☰ Extra

Een uniek restant van de bibliotheek van het laatmiddeleeuwse klooster Nazareth in Damme: handschrift 298 van de Gentse Universiteitsbibliotheek

Noël Geirnaert

Vijf jaar geleden vestigden we in Rond de Poldertorens de aandacht op de Moderne Devotie, een belangrijke laatmiddeleeuwse beweging binnen de katholieke Kerk, die streefde naar een vernieuwing van de religieuze spiritualiteit bij mannen en vrouwen, leken en geestelijken. Deze beweging ontstond in de oostelijke regio van het huidige Nederland vanuit de steden Zwolle en Deventer.  Enkele leken en kloostergemeenschappen in de Zwinstreek lieten zich in meer of mindere mate inspireren door de Moderne Devotie, die in de kloosters vooral verspreid werd door de ‘Congregatie van Windesheim’. Het ‘moederhuis’ van deze congregatie was gevestigd in Windesheim, nu een dorpje dat deel uitmaakt van de gemeente Zwolle, in de Nederlandse provincie Overijssel[1]. Daarnaast waren er nog de huizen van Broeders en Zusters van het Gemene Leven, die in de laatmiddeleeuwse stadscultuur geestelijken en leken samenbrachten in de geest van de Moderne Devotie. In het oude graafschap Vlaanderen vestigden Broeders van het Gemene Leven zich in Gent en in Geraardsbergen[2].

Het klooster Nazareth, het enige mannenklooster dat ooit in Damme heeft bestaan, was geïnspireerd door de Moderne Devotie. Nazareth ontstond in 1456, nadat twee Broeders van het Gemene Leven uit Geraardsbergen, Arnoud vanden Hende en Gerard Stampe, in samenwerking met het stadsbestuur in Damme een Latijnse school zouden oprichten. Dit initiatief bleek nauwelijks levensvatbaar. Gerard Stampe werd eerst opperkoster in Damme en vertrok in of kort na 1459 uit Damme, maar broeder Arnold vanden Hende begon nog in 1456 met de voorbereiding voor een regulierenklooster dat de regel van Augustinus zou volgen. Het stadsbestuur behield blijkbaar zijn vertrouwen in Vanden Hende, die op 27 februari 1457 als eerste prior samen met de overige leden van de kleine gemeenschap zijn kloostergeloften aflegde. Vanden Hende en zijn gemeenschap bleven verantwoordelijk voor de Latijnse School tot in 1458, hoewel het oorspronkelijk de bedoeling was dat de kloostergemeenschap zeker tot 1470 daarvoor zou instaan. Waarschijnlijk wisten de regulieren, die goed bekend waren met de onderwijsinitiatieven van Moderne Devoten in Leuven, Gent en Geraardsbergen, dat er in Damme geen voldoende mogelijkheden waren voor een Latijnse school met regionale uitstraling.

Toch moet dit bescheiden regulierenklooster, dat de Regel van Augustinus volgde,  wel enige culturele en spirituele invloed hebben gehad.  Eén van de inkomstenbronnen van de gemeenschap was het schrijfatelier dat diverse opdrachten kreeg van plaatselijke instellingen en waarschijnlijk ook van particulieren. Opmerkelijk waren de veelvuldige contacten van Nazareth met de belangrijke Brabantse kloosters van de Congregatie van Windesheim Groenendaal bij Brussel en Sint-Maartensdal in Leuven. Deze twee kloosters hebben een belangrijke rol gespeeld in het culturele leven van het laatmiddeleeuwse Brabant. Waarschijnlijk onder invloed van Nazareth werd het begijnhof van Damme, toegewijd aan Sint-Agnes, in 1466 hervormd tot een regularissenklooster[3].  Een regulier van het klooster Nazareth zou trouwens ook de kroniek van het Sint-Agnesbegijnhof op schrift hebben gesteld. Opmerkelijk is dat het Sint-Agnesbegijnhof grensde aan het regulierenklooster Nazareth: een akte van november 1474 omschrijft de ligging van het klooster als volgt: ‘sextendant lez les murs de la dicte ville (de Dam) jusques à la porte de nostre ville de Bruges et d’autre costé jusques au béguinage’[4] , vertaald: ‘dat zich uitstrekt aan de muren van genoemde stad Damme tot aan de poort naar onze stad Brugge, en aan de andere kant het begijnhof’.

Afbeelding1Afbeelding 1: Eerste blad van handschrift 298 van de Gentse Universiteitsbibliotheek, bovenaan de aantekening met titel en bezitsmerk van het handschrift (15de eeuw)

Tot nu toe was er geen enkel boek bekend dat afkomstig was uit de bibliotheek van het klooster Nazareth[5].  Toch kan nu op basis van onze kennis van de ligging van het klooster één handschrift aan Nazareth worden toegewezen. Nog niet zo lang geleden zijn de handschriften van de Gentse Universiteits-bibliotheek deskundig ontsloten, zowel in druk als online. Hoewel de vermeldingen van het eigendomsmerk van handschrift 298 zowel in de gedrukte catalogus als online  nogal onvolledig zijn, zetten ze ons toch op de goede weg[6]: handschrift 298 van de Gentse Universiteitsbibliotheek heeft op folio 1 recto een aantekening in een 15de-eeuwse  littera hybrida met zowel de titel als het eigendomsmerk van het handschrift: ‘Liber p(ro)prietatu(m) abdicandar(um) dom(us) an(n)u(n)tia-/tiationis beate dei genitrici(s) marie v(ir)gi(ni)s/ in dam p(ro)pe beginagiu(m) sive fossata muni(men)/tionu(m) site’  (afb. 1), vertaald: ‘Boek over de verplichting van het verzaken van eigen bezit, van het Huis van de Boodschap aan de Zalige Moeder Gods, de Maagd Maria, gelegen in Damme bij het Begijnhof en de versterkte walgracht’ .

Vergelijking van het eigendomsmerk met de omschrijving in de akte van 1474 maakt duidelijk dat het om dezelfde instelling gaat. Merkwaardig is wel dat het klooster Nazareth in het handschrift een andere benaming krijgt: het klooster van de Boodschap aan Maria. Toch hoeft dat niet te verwonderen voor wie de Bijbeltekst kent: ‘In de zesde maand werd de engel Gabriël van Godswege gezonden naar een stad in Galilea, Nazareth, tot een maagd die verloofd was met een man die Jozef heette, uit het huis van David; de naam van de maagd was Maria. Hij trad bij haar binnen en sprak: ‘Verheug u, Begenadigde, de Heer is met u…’ (Lucas, hoofdstuk 1, 26-38). De Boodschap aan Maria is dus in Nazareth gesitueerd en is als het ware een synoniem voor de al bekende kloosternaam.

Het handschrift uit de kloosterbibliotheek van Nazareth is op perkament, het meet 15 x 10,5 cm, het telt 55 beschreven bladen, in katernen van 4 bifolia. De eigenlijke tekst (f. 2r.-54r.) is geschreven door verschillende handen in een gotisch boekschrift van de tweede helft van de 15de eeuw (littera gothica hybrida libraria/formata).  De spaarzame verluchting bestaat uit rubricering, rode paragraaftekens en onderstrepingen, enkele rode initialen en één rode initiaal met uitgespaard wit (f. 2r., zie afb. 2).  De folio’s 1 en 54v-55v bevatten notities die dateren van na de opheffing van het klooster (16de tot 18de eeuw), die hier verder niet ter zake doen. Ook de band, perkament over karton,  is van latere datum (17de eeuw?).

Afbeelding2Afbeelding 2: Begin van het traktaat van Theodericus de Monasterio (Gent, U.B., hs. 298, f. 2r.)

Afbeelding3Afbeelding 3: Laatste twee bladzijden van het traktaat van Theodericus de Monasterio (Gent, U.B., hs. 298, f. 53v.-54r.)

De tekst van het handschrift is van de hand van de Duitse dominicaan Theodericus de Monasterio. In de titel van het handschrift op f. 1v. heet de tekst ‘Liber proprietatum abdicandarum’, wat we vertaald hebben als ‘boek over de verplichting te verzaken aan eigendom’.  De eigenlijke tekst in het handschrift begint met ‘ Tractatus magistri theodrici de monialibus ordinis beati benedicti’, en vervolgens komt de ‘Prologus’ van het tractaat waarin de auteur Theodricus de Monasterio (van Munster) zich richt tot de zusters benedictinessen van het Sint Egidiusklooster van zijn geboortestad. In feite gaat het om het tractaat ‘De vitio proprietatis ad sanctimoniales’ (over de ondeugd van eigen bezit voor kloosterzusters)[7].

De theoloog Theodericus de Monasterio (van Munster), ook wel Dietrich Kerkering genoemd, werd geboren ergens in het derde kwart van de 14de eeuw. Hij trad in de orde van de dominicanen. Hij studeerde aan de universiteiten van Praag (1380) en Heidelberg (1387-1388). In 1389 werd hij magister in de theologische faculteit van de pas opgerichte universiteit van Keulen, waar hij in 1400 tot doctor promoveerde. Hij bleef doceren in Keulen en vertegenwoordigde in 1414 zijn universiteit op het Concilie van Konstanz. Hij speelde een belangrijke rol in de kerkpolitiek van de eerste twee decennia van de 15de eeuw en hij overleed waarschijnlijk in 1422. Hij schreef een groot aantal brieven en preken en van hem zijn ook twee traktaten bekend, naast ‘De vitio proprietatis ad sanctimoniales’ ook ‘De potestate concilii et papae’ (over de macht van het concilie en van de paus)[8]. ‘De vitio proprietatis ad sanctimoniales’ is nog niet kritisch gepubliceerd. Er zijn slechts een paar handschriften bewaard van het werk. Eén van deze handschriften, nu in de Universiteitsbibliotheek van Bazel (Zwitserland), hs. A VIII 9, met het tractaat ‘De vitio proprietatis ad sanctimoniales’ op f. 173 – 189v., is gedigitaliseerd en online volledig in facsimile gepubliceerd[9]

Theodericus de Monasterio wilde met zijn traktaat de benedictinessen van zijn geboorteplaats ervan overtuigen dat streven naar persoonlijk bezit voor kloosterlingen die de gelofte van armoede hadden afgelegd niet was toegestaan en eigenlijk zwaar zondig was. De buurvrouwen van Nazareth, de begijnen van het Sint-Agnesbegijnhof, werden in 1466 regularissen, kloosterzusters die de regel van Augustinus volgden. Zoals hierboven al werd aangestipt gebeurde dit naar alle waarschijnlijkheid onder invloed van Nazareth. Begijnen legden in tegenstelling tot kloosterzusters geen geloften van armoede af. Ze hadden dus persoonlijk bezit, waarvan ze bij hun overgang naar het statuut van kloosterzusters afstand moesten doen. Wellicht hebben de regulieren van Nazareth inspiratie gezocht in het werk van Theodericus de Monasterio om ook hun buurvrouwen te overtuigen van de noodzaak als kloosterzusters hun gelofte van armoede ernstig te nemen .  

Voetnoten

 [1]   N. Geirnaert, ‘Sporen van Windesheimse invloed in de Zwinstreek’, - Rond de Poldertorens, 57 (2015), p. 134-181. Over de Moderne Devotie bestaat nu een zeer interessant en overzichtelijk naslagwerk: A. Dlabacova en R. Hofman (red.), De Moderne Devotie. Spiritualiteit en cultuur vanaf de late Middeleeuwen, Zwolle, 2018.

[2]    N. Geirnaert, ‘Gent. Domus sancti Jheronimi’, - W. Leesch, E. Persoons en A. G. Weiler (red.), Monasticon Fratrum Vitae Communis, I: Belgien und Nordfrankreich (Arcief- en Bibliotheekwezen in België, extranr. 18),  Brussel, 1977, p. 47-69 en Id., ‘Geraardsbergen. Domus sancti Johannis evangelistae sive Gregorii’, - ibid., p. 71-77.  

[3]    Regularissen: vrouwelijke regulieren.

[4]    Rijksarchief Brugge, Charters met blauw nr. 5037. Op de kaart van Damme door Jacob van Deventer (1560) zijn het klooster en het begijnhof weliswaar aangeduid, maar het is op deze kaart niet helemaal duidelijk waar de grens tussen de twee instellingen precies ligt. Op de kaart Brugge van Marcus Gerards (1562), waarop Damme ook wordt weergegeven, is dat wel enigszins duidelijker.

[5]    Voor een overzicht van alle gegevens m.b.t. Nazareth, zie N. Geirnaert, ‘Le prieuré de Nazareth à Damme’, - Monasticon belge, tome III, Province de Flandre occidentale, vol. 4, Luik, 1978, p. 1019-1026. Alle bekende handschriften en incunabelen uit de Zuidelijke Nederlanden die kunnen worden toegewezen aan een bepaalde instelling (abdij, klooster, kapittel…) zijn per instelling geïnventariseerd door A. Derolez, m.m.v. Th. Falmagne en L. Otis, Corpus Catalogorum Belgii. The Medieval Booklists of the Southern Low Countries, vol. VII: The Surviving Manuscripts and Incunables from Medieval Belgian Libraries, Brussel, 2009:  Nazareth (Damme) komt er niet in voor.

[6]    A. Derolez, m.m.v. H. Defoort en F. Vanlangenhove, Medieval Manuscripts Ghent University Library, Gent, 2017, p. 126; www.lib.ugent.be/catalog.

[7]    Zie noot 6.

[8]    Art. Theodericus de Monasterio (Dietrich Kerkering) - Geschichtsquellen des deutschen Mittelalters op www.geschichtsquellen.de en Hoogeweg, ‘Münster, Dietrich von’, - Allgemeine Deutsche Biographie, 23, 1886, p. 25-27 op www.deutsche-biographie.de.

[9]    www.e-codices.unifr.ch. Naast het Gentse en het Bazelse handschrift is nog een handschrift bekend uit de Parkabdij bij Leuven, nu Brussel, KBR 21989 (2206), zie Derolez, Corpus, p. 275, nr. 3646.

Een uniek restant van de bibliotheek van het laatmiddeleeuwse klooster Nazareth in Damme: handschrift 298 van de Gentse Universiteitsbibliotheek

Noël Geirnaert

Rond de poldertorens
2020
04
111-115
BV
2024-12-04 09:32:39