochie Sint-Anna-ter-Muiden in.  De gezamenlijke oppervlakte van haar inbreng bedroeg om en bij de 120 gemet (53, 12 ha). Daarnaast droeg ze nog drie huijsekens ende woonsten staen aan houcke brugghe en een huis in het dorp van Westkapelle bij.

De Staat van goed beschrijft ook gedetailleerd de ruime indeling en de rijke inrichting van hun hofstede. Het woongedeelte bestond uit een keuken, een plattekamer (woonruimte) met onder andere een staende horlogie en een hoogkamer (slaapkamer), een achterhuis, gang, twee kelders met onder andere tweehonderd flessen wijn en vijftig pond Aberdeenvis[55], een huiszolder en een vaute (kamer gelegen boven een kelder). Op de hofstede bevonden zich ook een aantal bijgebouwen. In de paardenstal met zolder stonden negen werkpaarden en was er slaepinghe voor al de dienstknechten. Verder was er een schuur met landbouwmateriaal en een wagenhuis. In de koeienstal stonden tien melkkoeien en elf kalveren; op het erf werden zeven varkens en vijf biggen geteld naast een groot aantal hoenders. Op de vette weide bij de Zwarte Sluis liepen onder meer negentien ossen, twaalf koeien, een stier en een merrie rond; er stonden gewone- en fruitbomen. Er was ook nog de zeule en zaad[56] voor stukken land waarop tarwe, koolzaad, gerst, rogge, paardenbonen, wortelen en aardappelen stonden. Tenslotte werden er nog vijftig schapen, elk met hun lam, en vijfendertig jaarlingen geteld. In de Staat van goed werd ook een som van meer dan 2750 pond grooten contanten geld, inschulden en goet vanden sterfhuijse vermeld[57].

Van Halsinghe was naast herenboer ook sluismeester van ’s Heer Baselishoek. Een sluismeester was een bestuurder van  de watering, een leidinggevende functie, die verantwoordelijk was voor het naleven van de richtlijnen van de algemene vergadering en de dagdagelijks bestuur van de watering. Hun belangrijkste bevoegdheid bestond uit het doen onderhouden, herstellen en vernieuwen van de waterstaatkundige infrastructuur[58].

Op 2 september 1776 liet van Halsinghe overdinckende de broosheijt van s’mensches leven zijn testament opmaken voor pastoor A. Vanhee te Knokke[59]. Het is duidelijk dat hij zijn doortocht door het vagevuur zo vlot mogelijk wilde laten verlopen. Eerst en vooral vroeg hij om begraven worden in de kerk van de parochie waar hij op de dag van zijn overlijden zijn domicilie zou hebben. Hij wilde den ooghsten dienst, den disch[60] gedeckt met een sack graen gebacken in broot om uijt te delen aan den armen der parochie in dewelcke hij sijn domicliie sal hebben. Daarnaast moesten er zo vlug mogelijk driehonderd missen gecelebreerd worden tot lafenis van zijn ziel. Jaarlijks op zijn sterfdag wilde hij een plechtig jaargetijde met nocturnen en lauden laten celebreren,  alsook een maandelijkse gelezen mis met de psalm De Profundis. Bij deze gelegenheden wilde hij dat er telkens twee stallichten op zijn graf geplaatst werden. En er zou een rente moeten gecreëerd worden van drie pond grooten courant jaarlijks losselick[61] met een hondert vijftigh ponden grooten wisselgelt.  Deze rente moest bezet en gehypothekeerd worden op een bilk van acht gemeete en zesendertig roeden liggende bij de Swarte Sluys ter parochie van houcke paele ten vrijen noort oost van de kercke der voornoemde parochie.

Uiteindelijk kwamen ook zijn erfgenamen aan bod: En hier meede commende tot de generaele dispositie van alle sijne resteerende goederen soo meubele als immeubele declareert hij de selve te laeten aen sijn hoors en erfgenaemen.

Merkwaardig is wel het feit dat hij een eeuwig jaargetijde heeft ingesteld, in zijn grafsteen is gebeiteld.

In de 18de eeuw was men zich terdege bewust van de eindigheid van het leven en de belangrijkheid van het hiernamaals, want op 24 maart  1777 liet ook zijn echtgenote Marie Jacoba de Maecker haar testament opmaken voor pastoor Petrus Jongbloet van Hoeke[62]. Ze was gesont en frijs van lichaeme ende haer verstand, memorie ende sinnen magtig. Haar wensen in verband met haar zielenheil waren grotendeels gelijklopend met die van haar man; ze wenste wel twee sermoenen van de pastoor bij de sinckinge (teraardebestelling) en tijdens de hoogste dienst. Ze deed een schenking van honderd guldens wisselgeld ten profijte van onse Lieve Vrouwe. Aan de armen van de parochie zouden uitgedeeld worden alle haere dagelijcksche cleederen, item alle haer slegte lijn waeten die haer overgebleven man joseph van halsinghe sal believen uijt te steken ende te geven. Ook verder in het testament bleek dat ze er van uitging  dat ze voor haar echtgenoot zou sterven. Ze legde immers vast dat haar man na haar overlijden nog twaalf jaar het gebruik van de hofstede - waar de erfgenamen woonden - mocht behouden, mits het betalen van één pond grooten per gemet. Wie er toen precies op de hofstede woonde is niet duidelijk. De Staat van goed, opgemaakt na zijn dood, vermeldde dat er geen kinderen van der huijwelicke en zijn naer gebleven. Als erfgenamen stonden zijn broer en twee nichten vermeld[63]. Tenslotte kregen de dismeesters de som van negenhonderd vijfentwintig ponden wisselgeld. Een kleine twee maanden later was Joseph echter al overleden.

Twee en een halve maand na het overlijden van haar echtgenoot huwde Maria Jacoba Demaecker in Houtave met Francois Driessens. Ze overleed in Hoeke op zesenveertig jarige leeftijd op 28 juni 1782 en werd begraven in de kerk onder de grafsteen die ook den naam van haar tweede echtgenoot vermeldde. Deze huwde echter een tweede maal en werd waarschijnlijk samen bij zijn tweede echtgenote begraven (zie hoofdstuk 2).

  1. Kerkmeesters, dismeesters en sluismeesters.

In de kerk liggen de grafstenen van vijf kerkmeesters, drie dismeesters en twee sluismeesters.

De kerkmeesters waren verantwoordelijk voor het beheer van het kerkgebouw en haar goederen, zowel roerend als onroerend. Zij behoorden voornamelijk tot de meer vooraanstaande families van de parochie. Vanaf de Franse periode en het bewind van Napoleon werd de kerkfabriek hiervoor verantwoordelijk.

(Grafsteen 15) TER HEEREN GODTS/ SEPULTURE VAN DHEER CHAERLES/ HUGHES FS PIETER OVERLEDEN/ KERCKEMEESTER VAN DESE KERCKE/ THOUCKE OPDEN EESTEN MEYE/ 1654/  ENDE VAN IOE CATHARINE  LYBAERT/ FA MAERTEN SYN HUYSVRAUWE/ WAS OVERLEDEN OPDEN TWEEDEN/ APRIL 1654 Eronder doodshoofd, zandloper (zie figuur 11)  en BIDT VOOR DE ZIELEN

Carolus Hughes was afkomstig uit Brugge waar hij op 22 november 1607 gedoopt werd in de Onze-Lieve-Vrouwkerk. Hij was gehuwd met Catharina Lybaert en kerkmeester in Hoeke. Behalve wat hun grafsteen vermeldt, is er niets verder bekend over het echtpaar. Ze werden beide begraven in Hoeke in een tijdspanne van een maand; zijn echtgenote Catharina Lybaert op 2 april 1654, hijzelf op 1 mei 1654 (zie Figuur 9).

Afbeelding9Figuur 9  Uittreksel begrafenisregisters Hoeke  1654 - 2 Aprilis sepuluta est catarina Liebaert uxor Carroli hugges 1 maij sepultus est Carrolus hugges

 (Grafsteen 6) Bovenaan wapenschild SEPULTURE/ VAN DEN HERSAMEN MAERTEN/ DE VOS FS  MAERTEN TSYNEN/ TYDEN KERCKMEESTER VAN/ DESE KERCKE VAN DE STADT/ VAN HOUCKE ENDE TEVOOREN/ HOOFMAN ENDE KERCKMRE/ DER PROCHIE VAN LISWEGHE/ OVERLEET DEN 15 MAERTE 1661/  ENDE VAN IO MARIE PLATTEEL/ SYNE DERDE HUYSVROUWE/ DIE OVERLEET DEN (niet ingevuld)/ BY HAER GEPROCREERT/ HEBBENDE MAERTINE HUN/ EENIGE DOCHTER/ GODT GEDINCKE DE ZIELEN

Volgens het begraafboek werd op 31 maart 1661 Martinus de Vos begraven voor het hoofdaltaar (de grafsteen vermeldt als overlijdensdatum 15 maart 1661). De Vos werd op 28 oktober 1609 gedoopt in de Onze-Lieve-Vrouw-Bezoekingskerk te Lissewege waar hij volgens zijn grafsteen ook kerkmeester en hoofdman was geweest. In dezelfde kerk huwde hij in 1635 met Catharina Debrune, in 1643 met Catharina Vandenberghe en in 1652 met Maria P(l)atteel. Tussen 1637 en 1652 werden daar ook niet minder dan vier pasgeboren naamloze kinderen van hem begraven. Na zijn derde huwelijk verhuisde het echtpaar naar Hoeke, waar op 19 november 1656 hun dochter Martina werd gedoopt. Ook in Hoeke nam Martinus de Vos de functie op van kerkmeester.

 (Grafsteen 16) SEPULTURE VAN DEN EERSAME HUBRECHT CAF FILIIUS HUBRECHT IN SYNEN TYT KERCKMER DESER KERCKE VAN HOUCKE OVLEEDT DEN (niet ingevuld) ENDE VAN IOE MARIE VANDEN BERGHE EERSTE HUYSVROUWE FA IOORIS DIE OVERLEEDT DEN 31 LAUWE 1666 ENDE MARGRIETE VANDEBORNE FA IOORIS SYN TWEEDE HUYSVR DIE OVLEEDT DEN 30 APRIL 1668 IN VREDE MOETEN SIJ RUSTEN[64]

Rechts achteraan, in de zuidwesthoek van de kerk, onder het beeld van O. L. Vrouw der Zeven Smarten (zie ook hoofstuk 1) ligt de grafsteen van Hubrecht Caf en zijn twee echtgenotes. Caf huwde in Westkapelle op 8 juli 1651 met Maria vanden Berghe. Samen hadden ze tussen 1656 en 1665 vier kinderen. Zijn vrouw werd volgens het begrafenisregister op 2 januari 1666 in Hoeke begraven. Volgens de grafsteen overleed ze op 31 januari (lauwmaand). Tien maanden later, op 28 oktober 1666, huwde hij in Hoeke met Margareta Vandenborne. Op 1 mei 1668, één dag na haar overlijden,  werd ook zij ten grave gedragen in Hoeke. Hubrecht Caf was kerkmeester, zijn overlijdensdatum is niet bekend.

(Grafsteen 5) D.O.M/ SEPULTURE/ VANDEN/ EERSAEMEN PIETER RUISVOET FS/ (niet ingevuld) GHESTORVEN KERCK.MR DER/ STEDE EN PROCHIE VAN HOUCKE/ OP DEN 3EN JANUARY 1706/ ENDE/ IOE JOANNA BRUYNFAULT FA GEERAEDRT/ SYN EERSTE HUYSVR DIE OVERL/ IN DE PROCHIE VAN WESTCAPPELLE/ DEN 18EN SPORCLE 1685/ ENDE/ IOE MAGDALENA VERRYE FA/ LENAERT SYN TWEEDE HUYSVR/ DIE OVERL AL HIER DEN 21EN/ JANUARY 1702/ EN IOE CATHARINA VAN HOVE FA/ ANTHONE DIE OVERL (niet ingevuld)/  VOOR WIENS ZIELEN SEGHT/ REQUIESCANT IN PACE  

Petrus Ruisvoet woonde waarschijnlijk eerst in Westkapelle; op 4 mei 1691 werd daar zijn dochter Anna Maria gedoopt, ze overleed er twee maanden later. Moeder was zijn tweede echtgenote Magdalena Verrije, die overleed  op 21 januari 1702 te Hoeke. Zijn eerste echtgenote Joanna Bruynfault werd op 18 februari 1685 begraven in Westkapelle. Ruisvoet kan dus ten vroegste halfweg 1691, na de begrafenis van zijn dochter Anna Maria,  naar Hoeke verhuisd zijn, waar hij kerkmeester was tot aan zijn dood op 3 januari 1706. Op dat ogenblik was hij een derde maal gehuwd met Catharine van Hove.

 De vijfde kerkmeester die begraven werd in de parochiekerk van Hoeke was Simon Josephus de Boucq (zie hoofstuk 6).

(Grafsteen 13) SEPULTURE/ VAN/SR JOANNES DRIESSEN/FS ANTHONI GEBOOREN TOT WERT/ IN DE MEYERIE VAN HERTOGENBOSCH/ OVERLEDEN TOT SLUYS IN VLAENDER/ DEN 5 APRIL 1763/ IN DEN OUDERDOM VAN 48 JAER/ ENDE VAN/ JOE JOANNA JONGBLOET/ FA NICOLAI SYNE HUYSVRAUWE/ GEBOORTIG TOT SLUYS IN VLAENDER, OVERL. DEN (niet ingevuld)/ R. I. P.

Ook Joannes Driessen was kerkmeester, maar dan wel in de rooms-katholieke kerk van Sluis. Driessen was afkomstig uit Weert in de meierij van ’s-Hertogenbosch. Dit was het noordoostelijke kwartier van het hertogdom Brabant. De andere drie kwartieren waren tot aan de afsplitsing van de Noordelijke Nederlanden Leuven, Brussel en Antwerpen. Toen  werd Staats-Brabant afgesplitst. Het is waarschijnlijk dat hij in de kleine rooms-katholieke kerkgemeenschap in Sluis bekend was bij pastoor De Vloo (zie hoofstuk 3), want in 1752 is er melding van kerkmeester Jan Driessen[65]. Het was niet geheel uitzonderlijk dat rooms-katholieke burgers uit Sluis in Hoeke begraven werden. We vonden in de begrafenisboeken van Hoeke vijf inwoners van Sluis terug die in Hoeke begraven werden, waaronder deze Joannes Driessen en Maria Godelieva De Vloo (zie hoofstuk 3).

Een dismeester bestuurde de dis, hij was verantwoordelijk voor de armenzorg in de parochie. Hij ontving hiervoor geen loon en meestal behoorde hij  ook tot de vooraanstaande families van de parochie. Van Hoeke zijn weinig disrekeningen bekend[66]; soms werden die opgenomen in de kerkrekeningen, die af en toe  melding maakten van schenkingen aan armen. Het is niet duidelijk of er een uitgesproken scheiding was tussen kerk en dis. 

Een eerste dismeester, begraven in de kerk van Hoeke, was Petrus Lievens, wiens grafsteen nu de drempel vormt van het portaal (zie hoofdstuk 1). Ook Francois Driessens was dismeester (zie hoofdstuk 2).

(Grafsteen 9) VRYE/ SEPULTURE/ VAN DEN/ EERSAEMEN NICLAES FS/ NICLAES VANDEN BERGHE/ SYNNEN TYDE DISCHM DESER/ STEDE EN PROCHIE VAN HOUCKE/ OVERL DEN 22 FEB 1718/ ENDE VAN/ IO MAGDALENA F IOORIS/ DE VOS SYNE HUYSVR OVERL DEN 21EN JUNY 1758/ HEBB TSAEMEN IN HUYWELICK/ GHEPROCREERT ACHT KINDER/ WAERVAN NOCH IN LEVE SYN/ FRANCISCUS JUDOCUS MARIA/ ANNA EN ADRIANA JACOBA/ WILT O BERMHERTIGHE MENSCHEN/ AEN ALLE DE ZIELEN WENSCHE/ DAT SY IN VREDE RUSTEN AMEN

De grafsteen van de derde dismeester vinden we voor de preekstoel tegen de zuidmuur van de kerk. Hier werd Niclaes Vanden berghe, die overleed op 22 februari 1718, begraven met zijn echtgenote Magdalena De Vos (+ 21 juni 1758). Samen hadden ze acht kinderen waarvan er op het ogenblik van zijn overlijden nog drie in leven waren. In de  Staat van goed[67], opgemaakt na zijn overlijden,  staat in de kantlijn bij de vermelding van zijn drie kinderen, wel een +  bij Adriana Jacoba. (zie Figuur 10). Waarschijnlijk overleed ze dus tijdens het opmaken van de Staat van goed, of kort erna.

Afbeelding10Figuur 10 marij anne, out twalf jaren, adriana jacoba (+) out thien jaren, francois judocus out twee jaren BRUGGE Rijksarchief Brugse Vrije  2° reeks – 9234 Staat van goed Niclaeys vanden Berghe p. 2

(Grafsteen 8) Bovenaan een uitgeslepen wapen   VRIJE SEPULTURE/ VAN/ IOSEPHUS DE PECKERE/VERL DEN 13 OCBRE 1728 OUT 7/  IAEREN EN 9 MAENDEN GHEPROCREERT/ BY IACQUES DE PECKERE F. MALLIARDUS/ ENDE MAGDALEENA DE VOS F. JORIS/ ENDE VAN/ ADRIANA JACOBA VANDE BERGHE/ F. NICLAEIJS OVERL IN DEN OUDERDOM/ VAN 12 IAEREN OP DE 19 MAERTE 1721/ GHEPROCREERT BY MAGDALEENA/ DE VOS VOORSEYT IN HAER EERSTE/ HUWELICK IN VREDE MOETEN SY RUSTEN 

  

De grafsteen van Josephus Depeckere en Adriana Jacoba Vandenberghe lag voor de heraanleg van de vloer in 1855 nabij de grafsteen van Niclaes Vanden Berghe (zie hierboven). En dat zal wel niet toevallig geweest zijn[68]. Op het eerste zicht is het wat eigenaardig dat twee jong gestorven kinderen met verschillende familienamen samen begraven werden, maar beide waren kinderen van Magdalena Devos. Uit haar eerste huwelijk met Niclaes Vandenberghe werd Adriana Jacoba geboren, overleden op 19 maart 1721. Haar vader was toen al overleden. Magdalena De Vos huwde een tweede maal met  Jacques Depeckere en schonk in 1721 het leven aan Josephus. Na zijn overlijden op  13 oktober 1728 werd hij bij zijn halfzuster begraven. Magdalena zelf werd bij haar eerste echtgenoot begraven (zie hierboven). Wegens het ontbreken van doop-, trouw- en begraafboeken voor  1709 - 1725 zijn geen verdere persoonsgegevens bekend.

Volgens de bisschoppelijke visitatie van 20 mei 1745 bezat de parochiekerk van Hoeke toen één klok. Op het opschrift stond dat de klok gegoten was in 1729 met als meter Magdalena De Vos en Jacobus de Peckere[69].

De twee sluismeesters tenslotte waren Jacop Beels en Joseph van Halsinghe (zie respectievelijk hoofstuk 1 en 4).

 (Grafsteen nr. 10)  VRY SEPULTURE VAN JOE MARIE WTTERWULGHE FA JACQUES HUYSVROUWE VAN SR IOOS TURFHOOP OVERLDEN DE 8EN NOVEMBRE 1690 BIDT VOOR DE ZIELE

Voor Joos (Judocus) Turfhoop[70] tenslotte konden we geen officiële functie terugvinden. Hij werd in Hoeke gedoopt op 22 december 1647. Rond 1667 huwde hij met Maria Uuterwulghe die overleed op 8 november 1690. Samen hadden ze één zoon, Franciscus, die na een passage als onderpastoor in Oostkerke, pastoor was te Wenduine van 1 augustus 1721 tot aan zijn overlijden op 13 januari 1749[71]. Na het overlijden van zijn eerste echtgenote huwde Joos rond 1691 met Adriana Wulfaert. Waarschijnlijk verhuisde hij in de volgende jaren naar Westkapelle. Rond de eeuwwisseling vinden we immers in twee procesverslagen de verwijzing Joos Turfhoop van Westkapelle[72] [73].  En de Hollantsche contributie van ’t jaer oorloghe ingegaen 15en meye 1702 spreekt van Joos Turfhoop met den drijft van sijn schaepen te Westkapelle[74]. Hij werd op 23 maart 1705 in Westkapelle begraven. In het graf in Hoeke werd dus alleen zijn eerste echtgenote Maria Uuterwulghe begraven.

  1. De ontvangers van de tollen.

Toen  de Staatse legers, aangevoerd door Maurits van Nassau, in 1604 Sluis bezetten, werd de Varsche Vaart, de verbinding tussen Brugge en Sluis, afgesloten door de bouw van het fort Sint-Donaas. Plakkaten beperkten de in- en uitvoer en er werden taksen geëind. Op 30 januari 1648 kwam er met het Verdrag van Munster een einde aan de Tachtigjarige oorlog tussen Spanje en de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Hiermee werd  een periode afgesloten die een zware tol geëist had van de bewoners van de grensstreek. De Zwinmonding en het Lapscheurse gat werden de staatsgrens en er was een frontzone met een Spaanse en Staatse fortengordel. Na een korte tijd van vrije handel, werden in 1654 terug invoertaksen ingevoerd. Alle goederen uit Zeeuws-Vlaanderen en Holland met bestemming Brugge moesten via de Varsche Vaart getransporteerd worden. Bij Fort Sint-Donaas werden de goederen overgeladen en de taksen geïnd, zowel voor Zijne Majesteit (de Spaanse koning, m.a.w. de regering in Brussel) als voor de Provincie Vlaanderen. Vervoer over land tussen Sint-Anna-ter-Muiden en Westkapelle werd uitdrukkelijk verboden, maar kort daarna werd hierop een uitzondering gemaakt en kwam er een comptoir Syne Majesteyts Bureau langs de Greveningedijk, ten noordoosten van het Sint-Frederiksfort.

Op 15 mei 1702, bij het begin van de Spaanse Successieoorlog, veroverde de Noord-Nederlandse veldheer Menno van Coehoorn het Fort Sint-Donaas. Het tolkantoor werd meer zuidelijk verplaatst langs de Varsche Vaert,  ter hoogte van het dorp van Hoeke[75]. Blijkbaar werd het tolkantoor opgesplitst. De kaart van Drubbele uit 1774 toont immers twee comptoirs, langs weerszijden van de huidige Sint-Jacobs-straat. Ten oosten hiervan stond de Provincie Comptoir, ten westen het Majesteijts Comptoir (zie Figuur 11).

Afbeelding11Figuur 11  BRUGGE Rijksarchief INV 144-854 Kaart van landen gelegen te Hoeke, in de watering van 's Heer Baselishoek, 19de, 24ste begin en de watering van Greveninge, 1ste begin, groot 23-1-34 gemeten, in het bezit van Joseph Adrien le Bailly, gemaakt door I. Drubbele      Majesteijts comptoir – provincie comptoir

(Grafsteen 12)   D.O.M./ VRYE SEPULTURE/VAN /SIMON JOSEP DE BOUCQ/ FS ADRIAEN BY ANNA JOSEPHA/ ADRIANA IN SYN LEVEN GHEWESE/ COSTER DESER PAROCHIE EN/ O.L. VRAUW EN KERKMEEST/ DESER KERKE EYNDELINGE/ ONTFANGER DER PROVINTIALE/ RECHTEN VAN VLAENDEREN/ TEN COMPTOIRE VAN HOUCKE/ OVERL DEN (niet ingevuld)/ ENDE VAN D’EERBAERE/ JOE  PIETERNELLE THERESIA/ PARIDAEN/FA LEONARDUS SYN HUYSVRAUW/ OVERL DEN 20 MAERTE 1782/ HEBBENDE T’SAEMEN IN/ HOUWELYCKE GEWEEST DEN/ YDT VAN 40 JAEREN EN /11 MAENDEN HEBBENDE HET/ SAEMEN GEPROCRE EERT/ EEN KINDT ONBEJAERIG/ GESTORVEN/ R.I.P.

Simon Josephus De Boucq huwde op 25 april 1733 in Hoeke met Petronella (Pieternelle) Theresia Paridaen. Zij overleed op 20 maart 1782 en werd volgens het begrafenisregister twee dagen later, op 71-jarige leeftijd,  begraven met een gezongen mis mét commendationibus (eerbetuigingen) en summo officio (de hoogste dienst). Haar echtgenoot werd in het register vermeld als receptoris vectigalium ex parte provincia. Beroepshalve was hij dus ontvanger van de provinciale rechten van Vlaanderen ten comptoire van Houcke, wat ook op zijn grafsteen vermeld is. Ze hadden samen één kind, volgens de grafsteen in wit marmer onbejaerig gestorven. Uit de doop-, trouw-en begraafboeken van Hoeke blijkt dat op 1 maart 1735 Joanna filia van Simon De Boucq, geboren op 1 april 1734, begraven werd.

De overlijdensdatum van Simon Josephus De Boucq is niet vermeld op de grafplaat. Maar de begrafenisregisters plaatsen zijn overlijden op 10 januari 1789 op 77-jarige leeftijd[76]. De Boucq huwde op 5 november 1782 op 70-jarige leeftijd, enkele maanden na het overlijden van zijn eerste echtgenote, een tweede maal in Moerkerke met de 22-jarige Petronella Theresia Dombrecht[77] (zie Figuur 12). Samen kregen ze tussen 1784 en 1786 nog drie kinderen, waarvan er nog twee in leven waren bij zijn overlijden.

Het  huwelijkscontract opgenomen in de Staat van goed opgemaakt na zijn overlijden op 10 januari 1789, bepaalde dat de langstlevende het gemeenschappelijk huis mocht blijven gebruiken, zonder taksen of cijnzen. Volgens deze Staat van goed bevond het sterfhuis zich te Hoeke op een stuk grond van 55 roeden zuidoost van de kerk langs den tragel (jaagpad) van den vaert Brugge-Sluis[78]. Het huis bestond uit een keuken, hoogkamer, kamer en een kleine kelder. Verder was er nog een kleine schuur met een melkkoe, een vaars en een mager zwijn. Aansluitend waren er nog 120 roeden gespit hoveniersland.

De Boucq was actief in de parochie als koster, O.L. Vrouwmeester[79] en kerkmeester. De kerkrekeningen leren ons dat hij alleszins in 1738 al koster was[80]. En we krijgen ook een beeld wat zijn taken waren en wat hij betaald werd voor sijne costereele diensten. Per jaar kreeg hij voor het zingen van de maandelijkse jaargetijden twee ponden grooten, voor het zingen van de wekelijkse sacramentsmissen twee ponden grooten, drie schellingen en vier mijten en voor het zingen van de lovers[81] op alle zon- en heiligdagen tien schellingen. Verder ontving hij nog één pond voor het luiden  van de klok op alle zon- en heiligdagen én het oppassen en aansteken van de lampen. Tenslotte moest hij ook nog de kerk vegen en het metaal schoonmaken, telkens nog eens goed voor 10 schellingen. Tussen 1731 en 1786 was hij 25 maal getuige bij een doopsel of huwelijk.

Afbeelding12Figuur 12 Uittreksel uit het trouwregister Moerkerke, RAB akte 2826: november 1782, 5a… contraxerunt matrimonium Dominus Simon de Boucq viduus Petronilla Paridaen baptisatus Bruxellis in Sta Catharina habitans in houcke et Petronilla Dombrecht, filia coelebs ex Ursel, habitans in moerkercke, de consensu matris et tutorum …

(Grafsteen 2) SEPULTURE VAN DHEER HUBRECH/WESVELT CONTROLEUR VAN /SYNE CONINCKLICKE MAJESTEITS/ TOLLEN DIE STIERF DEN 22 MEYE/ 1668/ ENDE VAN IOVFFRAUWE LIVINA /BRUYNSTEEN SYN HUYSVRAUW/ DIE STIERF DEN 15 JANUARIUS/ 1663 DIE TSAEMEN DOOR DEN/SEGHEN GODTS GHEWONNEN/ HEBBEN VYF KINDEREN VAN / WELCKE HIER BY HUN RUSTEN/ TEWETEN LIVINA MARI DIE STIERF/ DEN 10 SEPTEMBER 1658 ENDE MARI/ CECILIA DIE STIERF DEN 12 AUGUSTI /1660 ENDE FRANCOYS DIE STIERF/ DEN 12 IULY 1660 ENDE CLARA/MARI DIE STIERF DEN  (niet ingevuld) ENDE IACOBUS DIE STIERF DEN DEN  (niet ingevuld)/ BIDT VOOR DE ZIELEN

Het graf van Hubrecht Wes(t)velt bevindt zich links in de noordoosthoek van de kerk, net voor de 18de -eeuwse houten communiebank. Samen met zijn eerste vrouw Livina Bruynsteen had hij vijf kinderen, waarvan drie kort na de geboorte overleden. Na het overlijden van Livina, op 15 januari 1663, huwde hij met Anna Boudens. Zijn tweede echtgenote overleed op 13 oktober 1713 en kreeg in Brugge haar laatste rustplaats bij de paters Recoletten (zie Figuur 13)[82].  

Afbeelding13Figuur 13  … sepulta. apud Patres recolettas : begraving van Anna Boudins vidua (weduwe van) Hubrecht van Westvelt op 13 oktober 1713

Hubrecht van Westvelt zelf werd na zijn overlijden op 22 mei 1668 bijgezet in het graf in Hoeke in de nabijheid van het hoofdaltaar circa altare magnum, (zie Bijlage 2 -grafsteen B) waar zijn eerste vrouw al begraven was.

Eén van hun kinderen, Maria- Magdalena van Westvelt huwde op  18 december 1685 met Francois Beversluys, ontvanger-generaal van het Brugse Vrije en kerkmeester van de Brugse Onze-Lieve-Vrouwkerk. Het rijke koppel bleef kinderloos en naast schenkingen aan die Onze-Lieve-Vrouwkerk, stichtten ze ook het godshuis “De Pelikaan” te Brugge[83].

Afbeelding14Figuur 14  INV 114-925 Caerte figurative tot aenwijsinghe van sekere partiekens landt régardérende de waeteriijnge van sint jobs polder ter prochie van lapscheure …  (1758)

Polderken van wijlent hubrecht van westvelt nu competerende Jo B. De Lespée heere van Berteveldt

Van Westvelt won in 1654 een polder bij de Zwarte Sluis, de zogenaamde Westveltpolder, een polderken noortwest voor het fort van St. Donaes, buyten wateringhe[84] (zie Figuur 14). Daarnaast  verwierf hij in dezelfde periode een polder van zeven gemeten groot, dat door de linie van Fontaine uit de Robbemoreelpolder werd afgezonderd rechte suut over de Nachtegale[85].

Hij  was ontvanger van de tollen voor de Spaanse koning. Op dat ogenblik werden die nog geïnd aan het fort Sint-Donaas. Via de Zoute Vaart werd de goederen uit het Staatse Noorden aangevoerd. Bij het fort werden de waren via een plankier, aangelegd op de scheidingsdijk overgeladen naar een schuit op de Varsche Vaart. Waarschijnlijk stond het tolkantoor nabij het ‘internationaal’ plankier[86].

 

(Graf 14) Bovenaan drie wapenschilden SEPULTURE VAN DHEER IAN TAMINEAUX F. ANTONE/ COMIS VAN SYNECOM’A  LICENTEN ONTRENT/ SLUYS TSYDERT DEN VI MEYE 1632 ENDE/ AMONITIONARIS VAN DE ARTILLERIE VIVRES ENDE/ AMONITIE VAN OORLOGHE VAN DE FORTEN ROYAL/ VAN ST DONAES STE JOB ENDE ST FREDRICQ/ TOT DEN DACH VAN SYN OVERLYDEN DIE WAS OP / DEN (niet ingevuld)/ ENDE VAN IOE MAGDELENE MICHIELS FA NOEL/ WEDUWE VAN SR IAEQUES DE BROUCKERE ENDE/ DAERNAER DEERSTE HUUSV VAN VOORSDEN/ DHR IAN TAMINEAUX SY OVERLEET 18 IANURAY/ 1667 HEBBENDE TSAMEN GHEHADT ANNEMARY/ IONCK OVERLEDEN/ VOORTS VAN IOE FLORENCE LOVIGNIES TWEEDE/HUUSV VANDENVOORSEN DHEER IAN DIE TSAMEN/ HEBBEN GHEHADT IAN BAPTE, HEINDERICK, /BARBERE THERESIA ISABELLE CLARA AL IONCK/ GHESTORVEN SY OVERLEET DEN 22 FEBRUARY/1673/ BIDT VOOR DE ZIELEN

 

In de noordwesthoek, links bij het binnenkomen in de kerk en gedeeltelijk verborgen  onder een sokkel met een beeld van de H. Theresia van Lisieux, ligt de grafsteen in blauwe kalksteen van Jan Tamineaux[87],  zijn twee echtgenotes en kinderen.

Familiaal zat het hem niet echt mee. Hij huwde op 3 oktober 1634 in de Brugse Sint- Gilliskerk met de weduwe Magdalena Michiels.  Op 4 februari 1636 werd in de Brugse Sint- Walburgakerk hun dochter Anna Maria gedoopt, volgens de grafsteen in Hoeke echter ionck overleden. Het is niet duidelijk wanneer het echtpaar Tamineaux naar Hoeke verhuisde.  Sinds 1641 en mogelijk tot 1659 huurde hij een hof op Sint-Andries (wellicht het hof Craeynest), waar hij wellicht ook bijdroeg in de kosten van het herstel na de troebelen van de Tachtigjarige Oorlog[88]. Magdalena overleed  op 18 januari 1667 en werd twee dagen later in de parochiekerk van Hoeke begraven.  Zes jaar later werd ook zijn tweede vrouw[89],   Florentina Louvignies[90]  begraven in ecclesia. Ze overleed tijdens de bevalling (puerperio) na de geboorte en doop van een kind. De graftekst vermeldt vijf kinderen die ze samen gehad hebben: Jan Baptiste, Heinderick, Barbere Theresia, Isabelle en Clara, al ionck ghestorven.  

De overlijdensdatum van Tamineaux zelf werd niet ingebeiteld in de grafsteen. Volgens de parochieregisters van Hoeke werd hij in de kerk begraven op 29 december 1674. Hij overleefde dus zijn twee echtgenotes en zijn zes kinderen.

Zakelijk ging het hem meer voor de wind:  Tamineaux bevoorraadde de forten St. Donaas, St. Job en St. Frederic met levensmiddelen en oorlogsmunitie. Daarnaast  was hij ook comis, tolambtenaar van de Spaanse koning. Naast het tolkantoor aan het fort Sint-Donaas was er dus ook een comptoir op de Greveningedijk ten noordoosten van het Sint-Frederiksfort (zie Figuur 15). Vanaf 1654 inden de Spaanse Nederlanden rechten op de goederen, die uit het noorden zowel via het water als uitzonderlijk ook over land werden ingevoerd. Dat ging via de weg van Retranchement/ Sint-Anna ter Muiden naar Westkapelle. De oudst bekende tolbeambte was Tamineaux, alleszins in 1648 woonde hij al aan den dyck ghenaemt den dyck van Cantelmo, streckende van het huys van Tamineaux tot anden zeedyck [91].

Afbeelding15Figuur 15  BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief I 244 - 7161 - Plattegrond van het fort van Sint-Donaas. J.F. Maelstaf en J.A. Laurens, beëdigde landmeters van het Brugse Vrije, 20 december 1756 -  digitaal bureau de sa majesté

Tamineaux had blijkbaar een neus voor zaken. Het drukke verkeer zette hem aan, om naast het tolkantoor de herberg Nachtegaal te bouwen[92]. Jan Tamineaux pachtte immers vanaf 1 mei 1663 een erfveken vanden heerwech (= Greveningedijk) voor den Nachtegael, groot wesende 53 roeden, beghinnende van ant retranchement ofte dyck van Dom Andrea de Cantelmo, ende vandaer suutwaerts streckende … daerop den voornoemden Tameaulx syn huus ghenaemt  den Nachteghaele metter scheure ende stallynghe nieuwelicx op ghebauwt heeft, mitsgaders gheleyt heeft syne bollebaene, ende beplant met diveersche boomen ende haeghen (zie Figuur 16).

Naast douanebeambte was Tamineaux ook sluiswachter, waarschijnlijk was dat van de Zwarte Sluis die iets verderop lag. Nadat hij in de zomer van 1655 in zijn huis overvallen werd, ging een pensionaris van het Vrije op 26 juli zoeken naar eenighe voetbranders, berooft hebben het huys van Jan Tamieau, commis op de poste van Sincte Frederyck. Op 14 augustus gaf de griffier een verslag nopende de voetbranderie ghedaen aen Jan Tamineaux by soldaten van Sluys. Na de aanslag op het sluishuis herstelde de watering deuren ende veinster in thuus vanden voornoemden Tamineaux, die ghebroken waren bij de voetbranders[93].


Afbeelding16Figuur 16  BRUGGE Rijksarchief INV 113 – 42  Kaart van de wegen van Westkapelle naar Sint-Anna-ter-Muiden,de steenweg van het Hazegras en de weg van Hoeke , 18de eeuw- detail herberge de nachtegael

 

  1. Zeven ‘verdwenen’ grafstenen.

Ter vervollediging vermelden we nog de zeven grafstenen die voorkomen in document MS 451[94], maar niet werden teruggelegd na het vernieuwen van de vloer in 1855[95].

(Grafsteen F)  SEPULTURE VAN EERSAEMEN JOOS VANDERVEKE FS CORNELIS, IN SIJN LEVEN SCHEPENE DER STEDE VAN DAMME EN KERCKEMR VAN KERCKE VAN HOUCKE, ENDE HOOFTMAN VAN DE GHILDE VAN ST SEBASTIAEN, DIE OVERLEEDT DEN XI JULIJ 1678,  ENDE CORNELIE VAN HOUTTE FA FRANCOIS SIJN HUIJSVR: OVERLEEDT DEN 31 MEIJE 1661.  PEIJNST OP U HIJTERSTE  IN VREDE MOETEN SIJ RUSTEN

Joos Vanderveke overleed in Hoeke op 11 juli 1678, zijn echtgenote Cornelia van Houtte op 31 mei 1661. Zijn beide ouders waren begraven in Hoeke. Hij was een tijd schepen van Damme, kerkmeester in Hoeke en hoofdman van de gilde van Sint Sebastiaan. Op de grafzerk wordt niet gespecifieerd waar dat was; voor zover bekend was er geen schuttersvereniging in Hoeke. Hoogstwaarschijnlijk was hij hoofdman bij de gilde van handboogschutters in Damme[96], waar hij toch een deel van zijn leven had doorgebracht.  Ook Westkapelle bezat al sinds het begin van de 16de eeuw een bloeiende schuttersgilde[97].

(Grafsteen G) SEPULTURE VAN PIETER RUIJSVOET FS PIETER, DE JONGE OVERLEET DEN 7EN SPORCKEL 1698  BIDT VOOR DE ZIELE

De witmarmeren grafsteen van Pieter Ruijsvoet levert weinig informatie behalve zijn sterfdatum (7 februari 1698). Er is geen familieverband gevonden met Pieter Ruisvoet (zie hoofdstuk 5).

(Grafsteen M) SEPULTURE VAN D’HEER JAN VAN DUNSLAGER DIE OVERL DEN 30 JULIJ 1663, ENDE VAN JESPERINE VAN GISTELE SIJN HUIJSVR:, EN MICHIEL VA DUNSLAGER SIJNEN SONE   BIDT VOOR DE ZIELEN

Jan van Dunslager overleed op 30 juli 1663. Hij werd in de kerk begraven samen met zijn echtgenote Jesperine van Gisttele en hun zoon Michiel.

(Grafsteen R) D.O.M.  SEPULTURE VAN SR FRANCOIS DEWAELE MR. BACKER VAN OF TOT SLUIJS IN VLAENDEREN, OVERL DEN 13 JUNIJ 174, OUDT 51 JAEREN   R.I.P. 

 

Een blauwe losange (ruitvormige) steen met een tekst ‘in St. Pieter letter’ (gotische letter)  lag op het graf van François Dewaele. Hij was meesterbakker en burger van Sluis en huwde op 16 december 1717 met de 19 jarige Anna Storms, dochter van Joos, ook afkomstig uit Sluis[98]. Na zijn overlijden in Sluis op 13 juni 1742 werd hij in Hoeke begraven. Hij was al overleden voor Ignatius De Vloo pastoor werd in de rooms-katholieke kerk te Sluis (zie hoofdstuk 3).

 (Grafsteen S) SEPULTURE VA BERTELEMEUS DE WIELMAECKERE FA (sic)  LOIJS, DIE STIERF DEN IIIEN IN JULIUS XVCLXXVI ENDE VAN MADELEINE FA JACOB HEIJENS ‘ TVOORSEIJTS BERHTELEMUS WIJF WAS DIE STIERF DE V IN MEIJE XVCLXXV

De graftekst op de zerk van Bertelemeus de WielMaeckere (+3 juli 1576) en zijn echtgenote Madeleine Heijens (+5 mei 1575) was eveneens ‘in St. Pieter letter”.

(Grafsteen V) D.O.M  SEPULTURE VAN DEN EERSAEMEN NICOLAES DEMAEKER FS LOWIJS IN SIJN LEVEN KERCKMR EN POINTER DER PROCHIE V HOUCKE OVERLEDEN DEN 15. 9BER 1754,  INDEN OUDERDOM VAN 55 JAEREN ENDE VAN CATHARINA LONGHERSPEIJE FA FRANCOIS SIJNE HUISVRO OVERLEDEN  … IN DEN OUDERDOM VAN … JAEREN T’ SAEMEN IN HOUWELIJCK GEWEEST DENTIJDT VAN 27 JAEREN, EN GEPROCREËERT VIER KINDEREN; JOANNES, FRANCOIS, MARIJ ENDE MARIJ JACOBA OVERL DEN ….  BIDT VOOR DE ZIELEN

Nicolaes Demaecker en zijn echtgenote Catharina Langerspeije waren de ouders van Maria Jacoba Demaecker, echtgenote van Joseph van Halsinghe en Francois Driessens (zie respectievelijk hoofdstuk 4 en 2). Nicolaes was kerkmeester en pointer van de parochie. Pointers of setters waren beëdigde burgers, aangesteld door de schepenen en benoemd voor één jaar. Zij bepaalden het deel aan belastingen dat iedere inwoner diende bij te dragen in de openbare lasten. De opgemaakte belastingrollen werden na goedkeuring, afgelezen aan de ingang van de kerk. De inwoners konden daarna hun klachten overmaken aan de schepenbank die hierover een vonnis velde. Ieder jaar moesten die lasten opnieuw bepaald worden. Dat was het pointen of setten. De belastingen werden opgehaald door de ontvanger[99].  Hoewel de plaats van deze grafsteen in de kerk beschreven staat in het document MS 451[100] vermelden de parochieregisters dat Nicolaes Demaeker werd begraven op 17 november 1754, in de ouderdom van 59 jaar, in het midden van het kerkhof jacet versus meridiem in cymiterio. Volgens zijn grafsteen overleed hij twee dagen eerder, op 15 november 1754, maar op 55-jarige leeftijd. Ook de begraafplaats van zijn dochter Maria Jacoba blijft een raadsel. Zowel de grafsteen van haar eerste echtgenoot Joseph van Halsinghe (zie hoofstuk 4) als die van haar tweede echtgenoot Francois Drieesens (zie hoofdstuk 2) vermelden dat dit haar sepulture was. En in haar testament, opgenomen in de Staat van goed, opgemaakt na haar overlijden in 1782[101], laat ze opnemen dat ze begraven wil worden binnen de parochie van houcke in de kerck onder den serck van haeren vader.

(Graf Z) SEPULTURE VA JAN WOUTERS FS JANS DIE OVERLEET …..

 

De laatst vermelde grafsteen lag bij de ingang van de kerk en was dus waarschijnlijk uitgesleten door de vele passage daar en daardoor grotendeels onleesbaar (nota illisble)

  1. Epiloog

Houcke of Hoek, naby een Zeeboezem gelegen, had voormaals het recht van eene stad, nevens hare eigen wetten, eenen raad, bijzondere vryheden, en sedert den tyd van vorst Guy, een markt van graan en zoute vis[102].

Vanaf de 15de eeuw trad het verval van haven en stad op en in 1594  werden Hoeke, Monnikerede en Damme onder eenzelfde schepenbank verenigd.  Zo werd een periode van internationale contacten en handel definitief afgesloten en viel Hoeke terug op plaatselijke rurale activiteiten. De focus verschoof van een bruisende woonkern op Ten Houcke Boven, die volledig verlaten werd, naar een kleine, maar actieve gemeenschap rond de kerktoren, die kansen schepte voor de lokale elite.

Telde Hoeke begin 15° eeuw nog ongeveer 600 inwoners, dan viel dat aantal terug tot een kwart een eeuw later, waarna de terugval vertraagde. Die neergang gebeurde volgens Dillen[103]  niet zozeer door een exodus, maar vooral door huwelijksgedrag. Tijdens de Tachtigjarige oorlog lag de Zwinstreek echter in de frontlinie en is er wel sprake van emigratie. Verdere demografische gegevens ontbreken voor de volgende anderhalve eeuw. Voor de jaren 1750 - 1800 vinden we een gemiddeld bevolkingscijfer van 144, tussen 1800 en 1850 lag dat op 156[104]. Volgens de volkstelling van 1814 leefden er toen 29  gezinnen, in totaal 113 personen.

Na twee eeuwen financiële en economische hoogconjunctuur brak in de zestiende eeuw een nieuwe periode aan in de geschiedenis van Hoeke. De grafzerken in de kerk zijn daar de stille getuigen van.


 

BIJLAGE 1: LIGGING GRAFSTENEN SINT-JACOB-DE-MEERDEREKERK - ANNO 2020

(na vernieuwen  vloer in 1855)

 

  1. Afbeelding17Joannes van der Voort
  2. Hubrecht Wes(t)velt
  3. Josephus Vanhalsinghe
  4. Jacobus Croes
  5. Pieter Ruisvoet 
  6. Maerten de Vos
  7. Francois Driessens
  8. Josephus de Peckere
  9. Niclaes vanden Berghe
  10. Marie Uutterwulghe
  11. Marie Godelieve de Vloo
  12. Simon Joseph de Boucq
  13. Joannes Driessen
  14. Jan Tamineaux
  15. Chaerles Hughes
  16. Hubrecht Caf
  17. Jacop Beels
  18. Boudewin de Corte
  19. Pieter Lieven
  20. Artus Becquet 

 

BIJLAGE 2: LIGGING GRAFSTENEN SINT-JACOB-DE-MEERDEREKERK  IN 1789

(veronderstelde ligging afgeleid uit document MS 451 - Brugge Biekorfbibliotheek)

 In italic de grafstenen die nu niet meer in de kerk aanwezig zijn

 

  1. Afbeelding18Jacobus Croes
  2.  Hubrecht Westvelt
  3. Francois Driessens
  4. Pieter Ruisvoet
  5. Maerten de Vos
  6. Joos Vanderveke
  7. Pieter Ruisvoet fs Pieter 
  8. Jan Tamineaux
  9. Joannes Driessen
  10. Marie Uutterwulghe
  11. Josephus Vanhalsinghe
  12. Hubrecht Caf
  13. Jan van Dunslager
  14. Marie Godelieve de Vloo
  15. Josephus de Peckere
  16. Niclaes vanden Berghe
  17. Simon Joseph de Boucq
  18. Francois Dewaele
  19. Bertelemeus de Wielmakere
  20. Pieter Lieven
  21. Chaerles Hughes
  22. Nicolaes Demaecker
  23. Artus Becquet
  24. Boudewin de Corte
  25. Jacob Beels
  26. Jan Wouters 

 

Voetnoten

[1]    De teksten op de grafstenen werden ter plaatse opgetekend door de auteur. Waar onleesbaarheid of onduidelijkheid was, werd gebruik gemaakt van  BRUGGE, Openbare Bibliotheek ‘Biekorf’, MS 451: Sepulturen Bevonden op de parochien van oostkercke, houcke, liggende onder deocese Brugge, f. 6-12. Alle grafteksten zijn ook integraal te lezen in L. DEVLIEGHER, Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen - De Zwinstreek (deel 4)  (1970) p. 68 – 71 en in (en deels gebaseerd op L. Devliegher ) G. TAVERNIER, in  Vlaamse Stam Tijdschrift voor familiegeschiedenis 46° jaargang nr. 1 jan.- feb. 2010 p. 261-266. De grafschriften ter plaatse opgetekend kunnen lichtjes variëren.

[2]    A. DE SMET Historie des villes de Damme, de Monikerede et de Hoeke depuis les origines jusqu'en 1330 proefschrift Rijksuniversiteit Gent  (1931).

[3]    Dit artikel is te lezen in Etudes d'histoire dédiées à la mémoire de Henri Pirenne par ses anciens élèves (1937) p. 125-141.

[4]    J. TRACHET, diverse publicaties en ook http://www.zwinproject.ugent.be/nl.

[5]    K. DILLEN, Op den watervloede een kleyn en ongheacht stedeken Bijdrage tot de geschiedenis van de havensteden aan het Zwin: 13de – 16de eeuw Onuitg. masterproef UGent (2017) - online.

[6]    L. DEVLIEGHER, Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen De Zwinstreek, deel 4 (1970) p. 65.

[7]    Voor ligging van de grafstenen in de kerk zie Bijlage 1.

[8]    BRUGGE, Openbare Bibliotheek ‘Biekorf’, MS 599: Notes de M. James Weale   91.

[9]    Joannes van Ravenbrouck was pastoor in Bovekerke en Loppem.  https://www.odis.be/hercules/search2.php?searchMethod=simpleXsearch=ravenbrouck.

[10] Zie noot 1,  - voor de ligging van deze grafstenen: zie Bijlage 2.

[11] C. TERRYN, De achthoekige kerktoren van Hoeke op de Kaart van de Zwinstreek uit 1501   in Heemkundige Kring ’t Zwin Rechteroever 2014/1 p. 2-5.  

[12] BRUGGE Rijksarchief  INV 15-16 Brugse Vrije Registers nr. 12234 Kerkrekening 1637-39 f. 39-41.

[13] BRUGGE Rijksarchief  TBO 127-398 p. 22 status ecclesia de Houcke.

[14] L. DEVLIEGHER, o.c.,  p. 65 -  zonder bronvermelding.

[15] BRUGGE, Rijksarchief TBO 27- 5 Rekeningen 1709- 1717.

[16] BRUGGE, Openbare Bibliotheek ‘Biekorf’, MS 599 - 91 p. 1.

[17] Art & Architecture Thesaurus online :  Assemblages van hellende, elkaar overlappende bladen, latten of schotten die vast kunnen zitten of verstelbaar kunnen zijn. Gemaakt om regen en sneeuw te weren, om lucht en licht in verscheidene mate binnen te laten.

[18] BRUGGE, Rijksarchief  Parochieregisters Provincie West-Vlaanderen. Arrondissementen Brugge, Ieper, Veurne (digitaal)  9000_001_00029_000_0_0001_r  Deze parochieregisters werden verkeerdelijk gearchiveerd bij de registers van de Brugse parochie Sint-Donaas, zie ook N. GEIRNAERT, Inventaris van de doop-, trouw- en begraafboeken bewaard in het Stadsarchief te Brugge, Brugge, 182, p. 28, 30, 36-37 en 29, waar dit fort blijkbaar verkeerdelijk op het grondgebied van Lapscheure wordt gesitueerd.

[19] Alle gegevens in verband met de burgerlijke staat in dit artikel vonden we op https://search.arch.be/nl/ van het Rijksarchief  en op https://www.vrijwilligersrab.be/nl parochieboeken van de respectievelijke parochies.

[20] L. DEVLIEGHER, o.c., p. 68.

[21] BRUGGE, Rijksarchief TBO 27 – 30.  

[22] K. DILLEN, o.c., p. 41.

[23] R. VAN BELLE, Vlakke grafmonumenten en memorietaferelen met persoonsafbeeldingen in West-Vlaanderen, Brugge, 2006, p. 274-275 .

[24]  BRUGGE, Rijksarchief TBO 171 – 255:  Register van onroerende goederen, 'omloper', gelegen binnen de palen en het schependom van Hoeke, 1ste-13de begin, kopie opgemaakt, naar deze van Antheunis Schoenmakere van 1554, 18de eeuw:   tkind van boud de Corte (passim).

[25] K DILLEN, o.c., p. 94.

[26] R. VAN BELLE, o.c.,  p. 276-277.

[27] https://www.gemeentesluis.nl/Bestuur_en_Organisatie/Archief/Archief  
Archief online Informatie per kern/Sint Anna ter  /Opschrift op een Grafzerk te Sint A…

[28] S. HENDRIKSE De Middeleeuwse grafzerken in de kerk van Sint Anna ter Muiden in Tijd/SchrifT: Bulletin van de Heemkundige Kring West-Zeeuws-Vlaanderen 2013 nr. 2 p. 23-44.

[29] Behalve een beperkt aantal percelen in de watering Greveninge, situeert Hoeke zich volledig in de watering ’s Heer Baselishoek.

[30] Zie voetnoot 26.

[31] K. DILLEN, o.c., p. 123-124.

[32] K. DILLEN, o.c.,  p. 110.

[33] ‘provenen’, porties, rantsoenen.

[34] BRUGGE , Openbare Bibliotheek ‘Biekorf’,  MS 599 -  91, p. 3.

[35] https://mgjkusse.home.xs4all.nl/qrame3.htm -  Database Akten West-Vlaanderen Burgerlijke Stand/Geboorten

[36] J. OPDEDRINCK, o.c.,  p. 45

[37] BRUGGE, Rijksarchief,  INV 15-16 Brugse Vrije Registers nr. 12234 Kerkrekeningen 1573-1656

[38] Biografie G. Jennyns : https://www.odis.be/hercules/search2.php?searchMethod=fullXsearch=hoeke

[39] Historische woordenboeken http://gtb.inl.nl/search  Deservitor: pastoor, tijdelijk aangesteld als waarnemend geestelijke in een vacante parochie. 

[40] Zie voetnoot 10.

[41] Jos. De Smet, Kerkelijke gebruiken en toestanden in het Brugse Vrije, in Biekorf , 61 (1960), p. 174 – M. COORNAERT Westkapelle en Ramskapelle, Knokke-Heist, 1981p. 171.

[42] C. DECOTTIGNIES Archivaris van het bisdom Brugge en het Grootseminarie Ten Duinen – mail dd. 30/09/2020.

[43] Zie voetnoot 10.

[44]  https://g-geschiedenis.eu/2013/04/09/kwezels-in-vlaanderen-vroomheid-met-uitstapregeling/.

[45] Kerkgeschiedenis van Sluis I  in  Heemkundige kring West-Zeeuwsch-Vlaanderen Jaarboek 1963/64 p. 108 -129 - online.

[46] N. GEIRNAERT Inventaris van de doop-, trouw- en begraafboeken bewaard in het stadsarchief te Brugge, Brugge, 1982, p. 59.  De OLV-parochie werd bediend door drie pastoors die elk een deel (portie) van de parochie voor hun rekening namen. De eerste wijk werd ook wel de gouden portie genoemd, de tweede de zilveren, de derde de loden portie. De gouden portie werd bewoond door vooral vermogende families en de pastoor genoot er een hoger inkomen dan zijn collega van de zilveren portie, en deze op zijn beurt een hoger inkomen dan zijn collega van de loden portie.

[47] Biografische gegevens putten we uit de inleiding tot het eerste volume van Sermoene gepredikt door den zeer eerweerden heer Ignatius Albertus De Vloo …    
GENT Universitaire Bibliotheek, online https://lib.ugent.be/catalog/bkt01:000402558.

[48] BRUGGE, Rijksarchief,  TBO 27-22 los manuscript.

[49] Coutse/coetse is het meubel waarin het bedde (in de betekenis van beddegoed)  gelegd wordt. Historische woordenboeken online   https://ivdnt.org/onderzoek-a-onderwijs/lexicologie-a-lexicoGrafie/historische-woordenboeken

[50] Meubelaene en catheylicke goederen meubels – inboedel en liggend geld. online p. 522.

[51] duware, duwarie, duarie, douarie : lijfrente lijftocht voor eene vrouw , wat een vrouw bij haar huwelijk ontvangt of wat voor haar vast wordt gezet voor het geval ze weduwe wordt.

[52] BRUGGE Rijksarchief Brugse Vrije 2° reeks – 2196  Staet van goede ten sterfhuijse van Jos: van halsinghe 1778.

[53] 1 (Brugs) gemet = 3 lijnen = 300 roeden = 0.4423 ha.

[54] BRUGGE, Rijksarchief, Brugse Vrije, 2° reeks – 2196  Staet van goede ten sterfhuijse van Jos: van halsinghe 1778, p. 44.

[55] Droge gezouten vis, mogelijk afkomstig uit de noordelijke Noordzee (Aberdeen), maar er was ook een rijke handel vanuit Baskische, Bretoense en Normandische vissershavens van waaruit men op de Grand Banks in Newfoundland gingen vissen – met dank aan G. Rappé.

[56] L.L. DE BO, Westvlaamsch idioticon, Brugge, 1873, p. 1242: zole zeule en zaad: de onkosten van het mesten, ploegen, zaaien of planten van een akker

[57] BRUGGE Rijksarchief, Brugse Vrije 2° reeks – 2196:  Staet van goede ten sterfhuijse van Jos: van halsinghe 1778,  p. 78

[58] T. SOENS, Spade in de dijk, p. 49.

[59] BRUGGE Rijksarchief, TBO 27-38:  Testament van Josephus van Halsinghe, opgemaakt voor de pastor, 1776.

[60] E. VERWIJS – J. VERDAM Middelnederlandsch woordenboek deel 2 (1889) p. 210   disch : de tafel des heeren; de tafel die gereed gemaakt wordt om de armen te spijzigen.

[61]  E. VERWIJS – J. VERDAM Middelnederlandsch woordenboek deel 4 (1899 p. 817  losselick: aflosbaar, van eene rente gezegd.

[62] BRUGGE, Rijksarchief,  TBO 27-23: los manuscript.

[63] BRUGGE, Rijksarchief, Brugse Vrije 2° reeks – 2196 : Staet van goede ten sterfhuijse van Jos: van halsinghe 1778, p. 2 - 3.

[64] Deze grafsteen is bijna volledig bedekt door het houten voetstuk met beeld van O. L. Vrouw der Zeven Weeën. Voor de graftekst deden we beroep op L. DEVLIEGHER, o.c., p. 69.

[65] G.C.A JUTEN, Ignatius Albertus De Vloo pastoor van Sluis 1748-1758 , in De Katholieke Gids september 1903 online https://www.gemeentesluis.nl/Bestuur_en_Organisatie/Archief/Archief  kern Sluis/kerken

[66] Enkel bekend: BRUGGE, Rijksarchief, TBO 27-4:  disrekening 1702-1708; TBO 27-11: disrekening  1768-1761;    TBO 27-12 disrekening 1773-1775; TBO 27-13 disrekening  1776-1778

[67] BRUGGE, Rijksarchief, Brugse Vrije 2° reeks – 9234:  Staat van goed Niclaeys vanden Berghe

[68] zie Bijlage 2, de grafstenen O en P

[69] L. DEVLIEGHER, o.c. p. 74 

[70] https://gw.geneanet.org/wversyck?lang=en&iz=105884&p=judocus&n=turfhoop&oc=1.

[71] https://www.odis.be/hercules/search2.php?searchMethod=simple&search=turfhoop.

[72] BRUGGE, Rijksarchief, INV 121 – 108/1: Stukken betreffende een proces van Joos Turfhoop, van West­ka­pelle, tegen Pieter Spilliers, ontvanger van de spijker te Brugge i.v.m. achter­stallige betalingen van taksen en belastin­gen. 1699-1704.

[73] VRIJWILLIGERS RAB – Processen Brugse Vrije – Lijst Voorlopig nr. 2774: De verweerder Joos Turfhoop van Westkapelle pacht grond van de kerk van Hoeke  alleszins nog in 1703.

[74] M. COORNAERT, Westkapelle en Ramskapelle, Knokke-Heist, 1981, p. 194.

[75] R. DE KEYSER, Douanen in ons werkterrein voor de Franse Revolutie, in Rond de Poldertorens, 8 (1966) ,  p. 40-43.

[76] Uit het overlijdensbericht in de parochieregisters van Hoeke blijkt dat hij afkomstig was uit Brussel.

[77] Uit de vermelding van haar tweede huwelijk (9/9/1790)  met Petrus Moens blijkt dat zij zelf afkomstig was uit Ursel (zie figuur 11).

[78] BRUGGE Rijksarchief Brugse Vrije 2° reeks 6570  f. 17.

[79] Zie ook hoofdstuk 1.

[80] BRUGGE, Rijksarchief, TBO 27- 6:  f. 47v.

[81] Geen betekenis van gevonden, waarschijnlijk meervoudsvorm van lof.

[82] Volgens het weinig betrouwbare werk van J. GAILLIARD, Bruges et le Franc, vol 3, Brugge, 1859, p. 271, werd ze in de Brugse Onze- Lieve-Vrouwekerk begraven naast haar man.

[83] J. TILLEMAN, Het verband tussen de herberg ‘De Pelikaan’ in Hoeke en de Godshuizen ‘De Pelikaen’ langs de Groene Rei in Brugge, in Rond de Poldertorens,  61 (2020), p. 45-46.

[84] M. COORNAERT, Westkapelle en Ramskapelle,  p. 463 - 464 en ook p. 147. 

[85] Ibidem, p. 464.  

[86] G. VANDEPITTE,  Smokkel bij het Fort St.-Donaas – 1686, in Rond de Poldertorens,  14 (1974),  p. 160; C. TERRYN, Het Brugse haventje van Sint-Donaas in Lapscheure tussen 1648 en 1814 in beeld, in  ’t Zwin Rechteroever jaargang 2019 nr. 2 p. 10 – 13.

[87] De doop-, trouw- en begraafboeken en  andere documenten geven heel wat variaties op zijn naam:  Jan/Joannes -Tamneaux/Tamineux/Taminiau/Taminaux/Taminiaux/Tamiaux/Tameaulx.

[88] A. DEWITTE, De Brugse collegiale Sint-Salvatorskerk 1600-1650, in Biekorf, 104 (2004) p. 377.

[89] Huwelijksdatum is niet bekend. Ze wordt in de parochieboeken bij de geboorte van haar kinderen vermeld als uxor en coniunx.

[90] Ook hier in de registers heel wat variaties op haar naam: Louignij, Laueurs, Lau.

[91] M. COORNAERT Westkapelle en Ramskapelle,  p 403 lemma: 56. Cantelmolinie      

[92] Ibidem,  p.435 lemma 314. Nachtegaal     

[93] M. COORNAERT Westkapelle en Ramskapelle ,  p. 147

[94] BRUGGE, Openbare Bibliotheek, MS 451 Sepulturen Bevonden op de parochien van oostkercke, houcke, liggende onder deocese Brugge (1789) p. 7 en volgende.

[95] Zie Bijlage 2 voor de ligging van de grafstenen in de kerk in 1789, volgens MS 451.

[96] H. HOSTE, Damme, Antwerpen, 1956, p. 117; het gildehuis van de  Sint-Sebastiaensgilde bevond zich in de 16° eeuw in de Grote Paardestraat (mogelijk het latere Sterrestraatken).

[97] D. AERNOUDTS, De Sint Sebastiaansgilde te Westkapelle, in Rond de Poldertorens, 50 (2008), p. 35-57.

[98] Sluis huwelijksboeken, extracten uit de notariële archieven 1645-1796  online. https://drive.google.com/drive/folders/0B5ON0rWnI7mHbzVteVhiOGRHOXc.

[99] VERWIJS & VERDAM, Middelnederlandsch woordenboek,  VI,  1907, p. 519.

[100] zie voetnoot 97.

[101] BRUGGE, Rijksarchief, Brugse Vrije 2° reeks – 12230:  originele Staet van goede ten sterfhuijse van  Marie  Jacoba De Maecker geliquideert den     1783.

[102] A. SANDERUS Verheerlykt Vlaandre behelzende … Eerste deel (1735)  VI boek p. 201.

[103] K. DILLEN Over huwelijk en poorterschap in Hoeke, een ville manquée (15de en 16° eeuw) in: Biekorf,  120 (2020), p.200-213. 

[104] P. SENTRIE Een demografische schets van West-Vlaanderen 1500-1850 deel I  Onuitg. licentiaatsverhandeling UGent (2007).

De parochiekerk Sint-Jacob-de-Meerdere te Hoeke en haar grafzerken uit de 16de, 17de en 18de eeuw

Johan Deckers

Rond de poldertorens
2021
02
050-081
BV
2025-01-07 16:19:27